mmmnm. Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. 304. m juijj. Zevende Jaargang. EEN FLINk ANTWOORD. GEMEENTE AFkONDIGINGEN. JACiT. SCHAGER ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN Voor Schagenƒ1.00. Franco per post door het gchecle Kijk. 1.15. Afzonderlijke Couranten0.10. Verschijnt iederen Donderdagmorgen. TTITGrEVEE JP. J". O. DIDEEICH. prijs der advertentlën Van een tot vijf regelsf 0.75. Iedere regel meerder0.15. De 35 cents zegelrecht niet medegerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. BRIEVEN EEANGO. De heer Mr. J. J. L. van der Brugghen oud-minister van justitie, schreef in het tijd schrift de vereeniging XVII van 12 Mei 1803 een opstel, waarin eenige phrasen voorkwa men, die den Leidschen Iloogleeraar Mr. J. E. Goudsmit tot een antwoord noopten, dat èn door zijne waardigheid, èn door zijne in grijpende feiten de eenzijdige zienswijze van den heer van der Brugghen in zijne geest verwanten de anti-revolutionairenwederom duidelijk doet uitkomen. De woorden van den heer van der Brugghen in bovengenoemd tijdschrift luiden als volgt: „Ik erken, dat ik niet veel sympathie „gevoel voor de Joodsche volkseigenaardig heid, noch voor hunne dagbladen politiek, „noch voor hunne rechtsgeleerdheid, en dat „ik den grooten invloed betreur, welke zij „daardoor op ons volk en in onze raadzalen „uitoefenen. Veel heeft het volk der let- „ter, welks ziel daardoor zoo zeer aan ,,'tstof kleeft en zoo weinig vatbaarheid be- „zit voor de dingen die des geestes zijn, „in geheel ons maatschappelijk en staatsle den bedorven, sedert het onvoorwaarde lijk aan al zijne lasten en lusten deel neemt." Wij zien het, de beschuldiging tegen de Joden is niet gering, hunne dagbladen politiek mishaagt hem zeer juist wordt hem daarom door den Leijdschen Iloogleeraar toegevoegd: „De dagbladen hebben toen gij Minister waart, u weinig stof tot dankbaarheid gegeven. Maar was er, ik vraag het u ernstig, eenig be langrijk door Christenen geredigeerd dagblad dat uw regeringsbeleiduwe ministrieele plan nen ontwerpen en maatregelen steunde of verdedigde? en zoo niet, waarom moeten het dan de arme Joden misgelden?" En werke lijk, men behoeft zich slechts eenigtzins te verplaatsen in de dagen van het ministerie van der Brugghen-Simons om zich den strijd te herinnerendie bijna alle bladen tegen een zoo anti-nationaal bestuur voerdeneen bestuur, welks hoofd (v. d. Brugghen) als 't ware afstand deed van zijne principesdie hij jaren lang verdedigd en verspreid had in het Nijmeegsch schoolbladdie een wet op het lager onderwijs in 't leven riepwaarin de man van 't Christelijk onderwijsde voorstan der van bijzondere scholentevreden gesteld werd met een opleiding tot Christelijke deug den en die de bijzondere scholen op vele plaat sen feitelijk onmogelijk heeft gemaakt. 't Yerwondert ons dus nietdat de Heer van der Brugghen, wiens inconsequentie, zijn vriend Groen van Prinsterer noopte om ont slag te nemen als lid van de 2de Kamer niet gediend was met de bladen van dien tijd, welke intusschen voortgegaan zijn de meeste anti-revolutionairen theoriën te bestrijden en van hare soms verleidelijke omhulsels te ont doen zonder zich ooit te beijveren zijne sym pathie op te wekken; maar wat ons verwon dert is dat hij de geschiedenis als 't ware ge weld durft aan doen en den Joden durft verwijtendat zij weinig vatbaarheid bezitten voor de dingendie des geestes zijn." In verband met de rechtstreeksche beschuldiging, „dat de Joden veel in ons staatsleven bedor ven hebben" vraagt de Iloogleeraar andermaal: „Als wij geene vatbaarheid hebben voor de dingen, die des geestes zijn, wat vermochten wij dan Door welke krachten werken wij dan naar buiten Door numerieke meerder heid? Wij maken slechts een vijftigste gedeel te der bevolking uit. Door ons belangrijk grondbezit? Wij hebben noch landjonkers noch adel. Of werken wij door centrale vereenigingendoor propaganda tot versprei ding van het Jodendom ouder de Christenen? Hebben wij bijv. genootschappen als Unitas, Phylacteriou en wat van dieu aard meer kan worden uitgedacht, om door stoffelijke onder steuningen ons geloof te stutten, onze rich ting te schragen En toch beschuldigt de heer van der Brugghen de Jodendat zij veel in ons staatsleven bedorven hebben. Zou de oud-Minister van justitie hier niet aan de Joden in 't bijzonder toeschrijven, het geen eigenlijk in zijne oogen het werk is van de liberale richting in 't algemeen't is die rich ting immers, die de katholieken hun grond wettig recht bezorgde, dat zij hunne kerk volgens hunne inzichten mochten regelendie huu de bisschoppen bezorgdedie bisschoppen, waardoor, altijd volgens de mannen van zijne richting Nederland ten groude zou gaan. Wij weten het immers nog allende gebeur tenissen liggen nog zoo versch in 't geheugen, hoe door de tegenstanders van den toenmali- gen Minister Thorbecke allerlei machinatiën in 't werk gesteld zijnom hem te doen val len hoe dat oogmerk zelfs op de meest mo gelijke inconstitutioneele wijze bereikt is ge worden en hoe allerlei slag van ministers na dien behoudsmannen mannen van ontelbaar vele standpunten, anti-revolutionairen, kleur- loozenenz. enz. de zaak gelaten hebben zooals zij ze vondenzonder aan het bezwaar der verontruste Protestanten eenigtzins te ge- moet te komen. Wij weten wel, dat zij den tijd terugwenschen van de republiektoen nog alleen protestanten en wel protestanten van hunne doode, rechtzinnige richting 't be wind in handen haddenen elke verandering in de godsdienst als een ketterij werd be schouwd en bestraftwij weten welhoe gaarne zij terug zouden keereu tot een tijd vak, toen andere godsdiensten wel geduld maar niet erkend werden; hoe zij zich zeiven achtten als mannendie den geest ontvan gen hebbenmaar naast de mannendie de Hoogleeraar opnoemde; mannen, wier namen door elkeen, van welke godsdienstige overtui ging ook, met eerbied genoemd worden zoo als: Meijerbeer, Halevij, Mtndelsohn-Bart- holdy mannen zooals Mozes—Mendelsohnen Frinkel, zouden we nog vele andere namen kunnen plaatsen en dan met zeker medelijden aan den heer van der Brugghen vragen, of hem die namen onbekend warendan of hij ze moedwillig verloochend heeft. Wij komen nogmaals terug op de woorden, die de Minister van Koloniën den Heer Groen toevoegde: „gij begrijpt het niet, of gij wilt het niet begrijpen," wij zouden ze kunnen uitbreiden en zeggen„gij begrijpt de geschie denis niet, gij begrijpt het streven der te genwoordige eeuw niet of gij wilt ze niet begrijpen. Gij schrijft geschiedenissen zoowel algemeene als vaderlandsche, waarin ge alles uit een christelijk oogpunt beschouwt en uw christelijk standpunt is niet veel edeler dan dat der inquisitie; gij veroordeelt de anders denkenden. Is een Jood dan geen burger van den staat? Deelt een katholiek dan niet in de lasten die ons opgelegd worden. Wilt gij dan, omdat het volk Gods der oudheid zich den vloek van Mozes op den hals gehaald heeft, de uitvoerders van dien vloek worden! Maar genoeg daarvan. Het verschijnen van den open brief van den Leijdschen Hoogleeraar heeft ons verheugd, omdat we daardoor we derom in staat gesteld zijn den bekrompen geest te leeren kennen, die de orthodoxie der anti-revolutionairen aankleeften wij heb ben getracht door dit opstel den inhoud zoo niet in ruimer kring bekend te maken, dan toch aanleiding te geven dat bij sommigen de lust wordt opgewekt zich denzelven aan te schaffen. IJK A V HERIJK Schagen den 21 en 25 Jnlij 1863. Op eerstgenoemden dag des morgens van 9 tot 12 en des namiddags van 3 tot 6 ure. Op laatstgenoemden dag alleen des voor- middags Tan 9 tot 12 ure, Over alle maten en gewigten, als bestaande in alle lengte-maten, ellen, gevouwen ellen, kettingen enz. ijzeien en koperen gewigten, (de Medicinale tot het J grein, de gouden en zil veren gewigten tot den lialven korrel ingesloten) Brandhoutsmaten of wissen, inhoudsmaten voor granen enz. met derzeher strijkels, alsmede tonnemateu en de zoo van hout, als blik koper en tin vervaardigde vochtmaten. De ingezetenen dezer gemeente worden hieraan herinnerd en met passenden aaudran aangespoord om hunne verpligtingen in deze naauvkenrig te vervullen. Schagen den 15 Julij 1863. l)e Burgemeester, voornoemd, U. R. de MEÊK, Pe Commissaris des Koniogs in de provin cie Noord-Holland.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1863 | | pagina 1