ITALIË. Turijn 27 Mei. Uit Rome wordt gemeld dat koning Frans II nog steeds alle moeite doet, oui Napels in opstand te brengen. Een paar dagen geledeu is een wagen beladen met wapenen en geld naar de grenzen vertrokken om van daar door de bandieten te worden afgehaald. Een inwoner van Ascolidie bekend staat wegens zijn roofzucht, ver klaart openlijk, dat hij, op last van den Napelschen ex-ko ning, 600 man uit de heffe des volks heeft aangeworven, welke op het eerste bevel het Napolitaansche grondgebied zullen betreden, om daar te rooven en oproer te stokenko ning Frans, die geene kans meer ziet om op zijn troon te geraken, verlaagt zich thans om met moordenaars en dieveiT verbindtpuissen aan te gaan. RUSLAND. Warschau28 Mei. De keizer van Rusland heeft vóór zijn vertrek naar Moskou de hervormingswetten voor het koningrijk Polen onderteekend. De noodlottige Paropluie. lt I E N L A IN I>. Schagen, 5 Junij 1861. kloosterkerk te Lezaysk (Gallië) eensklaps geroependat er brand was ontstaan. Toen de menigte naar buiten wilde dringen, klonk een andere kreet: r/Voor de kerk wordt ge moord, even als te Warschau!" Daarop drong de menigte weder binnen, de deuren werden gesloten en er ontstond eene schromelijke verwarring tot dat de gendarmerie de deuren openbrak, de menigte naar buiten voerde en haar overtuigde, dat daar geen gevaar dreigde. Intusschen was er werkelijk in den schoorsteen van het klooster brand ontstaan, welke echter spoedig werd gebluscht. Door het geweldig ge drang heeft men evenwel vier menschenlevens te betreuren gehad, terwijl elf personen min of meer ernstig gewond wer den. Napels, 30 Mei. De verontrustende berigten door de reactionnaire bladen, omtrent den toestand van Napels openbaar gemaakt zijn te eenemale bezijden de waarheid. Alles is hier rustig. Te Warschau zag men tegen den 30sten de openbaarma king te gemoet van de vrijlating der politieke gevangenen, zoo mede de heropening van den schouwburg. Gisteren heeft in de II. Kruiskerk een treurdienst voor graaf Teleki plaats gehad, waarbij een talrijk publiek tegenwoordig was. Vervolg en Slot.) „Wel zeker, wel zekerI" bromde de oude heer. „Welnu." hernam zij, deze heer heeft mij ontmoet, en mij zijne parapluie aangeboden, en tegelijkertijd, mij om Jennij's hand verzocht." „Mijnheer? Waarom zeidet gij mij zulks niet dadelijk." „Wel gij wildet immers naar geene reden luisteren! ant woordde de kleiue dame meesmuilende. Het scheen mij, dat ik den vader ook behaagde, want terwijl hij nog steeds mijne hand vasthield, als of hij mijne vingers wilde plat knijpenvervolgde hij „Ik geloof u, gij zyt een moedig jongmensch ik houd u voor een man van eer, vertel eens, wie gij zijt? en wat gij doet? „Mijn Godheer overste," zeide ikverheugd over de wen ding, die de zaak nam, „wij zijn nog maar een paar schre den van mijne woning verwijderd. Zoo gij de moeite wilt nemen, een trap op te klimmen, en mij de eer te bewijzen mijn atelier te bezoeken." „Welk atelier? „Een schilders atelier." „O! zijt gij schilder?" „Ja, veldslagschilder." „Ytldslagschiider! Bommen en granaten! jonge vriend, ik ben inderdaad verheugd met u keunis te maken!" „Wij klommen naar boven. Bij den aanblik van mijne ka merversiering van oude wapens eu ander krijgstuig bleef hij staan en vestigde zijne oogen daarop, hij rigtte zijne hooge gestalte omhoog, en tranen bevochtigden zijne ruwe oogleden Plotselings liep hij naar mijn schildersezelhet tooneeldat ik toenmaals onder handen hadscheen hem aan te trekken. Het was, zoo als gij weet, de slag bij Leipzig. Hij beschouwde het eenige minuten, en riep toen uit: „Bravo! zoo was het! de Franschen vormden een carré, de ligte kavalerie grijpt hen in de flank. Ahja welzij wordt terug geslagenNu werd de zware kavalerie tot front aanval gecommandeerd, ik was daarbij God weet hoe het daar toeging! De kurassiers, daar zijn zij .1 Het fransche carré werd verbroken! verplet terd 1 „Hij behoefde slechts drie duimen, met zijne levendige ges- ticulatiën digter bij te komen, om schilderij, ezel en alles in stukken te slaan. Nog een oogenblik bleef hij voor de scbil- Staten-Generaal EERSTE KAMER. Zitting van Woensdag 29 Mei. Aan de orde is de voortzetting der beraadslaging over de nieuwe regterljke inrigting. De MINISTER VAN JUSTITIE vervolgde zijne gisteren gehouden rede, tot verdediging van het wetsontwerp. Na re- en duplieken, is het wets-ontwerp tot de REGTERLIJKE ORGANISATIE aangenomen, met 25 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen de heeren van Eysinga, Fransen van de Putte, van der Lek de Clercq, van Swinderen, Cost Jordens, van Roven de WeelTaets van Amerongen Cremert? Toiickens en Phiiipse. Daarop zijn de wetsontwerpen tot verhooging van het hoofdstuk Marine der staatbegrooting van 1860 en tot rege ling van het batig slot over 1858 met algemeene stemmen aangenomen. Vervolgens zijn de discussiün over de defini tieve begroeting voor Koloniën aangevangen. Zitting van Donderdag 30 Mei. In deze zitting zijn de beraadslagingen voortgezet over het wetsontwerp tot definitieve vaststelling der begrooting voor koloniën. Nadat onderscheidene leden en de Ministers voor Kolo niën en Buitcnlandsche Zaken nog gesproken hadden is de begrooting van Koloniën met algemeene stemmen aangeno men. Daarna zijn ook de wetsontwerpen betrekkelijk de landverhuizers en de aardhaling aangenomen. Zitting van Vrijdag 31 Mei. In deze zitting zijn ingekomen: lo. een schriftelijk berigt van den heer Fransen van de Putte, dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen; 2o. twee missives van den Min. v. Kol., ten geleide van gedrukte stukken, zijnde een daarvan de rekening van het Indische muntwezen. Aan de orde is de beraadslaging over het wetsontwerp lot wjzWxng der wet op de brievenposter j. De Minister van Financiën begint met de beantwoording der aanmerkingen, in het eindverslag medegedeeld waarua de Kamer tot. stemming is overgegaan. derij staanen wer.dde zich vervolgens tot mij. „Gij hébt mij het schoonste oogenblik verschaftdat ik se dert lang gehad heb. Gij zijt mijn man, mijne dochter be hoort u en ik ben geheel de uwe." „Hierop omarmde hij mij zoo harrtelijk dat hij mij zonder den schreeuw, die ik uitte, ongetwijfeld dooJ gedrukt zou hebben." „Laat ons thans eens zakelijk praten," vervolgde hij; ik geef mijne Jenr.ij 10,000 daalders mede ten huwelijk cn be waar het dubbele bedrag voor later, bevalt u zulks? „Oheer oversteriep ik ten hoogste gelukkig uit. „Doch voegde ik er bij„laat mij ook van mijne zijde „Uwe toestand? welnu, mijn God, gij zult toch wel zoo veel verdienendat gij daarvan leven kunt „Ongeveer vijftien honderd daalders jaarlijks." „Te duivel, dan zult gij rijker zijn dau wij, vijftien hon derd en vijf honderd maken te zamen twee duizend. Uan hebt gij twee duizend daalders inkomen. Ons blijven dan met mijn pensioen nog ongeveer achttien honderd over, „zeide hij tot zijne viouw. „Dat is meer dan wij benoodigd zijn, niet waar kleine wij zullen dan allen gelukkig zijn." „Hij breidde op nieuw zijne armen naar mij uit; ik was op mijne hoede en voorkwam deze omarming, doordien ik zijne beide handen vatte; by zijne verrukking, zou ik dan onge twijfeld het leven hebben ingeschoten." „Het is uitgemaakt!" zeide hij, terwijl hij mij de hand schudde. Met Jennij zullen wij geene zwarigheid hebben. Uw schilderstuk, „ging hij voort, enkeerde zich ten laatste male naar de schilderij, is een waar meesterstuk; maar „M'at bedoelt gij?" „Nudat gij uwe Franschen te mooi maakt Van dit oogenblik af stond zijn huis voor mij openwaarin ik vroeger te vergeefs getracht had toegang te erlangen. Bij mijne menigvuldige bezoeken leerde ik mijne buren hoe langer hoe meer hoogschatten. De oude krijgsman was een der be minnenswaardigste menschen die ik gekend heb. Zijne vrouw was inweerwil van het kleine overblijfsel harer koketterie eene goede, lieve vrouw, en Jennij was een engel. De over ste bezocht mij dikwijls op mijne werkplaats. Bij elke zijner bezoeken liet hij zijn ei.thusiasmus voor mijne schilderij ten duidelijkste blijkenterwijl hij zich echter niet kon onthouden telkens uitteroepen „Het is volmaakt! levendig, heerlijk! doch gij maakt uwe Franschen tc fraai „Daar het mij niets kostte, om hem genoegen te gereo,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1861 | | pagina 2