16 MAART.
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
M 390.
Negende Jaargang.
AUTOCRATIE.
De steen der wijzen.
V 2eer verwonderd.
SCHAGER
ABOXNEMEHT3PRUS VOOR DRIE MAASDEN" 5
Voor Schagenf 1,00.
Franco per post door het geheele Rijk n 1,15.
Afzonderlijke Couranten0,10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
Abonnementen op dit blad worden door alle
UITO-EVER F. J\ GK DIDEEICH.
PRIJS DER ADVERTENTlëjt
Van een tot vijf regelsf 0,75.
Iedere regel meerder0,15.
De 35 cents zegelregt niet mede gerekend.
Groote letters naar de ruimte die zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
BRIEVEN FRANCO.
E
Wij willen in dit hoofdartikel een paar
bijbelsche personen invoeren. Wij verzoeken
daartoe onzen lezers zich in hunne verbeelding
te verplaatsen in de woestijn die Egypte van
Azië scheidde. Zij zullen daar niet eenzaam
zijnwant wij stellen hun voor het volk
Israëlzooals dit onder de leiding van Mo-
zes nog maar kort geleden uit Egypte ge
trokken was. Veel is er reeds gebeurd. Pharaö
en zijn leger liggen in de Schelfzee. Reeds
is er gebrek geweest aan eten en drinken
reeds is er gestreden tegen Amalek thans
is er rust. De 600000 rustige Joden maken
het een aanvoerder als Mozcs echter moeije-
lijk genoeg. Doch deze, sterk door zijne
dictatoriale magthem door de omstandighe
den geschonken en gescheiden van het volk
door zijn aanzien als profeet en godsgezant
houdt in zijne sterke vuist de dradeu van de
bewegingen des volks.
Maar eenige oogenblikken van rust zijn
den volksman gegund. Hij ontvangt in de
woestijn een bezoek van Jethrozijn schoon
vader en beide^ ontmoeting is aller hartelijkst.
Wij kunuen nagaan wat Mozes al te vertel-
IL
Onmogelijkik heb hem nit het kapsel
van mijne onbekende zien vallen.
Gij vertelt mij wonderlijke zakenmaar laat
ons zien.
En onze twee jonge lieden, ieder voor zich
zijue oogen den kost gevende, doorwandelde
de zaal.
Goeden avondmijnheer zeide iemand
tot Frits.
Ah markies ik groet uveroorloof mij
dat ik u mijn viend Henrv van Thernier
voorstel.
De markgraaf boog zich met deftige waar
digheid en voegde den jongen Franschman
eenige zeer beleefde woorden toe.
Mijn vriend heeft zoo even een edel
gesteente opgeraapt datnaar ik gelpofaan
mejufvrouw Wilhelmina moet toebehooren.
Henry reikte de ster over.
De dank nzeide de markgraafzeer
onverschilligde kamenier mijner dochter is
wat onachtzaam. En na nog een blik op
Henry geworpen te hebben die hem op
dat oogenblik van het hoofd tot de voeten
opnam maakte de markgraaf nog eene buiging
voor de jonge lieden en verwijderde zich.
clnu, dan zullen die diamanten toch
wezeutlijk aan zijne dochter behooren zeide
Henr
len had van de moeijelijkheden en gevaren
tot nog toe te boven gekomen en wij begrij
pen ligt hoe Jethro tot den vroeger onbe
kenden Mozes opzag bij het verhaal der
groote dingen die door hem waren geschied.
Maar eindelijk is men uitgepraat en een soort
van familie feest vereenigd Mozes en de zij
nen aan een gemeenschappelijken disch.
Doch een man als Mozes behoort zich zei
ven niet toe. Toen des anderen daags Jethro
hem opzocht zat Mozes om het volk te rigten
en het volk stond voor Mozes van den mor
gen tot. den avond. Wij kennen uit verschei
dene trekken het halstarrig karakter van den
werkzamen man. Had nog niet lang gele
den in den strijd tegen Amalekeen gansche
dag hem den staf zien heffenomdat het
volk slechts in dien staf het teeken der
overwinning zag? 't Spreekt van zelf, dat
daarbij ook de geweldige kracht van Mozes
te kort schoot, maar lezen wij niet dat er
een steen onder hem gelegd werd om op te
zitten en dat ieder zijner handen werd on
dersteund de eene door Aaroude andere
door Hur en dat zoo zijne handen vast ble
ven tot aan zons ondergang toe
Doch een moeijelijker taak wacht Mozes
Gij schijnt nog te twijfelen!
Hij heeft er op zijn best naar gekeken.
Och ja! zij zijn misschien een honderd
duizend francs waardwat geeft hij daarom
de arme duiveL
't Is mij alles uiterst vreemd Geleid
mij tot mejufvrouw Wilhelmina.
Daar komt ze.
Inderdaadde jonge blonde damedie Henry
zijne onbekende genoemd had, naderde hen
onder geleide van haar vader.
Ziehierzeide de markgraaf, op den
jongen Franschman wijzende, mijnheer Henrv
van Thernier, die zoo beleefd is geweest uwe
ster op te rapen en ze mij te overhandigen.
De jongeling en de jonge dame bogen te gelijk
en Frits bemerkte dat een lichte blos het
gelaat van zijnen vriend overtoog en dat Wil
helmina bleek werd.
Wees zoo goed, mijnheer, mijne dank
betuiging te willen aannemenwant er is
mij zeer veel aan dat kleinood gelegen.
Mejnfvrouw zeide hij, ik ben zoo vrij
eene belooning te eischcn.
Eenigzins verlegenbeschouwde het jonge
meisje hem vragenderwijze.
Verleen mij de gunst om dezen wals
met u te mogen maken.
In een oogenblik van rust, geleidde onze
jonge held, zeer voldaan over den uitslag,
zijne schitterende dame naar een der sofa's en
ging naast haar zitten.
Nu, zeide hij haar, zal het mij ver
oorloofd zijn en dat met meer regtom u op
nu. Ieder die eene zaak had kwam tot hem
en hij rigtte en de onvermoeide man zat van
den ochtend tot den avond en hij hoorde
en hij rigtte.
Dit is bet beeld van den antocraatdie
zijn pligt doet. Maar Jethro, die de wijsheid
der jaren had doorzag het gebrekkige dezer
inrigting spoedig. Wij zien hem het grijze
hoofd tegen Mozes schudden en wij hooren
hem zeggen *de zaak is niet goed die gij
doet. Gij znlt geheel vervallenzoowel als
het volk, dat bij U is, want deze zaak is
te zwaar voor Ugij kunt het alleen niet doen.
Volg mijn raad en zie om naar anderen die
met U dragen. Dat zij het volk rigten en
dat alleen groote zaken tot U gebragt wor
den maar dat zij alle kleine zaken verrigten.*
De theorie van de almagt van den Staat
is niets anders dan eene naar omstandigheden
gewijzigde toepassing van het stelseldat
Jethro het hoofd deed schudden. Het Caesa
risme dat Napoleon III verdedigt in zijn le
ven van Julius Caesar is niets anders
dan de magtelooze poging van Mozes. Het
beginsel, dat wij in de thans aanhangige
geneeskundige wetten ontdekken is geen an
der dan hetzelfde dat Mozes en zijn volk
mijne beurt te bedanken.
Mij bedanken herhaalde het jonge
meisjedie ook hare tegenwoordigheid van
geest terug had gekregen.
\oor de edelmoedigheid en de goede
diensten die mij in den afgeloopen nacht door
u bewezen zijn.
Ik begrijp u niet mijnheer.
Hoeis mijne erkentelijkheid u dan
tot last of trekt gij mijne bescheidenheid
in twijfel Gij schijnt te willen ontkennen
Ontkennen wat en een zoo bekoorlijke als
ongekunstelde glimlach overtoog de lippen van
het jonge meisje.
In Gods naam het is niet anders
vervolgde Henry, eenigzins heftig; doch daar
ik zoo min blind als ondankbaar ben, moet
het met betrekking tot den afgeloopen nacht
maar blijven zoo als gij verkiestmaar heden
avondwil ik zeggen al wat ik denkal wat
ik gevoel en gij zult mij aanhooren. Ja ik
bemin u tot gek wordens toeen dat is uwe
schuldwant gister—avond nogdacht ik aan
geen verliefd worden.
Wilhelmina rigtte hare blikken op Henry
zag hem een oogenblik fiksch in het gelaat
sloeg hare oogen weder neder, zuchtte en
zweeg.
Gij antwoordt mij niet eenshernam
Ilenryterwijl hij gebruik makende van de
afzondering waarin zij zich bevonden, hét
jonge meisje zeer digt naderde.
Haat gij mij nu reeds
En de jongeling tilde zijne dame, in razende