mmmm Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. Achtste Jaargang. A». ,fe}04. De Spoorweg. Een yreesselijk oogenblik. .li 361. SCHAGER COURANT. ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN i Voor Schagen f 1,00. Franco per post door het geheele Rijk 1,15. Afzonderlijke Couranten0,10. Verschijnt iederen Donderdagmorgen. Abonnementen op dit blad worden door alle TTITO-EVER IP. J. Gh DlDERICH. PRIJS DER ADVERTENTlëN Van een tot vijf regelsf 0,75. Iedere regel meerder0,15. De 35 cents zegelregt niet mede gerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. BRIEVEN FRANCO. Vurig ros van metaaldat daar holt (langs uw baan Als gezweept door de geestenwat heil (brengt ge ons aan Gehuld ia den rookwalm, die daar stijgt (uit uw muil Rent gij voort en steeds voort onder sis- (send gehuil. Gij vliegt als een stormwind onze blik- (ken voorbij En wie u zien naderenwijken angstig (ter zij, Geen hoogte noch diepte en geen brui- (sende vloed Die tot slagboom u strekt in uw rust lozen spoed Maar den boezem ycj vuur zoo bestijgt (gij den top Des buigeuden bergsen in verwoeden (galop Daalt gij néér naar de vlakte in het lag- (ehende veld Door het dav'rend gedreun van uw hoef slag ontsteld. Zoo rent gijals door de magt van een (démon geperst Van stedentot stedenvan gewest tot (gewest En dc vreedzaamste streek, zoo ge uw (loop tot haar wendt Voelt een deel van de koortsdrift waar- De goedwillige |»er tel het, atar wij hopea oei lee goede hoeden dat wij ter gelegenheid vaa het feest, oea proia ditmaal efwittelea met poüaij. U (j bezagen deo «choonen Dom juist toen de groote klok haar avondlied be^on te tingenop eeos roeide ik mij krampachtig aio den arm gegrepen het was mijn reisgenoot, die mg dringend bad, hem weg te geleiden. Verschrikt bragt ik den man, die elk oogenblik bleeket werd, uaar bniten. Toen wij buiten waren zonk hij met den uit- roep „O die klok f* in onmagt op den grond nedrr. I)e bewoners van het naastbij zijnde huis ijlden te hulp en wij droegen den bniten zich zeiven zijnde in de woning ran een huoner. Spoedig gelukte hel door onze rereenigde pogin gen den onmagtige in bot leven te roepen j bg ttjn ontwaken waren zijne eerste woorden „O die klok I" Wat had die klok toch met zijn ongeluk te maken f Hij zag ons verwonderd aan, en nadat hij wader genoegzaam hersteld was, begon hij: „U kan het klokgelui zoo digt bij mij niet ver dragen dewijl het mij in mijne jongelingsjaren bijna den dood berokkend had. Mijn vader was pred.kan"., vervolgde hij, de paztorie ttODd digt bij *«rken de toren met zijn hoog uitzigt wa» (mede gij rent, Zich geplant in het bloed, en geen stil- i (stand bekoort Of geen rust streelt haar langerzij wil (met u voort O! had de oudheid aldus u aanschouwd (in uw vaart, Voor u had haar schedel zich gebogen (ter aard, Dat vrees'lijke voertuig, neen het scheen (voor de zoon Des stofs niet geschapenmaar alleen (voor de goón De blik des Germaans jahad in u dan (misschien Het onsterfelijke ros van zijn "Wodan (gezien De Griek had dan moog'lijk u aanbid dend begroet Als de strijdkar var-Mars, steeds be sprenkeld met bloed. En het is ook een hoogere geestdien (gij torscht Een God met het gevoel z\jner magt in (de borst. 't Is de scheppende geest van het men- (schelijk geslacht, Die de aarde aan zijn voet, onderwierp (door zijn kracht Wiens triomphkar gij zijt, den verwiuuaar (gelijk Doorreist hij vol fierheidhet veroverde rijk. Alom langs zijn wegen, daar verheft zich (een lied Van duizenddie zingen »'t is de God (die gebiedt 't Is de God van de welvaartde God mijne lievelingsplaats. Op zekeren Zaturdag ik waa reed» student zat ik ook boven toen ik op eens in het hoofd kreeg nog hooger te stijgen. De oude klokken met hare inscripties wekten mijne nieuwsgierigheid ik was juist in het binnenste der zoogenaame groote klok gekropen om na te zien of mijnvoor jaren met krijt geschreven, naam nog daarin stondtoen ik eens klaps gevoelde, dat de klok zieh begon te bewe gen. Met schrik herinnerde ik mij, dat bet ge wone Zatordagsrhe gelui zou plaats hebben en wiep mij onwillekeurig vlak op den rug neder. De grond onder de klok liet slechts een weinig meer ruimte over, dan voor hare beweging noodig was, en de rand dertelve was naanwelyks een voet van den bodem verwijderd. Gelukkig was ik toen ter tijde niet zoo dik als thaos zoo als ik daar lag bewoog zij zich slechts op eeo duim at- stands van mijn gelaat en het gelui begon. Mgn toestand was vreesselijk. Over mij bewoog zieh eeae zeer zware massa metaal waarvan de aanraking mij verpletterd zon hebben de grocd waarop ik lag, bestond uit oude sparren, en zoo die bezweken, viel ik van eene hoogte van vijftig voelen op eene lagere verdieping, die waarschyo- lyk door de zwaarte van mya iigcbarm zou gebroken zijn, in welk geval ik honderd vcet Isger (van de magt Geloofd en bewierookt door geslacht bij (geslacht 'tls dc God, die wilkeurig ons vreugd (schenkt of leed Die de rijkdom hier schenktmaar hem (ginds weer vertreedt," En zoo rijdt hij verheugd door het lied k (dat hij hoort Op alies verpletterende wielen steeds voort. Maar ziet ge aan zijn zijde ook den. (geest niet der min Die 't menschdom wil vormen tot een (liefdrijk gezin 't Is de Geest die door kracht niet, maar (zachtheid regeert Die door zachtheid de boozen tot goeden (bekeert. Diemet goedige blikkennaar boven (gevrend In den Hemel een Tader der liefdé ook (erkent Zich verheugend in alwat de volken (verbindt ln al, waar het rijk van de liefde door (wint. Ziet ze zegenend neêr op den weg aan (haar voet, Die het menschdom weèr naauwer veree nigen moet. Gezegendgezegendo gij raenschlijk (geslacht Zoo de liefde steeds troonde aan de zijde (der kracht. En 't rijk van den Hemel was gedaald op deze aard Ging vooruitgang hier immers met liefde op den steenen vloer, bg hel altaar, zon zijn neder gekomen. „De vrees voor dezen ontzettende» val hield, in het eerste oogenblik, mijn aandacht bezig. Zij verdween echter in het volgende, want het ver- doorend dondereod gelui der klok deed mg vre#- zen dat mijne oorvliezen scheuren zouden elke mgner zeoowen beefde; mijne gedachten en over- wegingskracht schenen verlamd een vreesselijke angst was alles wal mij bijbleef. „Elk oogenblik zag ik de klok mijn gelaat tot op een duim afstand* Daderen. ik wilde de oogeu sluiten, doeb dit was mij niet mogelijk, en in- stinktmatig volgde ik de beweging tot zij weder terug kwam, en wanneer zg kwam, kromp ik in krampachtige haast ineen ten einde niet verplet' terd te worden dan eens dacht ik aan bet gevaar, dat de vloer onder mij zou betwyken en hief mg in de hoogte. „Dan weder dat de klepel zou losgaan en mij door het lyf zou vallen. „En de klok brnlde zoo verschrikkelijk over mij heen, mgne gedachten begonnen te verwarren eu mqne verbeeldingskracht stelde mjj de zonderlingste dingen voor deo geest. „De zwaajjende klok scheen mij een ondier toe, r'»-. met gapenden muil op mij loerdaj

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1864 | | pagina 1