Blokzijl, 8 Junij. Een paard heeft in eene nabij deze stad gelegen weide achtereenvolgend zes jonge lammeren met den bek verscheurd. Men is er eerst na groote moeite in ge slaagd, l:et dier uit de weide te brengen. Leiden, 7 Junij. In den nacht van den 5deop den 6den dezeris een rijtuig met 9 Leidsche studenten binnen het dorp Sassenheira door circa 50 met dikke stokken gewapende wanspersoneu aangehouden, met dat gevolg dat genoemde studenten, na eerst hevig geslagen te zijn, vervolgens, ter wijl men hun toeriep: «je geld of je leven," beroofd zijn ge worden van al het geld dat zij bij zich haddenja zelfs een hunner van zijn horologie en verscheidene van hunne petten. Men verneemt dat deze zaak reeds in handen is van het openbaar ministerie, terwijl het te wenschen is, dat het aan de antoriteit moge gelukken de daders in handen te krijgen. 2~. Dat op het verzoek van den hulp-onderwijzer H. P. Jul sing afwijzend is beschikt opgrond, dat bij voornoemd besluit is bepaald, dat de te benoemen hulp-onderwyzer, zich in den kortstmogelyken tijd immers binnen twee jaren, in de engel- sche taal zal moeten Bekwamen, dat daaraan tot heden niet is voldaan, en het afleggen van het examen als hoofd-onder- wijzer niet in het byzonder belang van het lageronderwijs voor deze gemeente kan geacht wordenwaarvan de adressan ten zal worden kenuis gegeven. Bij een der inwoners der stad Zalt-Bommel had dezer Jagen het volgend ongeluk plaats. Naardien men daar bezig was «et het zoogenaamde schoonmaken wilde eene vrouw, wijl het begon te regenen, de bedden, die men op de plaats gebragt had, binneD brengen. Bij het opnemen van voorwer pen stortte de put van de privé inwaardoor zij met twee bedden mede daarin zakte. Op haar noodgeschreeuw snelde de man des hnizes toe, maar ook dczedeelde in hetzelfde onge val. Zeer zeker zoude beide daarin omgekomen zijn, zoo geene andere hulp die meer beraden handeldeware toegesneld, en hen uit de regt onaangename plaats opgehaald had. Uit Vlissingen meldt men aan de iliddelb. Ct. het vol gende: In den nacht van Dingsdag op Woensdag was een publiek huis alhier gesloten omdat men er een huiselijk feest vierde. Eenige matrozen klopten er des avonds aan en schijnenop de weigering om te openente hebben voorgewend dat be ambten van policie den toegang verlangden. De kastelciu ontsloot daarop in persoon de deur en werd op het zelfde oogenblik op verraderlijke wijze aangevallen, waarbij hem met een mes eene gevaarlijke wonde in de on derbuik werd toegebragt, aan de gevolgen waarvan de onge lukkige nu reeds is bezweken. Twee andere personen ont vingen mede ernstige verwondingen. De daders zijn in hech tenis genomen. VERGADERING van den GEMEENTERAAD. Zittingden 3 Junij 1861. AfwezigDe heer Cs. de Heer. De vergadering door den heer Burgemeester geopend en voor gezeten. Door den Secretaris worden gelezen de notulen van het ver handelde in de Vergaderingen van 6, 13 en 20 Mei jl., die na wijziging van een paar woorden in die van 20 Mei worden goed gekeurd. De Voorzitter brengt ter tafel, twee heden bij hem ontvangen adressen aan den Raad, door den onderwijzer A. de Rooij en den hulp-onderwijzer H. P. Julsing alhier, strekkende het verzoek van A. de Rooij om de toelaag van f 50, die hij vroeger uit 's Rijks kas heelt genoten en nu is ingetrokken, voortsan uit de gemeen te kas te mogen genieten, en den van den hulp-onderwijzer II. P. Julsing, strekkende ten verzoeke, om zijne jaarwedde van f400 te willen brengen op f450 op giond dat bij door het afleggen S begon te gelooven dat hij gek werd. Hy kwam hier met het voornemen, om zich op het graf van zijne bruid, dood te schietencn vond er een hem geheel onbekend persoon, die hem even woest antwoordde, als hij hem ondervraagde, die zich even als hy, het leven benemen wilde, en die ins gelijks dit graf voor dat van zijue bruid aanzag. „Ik bid u, mijnheer, te willen gelooven," zeide S dat ik van geen gekscheren houdt Hebt in Gods naam de goedheid heen te gaan en mij hier alleen te laten." „Dus zou ik heen gaan om u alleen te laten En wat wilt gij dan hier doen „Niets anders, dan wat gij ook voornemens zijt. Ik wil mij hier doodschieten." „Zijt gij gek V n „Ik heb cr reden genoeg toe. In dit graf ligt mijne bruid." „Mijnheer, gij maakt mij driftig. Zij die hieronder de eeuwige rust geniet was mijne bruid." „Hoe is uw naam P' „Dit doet niets terzake, ik heb immers den uwe niet ge vraagd. Gij belastert een meisjedat reeds dood isvoeg er nog bij dat zij slecht geweest is en er twee bruidegoms te gelijk opnagehouden heeft, zoo gij voornemens zijt u dood te schietendan zult gij ongetwijfeldzoowel als ikeene pistool bij u hebben. De afstand is reeds bepaaldgij gaat aan het eene einde van het graf staanen ik aan het andereen van daar zullen wij op elkander vuren." „Gij hebt heden het zeldzame geluk, steeds dat te raden, wat ik ook zeggeu wilde. Juist heb ik u hetzelfde voorstel willen doen." van Examen als hoofd-ondcrwijzer daarop, naar aanleiding van het Raadsbesluit van 3 October 1859 aanspraak meent te kunnen maken waarover gedelibereerd en overwegende dat 1. in het verzoek van den onderwijzer A. de Rooij zooals hem vroeger reeds is te kennen gegeven niet kan worden ge treden, dat echter in aanmerking genomen de omstandigheden zijner ziekte, werd by meerderheid van stemmen besloten hem eene toelaag voor eens, uit de gemeente-kas te geven ten be drage van f 25. De voorzitter geeft mededeling dat het verschil lusschen de gemeente Callantsoog en deze, betreffende de gedane bedeeling aaneen alhier wonend behoeftig huisgezinin eerst genoemde gemeente armlastig tot wederzijds genoegen bij transactie is be ëindigd. De voorzitter geeft te kennen dat er op de gemeente-begroo ting over 1860 posten voorkomen, wier uitgaven eenigns" hooger loopen dan de daar voor uitgetrokken sommenals zijnde wegens dijk- en polderlasten enztot welker uitgaaf bij af- en overschrijving des raads magtiging wordt verzocht, waarin door den raad wordt bewdiigt, en zal bij raadsbesluit overeenkomstig de art. 214 en 215 der gemeentewet de goedkeuring van Heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie worden verzocht. De voorzitter geeft mededeeling van de op heden door Burge meester en Wethouders gedane opname en verificatie van de ge meentekas, ten kantore van den gemeente ontvanger en alles in orde te hebben bevonden, wordt voor kennisgeving aangenomen. Eindelijk werd door een der leden te kennen gegeven, dat het hem meermalen is gebleken dat, door de schipperij bijihet verhalen hunner vaartuigen dikwijls veel nadeel aan de walschoei- jingen en op den kant staande boomen wordt gebragt, als door het met de haken in de schoeijings-planken te steken of daaraan vast te haken en het vast leggen der vaartuigen met touwen aan de boomen, alles zeer ten nadeele strekt der gemeente als wor dende schoeijingen en boomen daardoor vernield. Zoude wen schen, dat daartegen eenige strafbepalingen in het policie re glement voor deze gemeente konden worden opgenomen, waartoe werd besloten. Geene bijzondere voorstellen meer te doen zijnde, werd de ver gadering gesloten. M A II KT li E ItIG T E N Srhagen 6 Junij 1H6I. Aangevoerd 6 Paarden f 45 a 90; 15 magere Gelde Koei- jen f 90 a 130; 25 melk Koeijen f 80 a 140; 19 Vaarsen f 40 a 80; 21 nuchtere Kalveren f4 a 7; 150 magere Over- houders f 16 a 26; 2 vette Schapen f 25; 150 melk Schapen f 14 a 20; 1188 iulandsche Lammeren f 5 a 9; 1050 ge kruiste Lammeren f8 a 12; 19 Bokken Geiten f 0.60 a 4.50; 14 magere Varkens f 12 a 24; 1 Zeug f 86; 83 Biggen „Operbest, laten wy onze posten innemen." Zy plaatsten zich in postuur en mikten. Ieder rigtte den loop van zijne pistool op het hart van zyne tegenpartij. „Een, twee Op dit oogenblik lieten beide hunne pistool zakken. „Ik ben op een idee gekomen." „Ik ook, doch gij hebt het my weer afgewonnen." „Ik dacht de doodc, zou het beste kunnen bewijzen, wiens bruid zij tijdens haar leven geweest is." „Ik had juist dezelfde gedachte. Aan eene harer vingers zal zich eenen bruidsring bevinden; wiens naam op dezen ring gegraveerd is, dien is zy' getrouw geweest." „Juist zoo laat ons de zerk opgraven." „Op weg hier naar toe zag ik eenen schop en een houweel. Hier zijn zy." „Zeer goed laat ons nu beginnen." „Hij, wiens ring wij aan haren vinger vinden, schiet zich dood, de andere legt hem naast zijne bruid en gaat heen, dat blijft bepaalt." De beide mannen legden hunne pistolen op den grond, grepen spade en houweel, maakten het graf open, vondeD de kist, braken het deksel er af en vonden daarin eenen wassenpopmet het sprekend getroffen gelaat der bruiddie, God weet waar vooreen kijklustig publiek welligt, waag- halzige kunsten maaktevermits zij met den clown van een rijzenden paarderijders troep, voor hare beide bruidegoms de vlugt nam

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1861 | | pagina 3