M HAART.
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
Wat heeft Nederland van
Duitscliland te wachten?
M 339.
Achtste Jaargang.
A®. 1864
SCHAGER COURANT.
ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN
Yoor Behagen 1,00.
Franco per post door het geheele Rijk n 1,15.
Afzonderlijke Courantent 0,10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
Abonnementen op dit blad worden door alle
ÏÏIT&EVER F.
i
J\ O. DIDERICH.
PRIJS DER ADVEBTENTlëN
Van een tot vijf regels0,75.
Iedere regel meerdero,15.
De 35 cents zegelregt niet mede gerekend.
Groote letters naar de ruimte die zij beslaan.
Roekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
BRIEVE1T PRA1TCO.
Ofschoon het verkeerd is om zich door eene
ontijdige angst en bezorgdheid voor dingen
welke nog in den school der toekomst verbor
gen liggen, te laten kwellen, is het voorzeker
even afkeurigswaardig als men willens en we
tens het oog sluit voor het gevaardat in
aantogt is. Als men de vlam ziet opgaan uit
het huis van zijn buurman is het verstandig,
dat men begint te denken om maatregelen
geschikt voor de redding van eigen have en
huisraad,
Nu wij een ons verwant en naburig volk
tot slagtoffer zien van het geweld en de over-
magt van twee groote mogendheden en het
geheel in den steek zien gelatendoor de an
dere groote mogendhedennu is het gewis
niet ongepastde vraag te doen waarop zul
len wij steunen indien ook ons een dergelijk
geweld wordt aangedaan Wie vrijwaart ons
er voor, dat Duitschland ten onzen opzigte
niet eene zelfde vijandige houding zal aannemen
als het thans doet tegenover Denemarken? Ja
w ij mogen het voorzeker met'geheel ons hart
aan Denemarken toewenschen, dat het in de
zoo ongelijke worsteling, lang moge stand- en
fier het hoofd naar boven houden. Want De
nemarken kan ten opzigte van de kleine, na
burige broederstammenwaar het wijst op
Duitschlands overmoedde woorden spreken
welke Racine aan Mittridatusvervuld met
zijn gloeijende haat tegen Rome, in den mond
legt:
II» savent que, sur eux prêt se deborder
Ce torrent, s'il m' entraine, ira tout inonder.
d. L
W aar de allerlaatste dam in mij wordt weg
genomen
Zal de opgezwollen vloed hen allen overstroomen.
Immers de thans in Duitschland zoo opge
wekte driften, vlammen allen op uitbreiding
van het rijk. Bezwijkt Denemarken, dan zal
die heerschzucht een nieuw voedsel vinden. Nog
is men in Duitschland niet vergeten, dat de
Bourgondische kreits vroeger tot het rijk werd
gerekend, en al heeft de lafhartige en onbarm
hartige moeder eens alle aanspraak op ge
hoorzaamheid en achting verbeurdtoen het
haar kroost geheel aan zijn eigen lot overliet
in zijne worsteling met het vreemde spaansche
geweld, en geen hand uitstak, geen vinger
roerde om het te helpenen al heeft dat
kroost door de toen ontwikkelde geestkracht
door alles, wat het toen gedaan en geleden heeft,
voorwaar een regt op eigen bestaan gekregen,
in Duitschland denkt men daar weinig aan.
Men kent er over het algemeen zeer slecht de
geschiedenis, vooral van de kleine broedervol
ken. Moest niet een Amdt, aan het Duitsche
jjariement te Frankfort in 1848, waarin bijna
uitsluitend geleerden zitting haddenleeren
wat Holland voor Duitschland was geweest en
gedaan had De Duitscher weet alleendat
in het volkslied, van zoo evengemelden Arndt,
met kennelijke aanwijzing van Nederland on
der das grosse Deutschen vaterlandzoowel
wordt gebragt het land, teo der tand der Itü-
nen trektals ieo der Lontnt brausend gekt.
Bij den revolutionairen geest en zucht naar
verovering, (twee staken uit één zelfden stam,
namelijk minachting voor de bestaande regten
van auderen) die thans in Duitschland overal
worden waargenomen en die in de legerkam
pen van beide partijendie het verdeelen
evenzeer heerschen; mag het dan niet vreemd
worden geacht, dat is Denemarken eens over
wonnen, andere kleine volken het slagtoffer
zullen worden van den overmoed der Duitschers.
Daarbij is de schandelijke staatkunde van Bis-
marek eerder er op ingerigt om den wilden
revolutionairen geest aan te zetten dan tegen
te gaan. Ten einde zelf op den miuistriëlen
zetel i€ kunnen blijven schijnt zijn eenig doel
te zijn om den boozen geest, op anderen hoe
onschuldig ook, aantehitsen. Om het gesarde,
verscheurende dier van eigen ligchaam af te
houdenwerpt hij het de ligchamen zijner
niets kwaads vermoedende broeders voor. Het
spreekwoord zegtdie een hond wil slaan
vindt ook een stok. Is het hem te doen om
vijandig tegen Nederland op te treden dan is
het voorwendsel ook spoedig gevonden. Daar
enboven hebben wij en Limburg ongelukkig
een punt van aanraking, dat ieder oogenblik
gevaarlijk kan worden. Men voege er bij
dat de volks-regering en liberale instellingen
van Nederland aan de misdadige aristocratie
die thans in Pruissen den toon geeft, een
doorn in het oog moeten zijn. Het kan daar
om niemand vreemd schijnen dat wij gevaar
duchten van de zijde van Duitschland. Maar
het is van weinig nut op gevaar te wijzen
als men de middelen verzwijgtwaardoor men
aan dat gevaar kan ontsnappen. Die midde
len moeten wij in ons zei ven zoeken. De
vreemde groote mogendhedenwij zagen het
in 1830 in ons zeiven en thans in Denemar
ken, laten den zwakken bondgenoot steeds iu
den steek. Napoleon IU zoude het misschien
heel gaarne ziendat wij zijne hulp inriepen,
maar eene hulp van zijne hand, zoude voor
ons eene schrede op den weg zijn, die zoude
uitloopen op de onderwerping aan Frankrijk.
Maar in ons zeiven kunnen wij de middelen
vinden om het gevaar te boven te komen.
Die middelen zijn eendragt, getrouwheid aan
onze vrijzinnige instellingenopwekking van
een vaderlandschen geest in ons zeiven en
een afkeer van alles wat zweemt naar onregt
en revolutie. De band der eendragt moeialle
Nederlandera omvattten, in welke provincie zij
ook wonen, welk godsdienstig geloof zij ook
omhelzen. Al het bekrompen provincialismus
alle verdeeldheid tusschen roomsch en onroomsch,
tusschen modern en orthodox moet zich ver
liezen in eene algemeene liefde voor het va
derland.
De oorlog in Denemarken is voor een deel
daaraan te wijten dat men geen moeite heeft
gedaan om alle onderdanen der Deensche mo
narchie met elkander te verzoenendoen wij
daarom ons best om steeds elkanders regten
te beschermen en te handhavendoor b.v. Lim
burg met een billijke toegevendheid te behan
delen, zullen wij aan de revolutie alle gele
genheid ontnemen om zich daar te vestigen.
Onze staat met zijne bijna onbeperkte vrijheid,
met zijn volkomen gelijkheid van alle burgers,
met zijne edele regering is thans de roem en
de eer van Europa. De vrijzinnigheid die
thans onder ons heerscht, de regering die
thans aan het hoofd van ons volk staat, ma
ken thans de ware kracht van ons land uit.
Laat thans Pruissens aristocratie, met zijn Bis-
mark's, zijn Wrangels aan het hoofd, den
aanval op ons wagen al heeft zij de overmagt,
wij zullen al wat in Duitschland goed en edel
denkt voor ons hebben en al mogt het onregt
een tijd lang de bovenhand hebben op den
duur gebeurt toch datgene wat de goeden
en braven willen. Maar daarom is het ook
de pligt van ieder Nederlander om de regering
die thans aan het roer van den staat zit, in
hare edelaardige roeping te steunen. Voor
zeker ook de beste regering kan dwalen, en
daarom is het ver van ons om blinde inge-
nomrndheid met de tegenwoordige regering
te willen prediken, maar ook met onafhanke-
lijken zin kunnen wij die regering blijven steu
nen. Naar ons gevoelen is het de eenige
waarachtige vaderlandsliefde om te werken in
den geest van ons tegenwoordig bestuur, een
bestuur dat al wat goed en edel is in het
Nederlandsche volk in zich schijnt optenemen,
dat alle partijen eertalle belangen behartigt
en alle verdiensten erkent. De tegenstanders
van het tegenwoordig bestuur noemen het re
volutionair, maar wij gelooven niet dat eenig
bestuur ooit het regt zoo zeer in het oog
heeft gehouden, als het tegenwoordige. Maar
bij al het geen wij reeds gezegd hebben ge
looven wij ook, dat het vooral in de tegen
woordige omstandigheden niet onraadzaam is
voor ons volk om een zekeren martialen geest
bij zich aantekweeken. Er is iets onmanlijks
in ons; kracht en moed worden bij ons niet
genoeg ontwikkeld, bij onze volksvermakelijk-
heden en uitspanningen geven ilaauwheid en
losbandigheid te veel den toon. Bij de ge
varen, die ons bedreigen moet een andere geest
in ons komen. Naar spelenwaarbij inspan
ning van ligchaam en geest te pas komen,
moeten wij zoeken. Wij moeten lijf en ziel
als het ware met staal leeren voeden. Want
alleen door moed en geestkracht zal het Ne
derlandsche volk op den duur eene vrije zelf-