B S N N E N L A I\ I).
Schagen29 Mei 1861.
l)e noodlottige Parapluie.
De w etgeving van Pensylvaniëheeft een bill aangenomen
tot het. sluiten eener leening van 4 milloen dollars en tot
het leveren van 15 regimenten meer, dan door den president
Lincoln gevraagd werd. De stoomboot Pembroke is met ver
sterking van Boston naar fort Montroe vertrokken. Alle
bruggen tusschen Washington en Baltimore zijn, op een na,
hersteld. Men rekent, dat thans 300,000 vrijwilligers hun
ne diensten aan de bondsregering hebben aangeboden. Meer
clan 400 vaartuigen van de visschersvloot zijn Father Point
gepasseerd.
Den tweeden Pinksterdag zijn op de verschillende stations
van den lloll. ijzeren spoorweg 14,500 plaatsbilletten afge
geven.
Omtrent de verwoestiogenaangerigt door den vreesclijken
brand, welke in den nacht vau den lüden op den llden Mei het
kanton Glarus, en daarmede het geheele roet Glarus in lief en leed
*oo naauw verbonden eedgenootschap, heeft getroffenzoo blijkt
ons thans uit eene brochure, welke dezer dagen te Zur ch is ver
schenen onder den titel fier grosse Brand in Glarus dal de uit
gestrektheid der ramp nog veel ontzeltendernog veel geduchter
was dan wij meenden. Zoo toch lezen wij hierdat de wel varendedoor
eene bedrijvige en vlijtige bevolking bewoonde hoofdplaats van het
kanton die van jaar tot jaar in bloei toenam, in een onheilzwan-
geren noodlottigen nacht bijna geheel eene prooi der vlammen is ge
worden. Niet minder dan 500. meestal aanzieulijke huizen liggen
in asch ongeveer drie duizend inwoners zijn zonder dak en moeten
aan een vreemden haard eene toevlngt zoeken, ftlet het grootste ge
deelte van het weleer zoo schilderachtig gelegen liefelijke vlek
werden ook de meeste openbare gebouwen door het vuur verteerd.
De groote pastoriekerk staat als een uitgebrande puiuhoop daar;
bare jeugdige harmonisch luidende klok ügt iii asch en puin ge
smolten. Van het kantonnale stadhuis zijn slechts een paar naakte
muren over. Het mccrendeel der overige openbare gebouwen deelt
in dit lot.
Aan liet Provinciaal Gouvernement ven Noord-Holland,
zijn op 23 Mei de onderstaande werken aanbesteed bij in
schrijving en opbod: 1. Het bouwen van eene kapitale schut
sluis beoosten de Willemsluis, aan den ingang van het groot
Noord-Hollandscbe kanaal, waarvan aannemen is de heer
K. Kooij wonende te Amsterdam, voor f558000. 2.
Van eenige veruieuwiugen aan het dak der Hervormde kerk
te Leimuinen aannemer de heer W. Bonda wonende te
Onde-Wetering voor f 1200.
Dezer dagen beeft men te Stavelot (België) in een
bosch, een geraamte gevonden, hetwelk men denkt te zijn
van een twintigjarig meisje woonachtig te Grand-llalleux
(Luxemberg) en dat sedert September 1.1. uit het vaderlijk
huis was verdwenen. De toestand van het lijk doet vermoe
den dat dit meisje waarschijnlijk in het bosch verdwaald
zijnde, er omgekomen is en dat haar lijk langen tijd tot
voedsel heeft gestrekt aan de dieren. Armen en beenen waren
Ik gevoelde mij nergens zoo te huis, als in de atelier van
mijnen vriend Gustaaf W. een onzer jongere veldslagschil-
dtrs. Zijne werkplaats een voortdurend kabinet van helmen,
kurassen, lansen, sabels, ridderlaarzen en paardentuigen bragt
mij steeds in etr.e weldadige historische atmospheer, die bij
de moderne koffij, die wij dronken en de nog moderner ciga-
ren, die wij rookteneen eigenaardig contrast vormden. Zoo
zaten wij op zekeren dag ook rookende en schertsende onder
den ouderwetschen rommeltoen ik op eens bemerkte, dat ik
door ons gesprek mijnen tijd vergeten had.
„Nu tot wederzien, mijn vriend," zeide ik opstaande.
„Vacht een oogenblik," antwoordde hij, „ik ga mede."
Te gelijker tijd brak, even als of de groote Sluiswachter
slechts op dit teeken gewacht had, eene van die regenbuijen
los, die daarom echter niet minder ouaangenaam zijn, hoewel
zij karakteristiek tot het jaargetijde het was in den naherfst
behoorer..
„Neemt gij uwe parapluie niet mede?" vraagde ik, toea
ik hem marschvaardig zag.
Zonder mij te antwoorden, trok hij een vreeselijk lelijk ge-
zigt, deed vervolgens eene van die regenjassen aan, waarin de
mensch er even als eene eetbare slak zonder slakkenhuis uit
ziet, en liep zwijgend naar de deur.
Hierop gingen wij Daar buiten. Hij wees mijnen arm en
de helft vau mijne parapluie die ik hem aanbood af, liever
verkoos hij naast mij te gaan en zich door den van mijne
parapluie afloopende regen te laten bedruipen. Natuurlijk ver
wonderde mij zulks cn ik droug er op aandat hij digter
bij mij zou komen, hij zeide echter met een zucht:
„Neen, neen, de parapluie heeft onlangs eenen te noodlot
tigen rol in mijn leven gespeeld."
Bij deze verbinding van het ongeluk aan de parapluie
kon ik mij niet langer van lagchen onthouden.
„Gij lacht?" vraagde hij bijna beleedigeud.
„Ja ik lach bij het denkbeeld, dat eene zamenstelling van
van dè romp gescheiden cn het vlecsch was cr afgeknaagd».
Van het hoofd, dat nog aan den romp vast wasbleef niets
over dau lange haarlokken en bij het lijk lagen de kleederen
aan stukken versehenrd.
In den nacht van 23 op 24 Mei, is een stoute dief
stal met braak gepleegd, ten huize van den heer Schröder;
in manufacturen, op de groenmarkt, te 's Ilage.
Uit Antwerpen schrijf men het volgende. Een aldaar woonach
tig landschapschilder wiide een door hem vervaardigd stuk op de
jongste expositie te 's Gravenliage ten toon stellen Hij veriond het
derhalve behoorlijk geadresseerd per diligence van Gend en Loos,
en gaf den secretaris der expositie schriftelijk van zijne toezeuding
kennis. Later hij toeval te 's Gravenhage zijnde, bezocht hij de
tentoonstelling, doch ontwaarde tot zijne verbazing, dat zijn naam
wel in de catalogus, doch zijn stuk niet op de expositie prijkte.
Ten gevolge van een nader onderzoek bleek het, dal bij vergissing
het schilderstuk door de bedienden van genoemde diligence-onderne-
mio» niet aan de kunsttentoonstelling, maar aan de commissie der
groote verloting voor den walernood te 's Ilage was bezorgd, waar
men het intusschen, onder stillen dank aan den milden Antwerpschen
kunstenaar, als prijs voor de verloting beschouwd, en als zoodanig
tentoongesteld en verloot had, zoodat het stuk reeds in hel bezit
van den gelukkigen winner was overgegaan. Daar het nn redelij
kerwijze van dezen laatste niet was terug te vorderen, toonde ge
noemde expediteuren, onder wier beheer de verkeerde bezorging had
plaats gevonden, zich bereid, den kunstenaar schadeloos te stellen,
waartoe ook de commissie vau de verloting voor den watersnood
het hare heeft bijgedragen. Men voegt er bij, dat dit voorval bij
vele exposauteu den stillen wensch heeft doen ontstaan, dat ook
hunne stukken op dergelijke wijze aan een verkeerd adres mogten
besorgd wolden.
Amsterdam, 21 Mei. Bij hel Provinciaal Geregtshof in Noord-
Holland werd gisteren onder voorzitting van Mr .1. M. van Maa-
nen behandeld de zaak van Nicolaas Kern, oud 28 Jaren, gebo
ren te Lessinghausen in Nassau, laatst wonende te Alkmaar, beschuldigd
van in den nacht van 5 op G Scpt. 11., in het door hem en zijnen
broeder l'eter Kern, beiden kooplieden in aardewerk en manufac
turen, en aan J. Relie in eigendom toebehoorende huis. gelegen
aan den Achlerdam te Alkmaar, opzettelijk brand te hebben ge
slicht, ten gevolge waarvan niet alleen een gedeelte van het huis,
maar ook de gedeeltelijk aan hem, maar vooral aan zijnen genoemden
broeder toebehoorende roerende goederen en winkelwaren welke
tegen brandschade waren verzekerd zijn vernield of beschadigd,
terwijl te voorzieu wis, dat daarbij ecnig roenschenleten kon wor
den in gevaar gebragt. Hel O. M. wordt waargenomen door Mr.
Schooneveld, advokaat-generaa! als veidediger is den hesch. ambts
halve toegevoegd Mr. Fe:til De bezwaren legen den beschuldigde,
die hardnekkig alle schuld blijft ontkennen gerezen bestaan o. a.
daarin, dat de brand is ontstaan in twee vei sein 1 lende gedeelten
Tan het huis de winkel en de keuken die met elkander in geen
hel minste verband staan en welk gedeelte volsliekt geen commu
nicatie met elkander hadden op den oogenblik dat de brand »an
buiten al werd ontdekt. De besch.. die deze omstandigheid trac'tle
op te helderen beweerde, dat de kat hel vuur uil de keuken ont-
vlugteude xich met haar brandend ligehaam in een in den winkel
staande papieren mand had gevvorpen en zoodoende het vuur had
medegedeeld. Hier tegen vverd echter opgemerkt dat men de kat
na den brand ongedeeld had gezien. Hel bleek overigens dat de
besch., die aanvankelijk onder groot misbaar, aan eenigeu der ge
tuigen had beweerd dood arm en niet verzekerd te zijn bij de
brand waarborg-maatschappij te Zutphen voor een veel belang
rijker som was geassureerd dan de nietige inboedel waard was,
ook had hij toen de brand ontdekt was wel gekleed bepakt en
gezakt met al het geld bij zich dat hij bezat, de woning verlaten
hout, staal, balein en zijde, iels dat mij beschermt en u door
en door nat maakt, een werktuig van het noodlot kan zijn.'
„Zij maakt mij thans door en door natdit is mij onver
schillig, doch vroeger was zij mij vrij noodlottig, hoor en oordeel.
„Kom dan wat digter bijanders zal ik u niet half kan
nen verstaan."
Dit hielp, hij gaf mij een arm, wierp een laatsten blik vol
wrevel op de parapluie en begon aldus.
„Nog tot voor eenige dagen had ik een jong meisje tot over
buur, dat met hare ouders in het tegen over mij staande huis
woonde. Ik vond haar behoorlijk. Zij was eene buitengewone
schoonheid, die het niet aan verstand en moed ontbrak en die
eenmaal eene goede moeder, echtgenoot en huisvrouw beloofde
te worden; stond som3 een vau ons beiden aan het venster dan
werd de andere door een soort van onbekend magnetismusook daar
naar toe getrokken. Wij wisselden te zamen geheime blikken
dat was onze geheele verstandhouding. Gij weet, men is, hoe
zal ik zeggen, somtijds zeer onhandig, wanneer men verliefd
ia.
„Dus bemint gij haar?"
Wel zeker; op zekeren avond, het zal ongeveer nu twee
maanden geleden zijn, regende het als gewoonlijk. Ik gioS
met dit nuttige, thans door mij gehaatte instrument uit. Spoedig
begon de regen zoo hevig te wordendat ik onder eene poort
mijne toevlugt zoeken moest. Naauwelijks was ik er binnen
getredenof wat zie ik mijn buurmeisje wachtte daar even
als ik het ophouden van den regen af. Gij kunt u mijne ver
rassing en vreugde voorstellen. Niet eene vreugde die zij ech
ter zocht te verbergenvertelde zij mij dat dit slechte weder
zeer onaangenaam voor haar was, daar hare ouders over haar
lang uitblijven zeker ongerust zouden zijn. Op dit oogenblik
begon de regen iets te bedaren. Ik verzocht haar daar wij
toch een en denzelfden weg moesten gaanmijne parapluie en
mijnen arm aanlenemen. Onder weg verhaalde zij mij waarom
zij zich zoo laat op straat bevond. Haar vader had haar naar
hare zieke tante gebragt, die beloofd had haar weder naar
huis te zullen doen geleiden. Toen zij echter zou terug keeren