aanschouwde tusschen liet despotisme en het
volkeen strijd waaraan Nederland en Oranje
als helden deelnamen, kan naast 1813 ge
noemd worden. "Wij willen naar aanleiding
van het bovenstaande eenige denkbeelden aan
geven omtrent de wijzewaarop die dag be
hoort gevierd te wordenwil het feest in
waarheideen volksfeest zijn.
Vooreerst dan dient men zorgvuldig te on
derscheiden dat het hier geene demonstratie
geldt tegen Frankrijk. Bij waarachtig feestge
voel bestaat er in het hart geene ruimte voor
minachting van anderen en de schuld van
Frankrijk is boven dien alleen dat het va
derlandslievende burgers bezat en zich gebon
den had aan een genie. Een volksfeest is
niet tegen een volk gekeerdevenmin als het
belang van het eene volk tegen het andere.
Wie een ander volk niet acht, kan zijn eigen
volk niet achten. Een Guy Fawkes feest
ter herinnering aan de redding uit het bus
kruid verraad in hartstogtelijke tijden in
gesteld behoeft niet wat het te dikwijls in
Engeland is eene demonstratie te zijn te
gen den paus. Evenmin behoort bij onze
feestvreugd eenige kwaadwillendheid tegenover
Frankrijk. Het verbranden van een strooijen
pop den paus voorstellende is een even wei
nig toepasselijke uiting voor het gevoel van
dankbaarheid wegens redding uit een door
Boomsche dweepzucht gesmeed gevaar, als het
schelden tegen Frankrijk dit is wegens onze
verlossing van Napoleon 's dwangjuk.
"Verder is voor de bestaanbaarheid van een
volksfeest noodigde auiikwceking van huma
ne beginselen. Groot moge het verschil in
denkwijze zijn tusschen de burgers van onzen
Staat niet de dulding, maar de erkenning
van het regt der tegenoverstaande denkwijze
is een vereischte. Op een dog als die van
Junij, dient er uit de verschillende overtui
gingen van het Nederlandsche volk éenc op
den voorgrond te dringendezedat het om
het welzijn van allen te doen isdat niet
in eenig systeem van uitsluiting maar in het
katholiek L lang de waarheid ligtdat die
waarheid alleen wordt zaïnengesteld door de
vereeniging van alle zienswijzen. Wil dit ech
ter op dien dag eene beteekenis hebben, dan
moet echte verdraagzaamheid eene blijvende
inwoonster zijn in het volk van Nederland.
Dan moet bij elke volksvraag, niet het per
soonlijk of partij—belang worden gezocht, maar
Hoe, heb ik n dan nooit over hem ge
sproken? het is de Cresns van Duitschland.
Dank zijne onputtelijke rijkdommenis hij in
staat wonderlijke dingen ten uitvoer te brengen
keizers, prinsen, zelfs Rothschild, kunnen bij
hem vergeleken worden als rijke Europesche
kooplieden bij een Nabab.
En dat heer telt gij onder uwe kennisse?
Ik ken hem zoo als iedereen.
En dat is voldoende om op zijn bal te
worden toegelaten
Jamits men onberispelijk van handel en
wandel, fatsoenlijk mensch en heldhaftig zij.
Heldhaftig! wat komt heldhaftigheid bij
den dans te pas?
Het kasteel van den markgraaf de Mon-
tignv heeft een geheimzinnige naamen het
gevaarlijkste van alles is, naar men zegt, er
verliefd op de eenige dochter te worden.
Hebben wij nog geld genoeg, bij ons
om zonder schroom, aan eene speeltafel te
verschijnen, als de gelegenheid zich daartoe
aanbiedt
Met een duivel zooals gij heeft men nooit
geld genoegmaar wat erger isik ben be
vreesd dat de blikken van de schoone Wilhel-
mina u uwe rust zullen ontnemen.
- Laat ons dan gaan.
Zijt gij niet op alle vrouwen verliefd?
Eene reden te meerom nu geen ge
vaar te loopen vooral daar gij mij deze
hoovaardige schoonheid, onwaardig oordeelt.
Zij is uiet hoo vaardig; en kan even goed
aan u als aan ieder ander uitgehuwelijkt wor-
ons zoeken moet neven dat van anderen niets
anders beoogen dan de waarheid En gerust
kan in deze rigting iedere partij voortgaan,
want immer zweeft de waarheid boven het
gebied waar wij zoeken.
Eindelijk moet bij een volksfeestde rege
ring niet vóórgaan maar ook niet achter
blijven. Dat deze taak begrepen zal worden
door het gouvernement waarborgt ons het ge
beurde in 1863 maar wij hopen, dat het
volk in 1865 dit beter dan in 1863 begrij
pen zal. De regering is niets dan de mond
des volks. Eene vaderlijke regering behoort
tot het verleden. Insinuatie 's en interpella
tie 's als in de Kamers gehoord zijn omtrent
November 1863 hopen wij, dat thans ach
terwege zullen blijven. Ons volk heeft bij
zijne feestvreugde op geen balletmeester te
wachten maar even getrouw als de mond, de
gedachte vertolktzal men een flink constituti
oneel gouvernement de taal van het volk hoo-
ren spreken.
Om het feest ook in de tweede opvatting
van het woord, een volksfeest te doen zijn
is er vooreerst noodig, geld. Plaatselijke kom
missiën dienen zich te vormen tot de ontvangst
en het beheer der bijzondere inschrijvingen.
W ie hieraan geld geeft voorziet in eene wen-
schelijke behoeftewant geluk en genot is zoo
noodig voor het leven als voedsel en lucht.
Daarvoor is dan ook wel door hooger hand
gezorgd, want gelijk geene weide zonder bloem
pje zoo komt er ook geen leven uit Gods
hand, zonder een oogenblik geluk of een dag
van genot. Maar bij een volksfeest moet
als doel worden gesteld het geluk van den
arme, niet uit een gevoel van liefde of pligt,
maar door dat vaderlandsche gevoel't geen
zich geen volksfeest denken kan, dat iemand
buiten sluit.
Ook de regeling der feesten moet uitgaan
van die kommissiemaar ook zij heeft te
onthouden dat de vreugde zich niet bevelen
laat. Men geve keur van genoegen en late
ieder kiezen. Men regele maar late ieder vrij.
't Spreekt van zelve, dat bij een volksfeest
de volksaard dient geraadpleegd te worden,
maar men behoeft niet de feilen van den
volksaard te paaijen en zeker niet ten koste
van zijne goede zijden. In ons volk ook, ja
voornamelijk ook in ons volk leeft de zucht
naar huissclijkheid, gezelligheid, degelijkheid
en hoe meer de regeling van den feestdag ge-
den maar
Haar onde heer eischt misschien veel, dat
laat zich hoo ren.
In het geheel niet, hij hecht noch aan
geld, noch aan titels, hij verlangt slechts dat
men zijne dochter opregt beminne.
Hoe, is het anders niet, en vermits zij
schoon is
Ja maar er schuilt, achter dat alles,
een geheim, dat niemand kan doorgronden,
want Wilhelmina is thans vijf-en-twintig jaar
en reeds sedert zeven jaar, ontbreekt het haar
niet aan vrijers, die alle achtereenvolgens
goedgunstig zijn aangenomen, na verloop van
eenigen tijd, blazen ze allen, de een na den
andere den aftogt, zonder rekenschap van hnu
gedrag, aan wie het ook zij, te willen geven
en wat nog het zonderlingste is, vele hunner,
hebben het land verlaten, vele zich zeiven
van kant geholpen en zij die gebleven zijn,
leiden een zeer ongeregeld leven en zien ex
uit als wandelende geraamten.
Ik ben beslotenik wil met nwen
markgraaf kennis maken maar waar zullen wij
onze paarden en ons rijtuig laten
De stallen van het huis zijn tot onze dienst
en aangezien gij besloten zijt, de gevaren on
der de oogen te zienzullen wij die van dit
verschrikkelijk kasteel weten te trotseren.
Zij beklommen de treden van een pracatigen
trap; toen zij binnen kwamen, was het feest
in vollen gang.
fri~ AVebm wat zegt gij er van? vraagde
grond is op de eischen dezer drie gratiën,
hoe beter men er in slagen zal nit den Wa-
terloo-dag een volksfeest te maken.
GEWONE BE1UGTEIV.
Op de op 27 Februarij jl. te Barsingerhorn
gehoudene verkiezing tot Hoofdingelanden voot
de Banne Barsingerhorn, zijn uitgebragt 185
stemmen waarvan op K. Timmerman 105, S.
Spaans 78, S. Vis 1, C. Spaans 1 zoodat eerst
genoemde verkozen is.
Bij de op 11 Februarij jl. gehouden verkie
zing, welke opgave men schijnt vergeten te
hebben ons spoediger te doen gewordentot
Hoofdingelanden voor de Banne Haringhuizen,
zijn uitgebragt 33 stemmenwaarvan op
P. Blankman 18, S. Spaans 15; zoodat
eerstgenoemde verkozen is.
Met zekerheid wordt berigtdat een te
Breda in hechtenis genomen persoon verdacht
wordt de dader te zijn van den onlangs te
Dinteloord gepleegden diefstal en moord van
een meisjebij gelegenheid dat de bewoners
zich ter kerk bevonden. Men verhaalt dat
daags vóór dit misdrijf de verdachte persoon
een timmerman bij het hoofd van het gezin
eenig geld ter leen heeft gevraagdhetgeen
hem geweigerd werd en daaruit voortvloeide
het plan van diefstaldie door vermoording
van dal meisjewelker tegenwoordigheid in
het huis de dader niet heelt verwachtwerd
gevolgd. Hij werd later geroepen om voor
het lijk een doodkist te maken en moet bij
het kisten in zwijm gevallen zijn, wat men
toeschreef aan den indruk van het akelig too-
neel en aan den afschrikwekkenden toestand
van het lijk.
De Triester Zeilung deelt het volgende
berigt mede per jongsteu overlandpost aldaar
aangebragt. De Deo Lama van Bhootan heeft
den opperbevelhebber der Eugelsche troepen
een bode toegezonden die de overbrenger was
van deze gewigtige mededeeling. «Indien gij
pogingen in het werk stelt om mijn rijk te
vermeesteren en in te lijven bij de Engelsche
bezittingen zal ik tegen u ten strijde voeren
12 goden, die afgrijsselijke duivelen zijn,
wier magt niemand kan weertsaan." Intus-
schen wordt de oorlog met gunstigen uitslag
tegen dien vreesselijken vijand voortgezet.
Eenige dagen geleden gaf de Heer
Bonffé te Parijs zijne afscheidsvoorstelling en
werd daarbij door de bejaarde Virginie Deja-
zetals de page Chérubin in les Noces de
lk zeg er niets vanlaat mij begaan.
Juist in dit oogenblik voerdeom zoo te
zeggen de dwarlstroom vau deu wals eene jonge
blonde dame, in de armen van den Franschman,
zij had haren cavalier losgelaten, om een wei
nig uit te rusten in hare ligte vlugt, verloor
zij eene zware diamanten ster, die zij voor
haar voorhoofd droegdat kostbaar kleinood
viel, tot groote verwondering van Henry voor
zijne voeten, hij haastte zich het op te Tapen,
toen hij het hoofd weder ophief, was de be
koorlijke walster in de menigte verdwenen.
indt gij ze niet aller liefst? riep Henry
terwijl hij zijn vriend onder den arm vatte.
Zoozoogij hebt al geradendat zij
het is.
Geraden? Heeft zij dan niet den geheelen
nacht met mij doorgebragt.
W at blieft u droomt gij van wie
spreekt gij
Kom ik zal ze wel weer opzoeken.
MTilhelmina?
Och neen! mijne verschijning van den laat-
sten nacht, die schoone jonge blonde dame,
die daar zoo even walste, zij is het mijn
waarde Fritszij is het, ik ben er gansch
van in de war, ik wist het wel dat ik ze on
der duizend zou herkennen
Ik weet niet over wie gij spreekt, maar
de diamant, dien gij daar tusschen uwe vin
gers houdt, behooit aan de dochter van den
markgraaf.
(Wordt vervolgd.)