eei» 19 Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. M 421. A°. 1S65. Redevoering van den lieer van Foreest. De eed over het graf. Negende Jaargang. Wordt vertolgd.) SCHAGER COURANT. abonnementspru8 vooe drie maanden Voor Schagenf 1,00. Franco per post door het geheele Rijk 1,15. Afzonderlijke Couranten*0,10. Verschijnt iederen Donderdagmorgen. Abonnementen op dit blad worden door alle PRIJS DER ADVERTENTlëN Van een tot vijf regelsf 0,75. Iedere regel meerder0,15. De 85 cents zegelregt niet mede gerekend. Grootc letters naar de ruimte die zij heslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Die timmert aan den wegh Verwacht gezegh. (Cats.) UIT3-EVEE IP. J*. GK DIDEBICH. BBIEVEN ZFIRjAISrOO. Bij de beraadslaging in de Tweede Kamer der Staten—Gcneneraal over de te nemen bui tengewone maatregelen tot weTing van be smettelijke veeziekten heeft ook het door dit district afgevaardigde lid de heer van Foreest het woord gevoerd. Gelijk wij van dien heer gewoon zijnbewijst ook weder deze redevoe ring, dat de gave der welsprekendheid van Nederlands eersten redenaar in meerdere of mindere mateop hem diens kleinzoonis nedergedaald. Men heeft den heer van Fo reest vaak zijne gezwollenheid en onbestemd heid van uitdrukkingen verwetenen voor zeker niet geheel ten onregtemaar toch zal iedere onpartijdige moeten erkennen dat zijn stijl uitmunt door eene sierlijkheid van uitdrukking waarin weinige redenaars van de 2e Kamer hem kunnen evenaren en dat hij zich voor eene enkele maal ook geheel kan ontdoen van zijne gezwollenheid bewijst de thans door hem uitgesproken redevoering. Maar wat wij in den heer van Foreest nog meer dan zijne welsprekendheid waarderen, is de humaniteitwaarmede hij doorgaans zijne scurrsEN err een dagboek. XIL Eindelijk wijdde ik mijne geheele opmerk zaamheid aan de paarden en hunnen voerman, daar ik bij het razend snelle rijden een on geluk vreesde, te meer, toen ik zag, dat Ewald de slap hangende teugels niet in zijne magt had. l'oen wij in de nabijheid van het bosch kwamen in welks midden zich de •ritselboom' bevond sprong Ewald aan mijne zijde, plotseling in de hoogte, als door eene elastieke veer opgeduwddoor deze beweging kromp ik in eeneen ongeluk vreezendeen poogde in het donker de boomen om mij heen te zien met een doordringende kreet Mee, wee Is zonk Ewald weder op zijne zitplaats nederde teugels waren zijne hand ontvallen gelukkig had ik het bemerkt en bezat ik tegenwoordigheid van geest genoeg ze te grijpendoch eensklaps staakten de paarden hunnen loop en steigerden onder luid gesnuif zoo hevig dat de dissel van het rij tuig bijna lijnregt in de hoogte stond en ik in den angstvan den hals te zullen breken van het rijtuig poogde te springen. Doch even als door eene onzigtbare magt vastge houden keek ik om mij heenten einde de oprzaak van deze plotselinge gebeurtenis te vindenik kon echter niets anders ontdekken dan dat wij midden onder de reusachtige tak ken van den •ritselboom' stonden. De ten gels, toen zij aan Ewaltls hand ontvallen waren, tegenpartij bestrijdt. Gelijk bekend isis hij een ijverig tegen stander van het tegenwoordige bestuur maar zijn voorbeeld bewijstdat men ook bij ver hitten strijd steeds personnen van zaken kan onderscheiden en dat menom een beeld te gebruiken aan den heer van Foreest zelvcn ontleendbij den aanval op de vesting van het liberaliemus christelijk gezind kan blijven, jegens het garnizoen lu dit opzigt kan hij tot een navolgenswaardig voorbeeld strekken voor vele leden zijner rigting die eene bitterheid aan den dag leggeu welke wij niet genoeg kunnen laken. Ook thans weder was de redevoering van den heer van Foreest vrij van die gebreken. Het deed ons een waar genoegen te be speuren dat het lid van dit district niet mag gerekend w orden onder hendie de veepest hebbeu aangeblazen om het ministerie af te makenen de wreedheid hebben gehad om den zeventigjarigen minister, die een geheel jaar is overladen geweest met de vennoeijend- ste werkzaamheden er een verwijt van te ma ken dat hij in het buitenland eenige weken verpoozing heeft gezocht. Wij zijn deu heer van Foreest dankbaar voor die humaniteitmaar toch bewijst het schenen in de war geraakt te zijn ik zocht ze in orde te breugenen de paardeu tot bedaren te krijgendoch te vergeefs. De teugels bevonden zich geheel in orde, de paarden teigerden hinnikten snuifden stampten met de hoevendoch waren niet van de plaats te krijgen. En Ewald! was hij door een beroerte getroffen Ik schudde hem riep hem hij zijn naam en smeekte hem te zeggen, wat hem scheelde Hij gaf geen antwoordvoor zoo verre ik in mijnen doodelijken angstin de duisternis en in weerwil van mijne zorg voor de paarden kon bemerkenlag hij achterover op zijne plaats en scheen onbeweeglijk in de duisternis te staren. Nog eens riep ik: »Om Godswil, Ewald! antwoord mij tochleeft gij nog of wat scheelt u Gij ziet «rij komen niet vooruit en krijgen het grootste ongeluk. Toen steunde hij gelijk een stervendeOn geluk ja ongeluk Wee weezijt gij het en zich eensklaps oprigtende, riep hij luider, naar huisnaar huisen zonk weder ne der. Hevig beginnende te beven als of ik de koorts kreegdoch mij vermannendeontwaarde ik dat Ewald nog leefde; ik ratte de teugels vaster aan, sloeg flink met de zweep op de paarden en riep met luide, hoewel bevende stem«In den naam Godsen der drieëenig- heidvoorwaartsEn even als of de moed der paarden eensklaps weder opwakkerde be gonnen ze zoo hard te trekkendat ik dacht dat het rijtuig in «>»*end stukken zo" re- door hem gesprokenedat de politieke om geving waarin hij verkeerthem dikwijls onbillijk maakt jegens zijn tegenpartij; terwijl de humaniteit, die uit zijne meeste woorden spreekt, getuigt van zijne betere natuur, zien wij in die onbillijkheid het gevolg vmn de naar ons inzientreurige rigting die hij voorstaat. Nemen wij zijne redevoering bij de hand, zoo valt ons aanstonds in het oogdat hij het gedrag der regering bij het uitbreken der veepest verschoonlijk noemtvan zijn standpunt genomennoemen wij dit onpar tijdig en edel gesprokenroaar ongelukkig bederft hij al dit goedeals hij er op laat volgen, dat hij genegen is om de houding des ministers met den mantel der lief de te bedekken. Wij vinden de hier ge bezigde tiguur niet mooiwij noemen haar zelfs ongepast. Want de mantel der liefde wordt gebezigd om gebreken niet om zaken die men zelf verschoonlijk heette bedekken. Na den hevigen aanval der oppositie moest deze in dit gezegde eerder eene mede instem ming dan eene berisping van haar gedrag vinden. En toch de zedelijkheid vorderde dat de berisping aan de beschuldigers van den minister niet aan den beschuldigde ten deel viel. Het doet ons leed dat geen der leden kensnuivend de manen schuddendevlogeu de edele dieren n*t het rijtuig voorwaarts, en wij bevonden ons spoedig in het opeu veld waar de sterren weder helder flon kerden en bedaard en rustig aau den hemel ston den. Toen hield ik de paarden in hunnen ra senden loop tegen en liet ze stappen. Miju blik viel op Ewaldwat was er toch met hem gebeurd M as het een droom geweest. Dat steigeren der paardenOnmogelijk kan ik zulks met vastheid bepaleuik wendde mij tot Ewald. Hij was wedex overeind gaan zitten doch verborg zijn gelaat in zijnen mao- teL Ik vroeg hem op deelnemende wijze: was n een ongeval overkomen Ewald •Neen antwoordde hij met naauwelijks hoorbare stem, »eene plotselinge duizeling Na eenigen tijd swijgens vraagde hij, zonder den mantel van zijn gelaat te nemendoch zoo als ik wel bemerken kon, nieuwsgierig naar mijn antwoord waarvoor hij echter bevreesd scheen«M at zaagt en wat hoordet gij toch wel •Nietsantwoordde ik lagchendbehalve het briesschen der paarden, die ons bijna den hals en het rijtuig gebroken hadden. Wat scheelden de paarden •Jadat weet ik niet •Niet?' herhaalde hij dof bij zich selven thm vreesselijkdochvoortvoort naar huis, naar huis voegde hij er in afgehroken, naauwelijks hoorbare woorden bij.'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1865 | | pagina 1