ZWEDEN.
stokholm3 Sept, Heden had in de badinrigting voor
vrouwen op Kiistellholmen eene openbare voorstelling plaats
in de zwemkunst, welke door de koningin, hare dochter, de
lOjarige prinses Louise, en een zoo groot aantal heeren en
dames als de niet zeer groote inrigting kan bevatten, werd
bijgewoond. Aan de meestal welgelukte zwemoefeningen na
men 30 meestal jongere vrouwen deel.
Schagen,18 September 1861.
Op mijn kasteel
's Gravenhage 10 Sept. Heden morgen heeft de koop
man L. alhier zich door verdrinking van het leven beroofd.
Huisselijke twist schijnt hem tot die wanhopige daad te
hebben geleid. Zijn lijk is reeds uit het Kanaal opgevischt.
B Uil G E11L IJ Ii E STAM).
Geboren9 Sept. Arend Corneliszoon van Willem Arnol-
langs een koopman tot eene boete van 100 dollars veroor
deeld omdat hij aan eene negerin eene crinoline ver
kocht had.
Het mailstodmsehi|> Bohemkin heeft berigten aange-
bragt uit New-York loopende tot 31 Aug. Daaruit verneemt
men o. 8. nog, dat de nederlaag van kolonel Tyler (van het
bondsleger) bij Sutnmersville in Westelijk Virginie wordt
bevestigd. Volgens eene dépêche van generaal Cox uit
Gaulljbridge van 29 Aug., aan den gouverneur Denison,
werden 15 man der bondstroepen gedood en 40 gekwetst.
Een groot gedeelte van het 7de regiment van Ohio werd
uiteengejaagd. De separatisten waren in het bezit der wegen
van Dailly-Gross. Vier regimenten der Unie rukten tegen
die wegen op; er vonder, kleine voorpost-gevechten plaats.
Uit Saint Louis verneemt men, dat M'Culbough, met 10,000
man tegen Jefferson City oprukte. De Unionisten verlieten
Harpers Ferry in grooten getale. In Texa3 hadden zij fort
Staunton ontruimd en in brand gestoken. De postdienst naar
West-Kentucky en Tenessee-rivier was geschorst. Op last der
regering mogen geene telegraphische dépêches naar plaatsen;
teu zuiden van Kentucky gelegen, verzonden worden.
15 INNEN LA ND.
Den 11 den stonden voor het Prov. Geregtshof in Noord-
Holland teregt Willem Jacobz. Groot, oud 30 jaren, van
beroep arbeider, Dirk Jacobz. Groot, oud 28 jaren, van be
roep arbeider en Jan Jacobz. Groot, oud 24 jaren, van be
roep timmermansknecht, allen geboren en laatst wonende te
Kolhofn, gemeente Barsingerhorn, allen gedetineerd, be
schuldigd van poging tot moedwilligen doodslag met voor-
beachten rade en geleider lage (moord), welke poging door
uiterlijk bedrijf gebleken, en tot een begin van uitvoering
overgeslagen, niet dan door toevallige en van der daders wil,
onafhaukelijke omstandigheden is weerhouden, en haren uit
werking heeft gemist, en de derde besch. bovendien van
moedwillige verwonding, waaruit geenerlei ziekte of beletse
len om te werken van meer dan twintig dagen is ontstaan;
welke verwonding voormelde poging tot moord heeft verge
zeld.
Naak het Hongaabsch.
(Vertolg.)
In den droom zie ik ze regelmatig voor mij, Men zegt, dat
alleen dwazen hunne droomcn vertellen. Doch hel komt mij im
mers niet in de gedachte te ontkennen, dat ik een dwaas ben P
Daar ik de overtuiging heb, dat, zoodra ik inslaap, het twee
voudige beeld mij verschat, de werkelijke gedaante, die voor
mijn bed treedt en hareni&lik sprakeloos, onbewegelijk op mij
rusten laat; en de droomgestalte, die met mij spreekt, mij liefe-
ke sprookjes vertelt, met mij op en neer wandelt, naar mijne
rede luistert en bloost wanneer mijn oog zich op haar vestigt,
dan kan ik naauwelijks den nacht, voor mij waarlijk de schoon
ste helft van mijn leven, geduldig afwachten. Wanneer iemand
mjj overdag, te midden mijner werklieden achter den ploeg zag
loopen pootende of plantende of bezig met mijn ziek vee te ge
nezen, die moest mij voor den hartstochtelijksten landbouwer
houden, terwijl het tegendeel juist waar is; vermits mijne onzig-
bare fee, en niets anders, dag en nacht mijnen geest vervult.
Reeds dikwijls heb ik mij voorgenomen, baar, wanneer zij
mij weder in den droom verschijnt mijne Liefde te bekennen
en haar te bidden, mij ook in den loop van den dag, met
een bezoek te willen vereeren. Iemand met gezonde zinneu
zal zich iets van dien aard wel met in hoofd zetten. Natuur-
iyk vergeet ik in den droom, hetgeene ik my wakend voor
genomen heb, en de liefdesverklaring blijft in den steek.
Eens is het mij gelukt, mijn sonnambulismus zoo te ver-
hoogen, dat ik mij in den droom, mijn voornemen herinnerde.
Wij zaten naast elkander in de schaduw van een granaatboom;
vóór ons, sterkte zich de eindelooze zee uit, en de zon wier
stralen, ons wegens onze dikke beschutting niet beschijnen
kon, wierp uit den spiegel der zee eene lichtstraal op het
gelaat van mijne schoone fee, die in deze fantastische ver
lichting mij nog oneindig meer bovenaards toescheen.
15 getuigen waren gedagvaard en zijn verhoord geworden,
van de zijde der verdediging, ambshalve opgedragen aan Mr.
J. van Eik Jzn, T. M. C. Asser en J. A. Levy, zijn vier ge
tuigen gedagvaard. Met O. M. waargenomen door den adv.
Gen. Mr. Schooneveld, hééft gecotidudeerd tot schuldig ver
klaring en veroordeeling tot eene tuchthuisstraf voor den
tijd van twaalf jaren- De verdedigers poogden hoofdzakelijk
aan te toonen, dat hier geen opzet om te dooden (animutn
occidendi) heeft bestaan en het feit moest worden gequalifi-
ceerd als het toebrengen van slagen en stooten, geene ziekte
of beletsel om te werken van meer dan twintig dagen heb
bende veroorzaakt.
De uitspraak zal over acht dagen plaats hebben.
Het afmaaijen van het loof der aardappelplanten is
dezer dagen, ter voorkoming of stuiting der aardappelziekte,
aangeraden, doch te Staphorst is dat niet doelmatig bevon
den. Daarentegen is aan de Dedemsvaart de uitkomst van
deze proefneming anders geweest. Daar heeft men half April
gepoot zoogenaamde muisjes, zijnde een zqer vroeg soort
aardappel. De grond was ter bevordering van den groei goed
gehakt en later de planten aangehoogd, doch vermist de
grond zeer vettig was, schoot het loof al te weelderig op, en
bij het boeijen werd de ziekte ontdekt in het loof; terwijl de
knol wel van de ziekte verschoond, doch niet grooter was en
bleef, dan een gewone knikker. Alstoen besloot men het loof
af te manijen, met het gunstige resultaat, dat men op het
laatst van Augustus gezonde, volwassene en smakelijke
aardappelen rooide niet alleen, maar ook eene gewenschte
hoeveelheid; zoodat dit middel proefondervindelijk wordt
aanbevolen, en de ongunstige uitkomst te Staphorst welligt
aan het ontijdig afmaaijen zou geweten moeten worden.
Uit Wijhe meldt men daarentegen, dat eenige proeven met
het afmaaijen van het loof genomen, geen reden gegeven
hebben, om dat middel tot wering der ziekte aan te bevelen.
Overigens waren de aardappelen daar in prijs aanmerke
lijk achteruitgegaan.
Heden morgen waren twee heeren bijna slagtoffers van
hunne roekeloosheid geworden. Zij hadden zich te ver in zee
gewaagd en waren in eene zoogenaamde draaikolk geraakt.
Aan de spoedig en doelmatig toegebragte hulp van twee bad
knechts, die hun een boom toestaken welken zij gelukkig
nog konden grijpen hadden zij het behoud van hun leven
te danken.
1 gg—sbsi-m
Kinderachtig verheugde ik mij er over, ook in Hongarije
zee en granaatboomeu te bezitten.
Ik bedacht de volgende krijgslist. Ik sneed eenen granaat
appel in tweeën en reikte eerst aan mijne /ée eene granaatpit
toe. Zij proefde baar en vond, dat zy zuur was. Toen nam
ik eene tweede pit tusschen de lippen en zeide tot haar
„Deze is zoeter, neem die."
Kan men anders dan in eenen droom eene gelijksoortige,
doortrapter list bedenken Ik ben overtuigddat ik wakker
zijnde, nimmer op dat idee zou zijn gekomen.
Mijne fee boog zich lagchend naar mij toe, zij zag mij
met hare donkerblaauwe oogen goedig aannaderde met haren
rozenmond om de aangebodene pit, te vatten, steeds di^ter
en digter, tot dat eindelijk onze lippen elkander vurig aan
raakten, niet als eene verbeelding van den geest, ol van op-
gewondeue fantasie, maar zoo als menschen van vleesch en
bloed elkander kussen. Buiten mij zeiven van verrukking,
sloot ik haar in mijne armen, en op dit oogenblik werd ik
door een luid gerucht gewekt.
Neen, neen, zoo iets kan niet slechts een droom geweest
zijn, het was een wezenlijke kus, eene werkelijke omhelzing,
een werkelijk gerucht
En toch er was niemand in de kamer 1
Plotseling schoot mij een vreemd denkbeeld te binnen; ik
sprong van mijn bed en vloog naar den haard, staarde eeni
ge oogenblikken in denzelven en schaamde mij voor mij zeiven,
dat ik op de dwaze gedachte had kunnen komen, dat mijne
fee door den haard zou zijn binnenkomen, zulks was immers ge
heel en al onmogelijk. De haardstede w as met glimmende kolen
bedekt en bovendien met eenen ijzeren rooster afgesloten.
Heb ik dan alles gedroomd, of ben ik, in der daad niet
regt bij mijne zinnen Ik weet het niet. Slechts zoo veel
weet ik, dat mijn hart nog verheugd is over de omhelzing,
en dat mijne lippen nog van de kussen gloeijen 1
Ik had de nachtlamp weder aangestoken en begon als een
razende mijne kamer op en neer te loopen, op eens viel mijn