gewone beiugteiy. daar nog al wat eerbied voor te hebbencn dit was mqde een der ooizakendat de vrede be waard bleef. Men zegge niet, ja! dat is goed voor Engeland met eene bevolking van 29 miiliocn inwoners maar wat vermogen wij met onze 3| miili ocn Wij vermogen zelfs in het bijna ondenkbaar ongunstigst geval, dat wij geheel alleen zouden over staan betzij tegen Frankrijkhetzij tegen Pruissen veel zoo niet alles. Volgens de berekening van een deskundigeden heer Stieltjesbedraagt ons leger aan militie en schutteiij 150,000 man wan neer men nu berekent dat zich daarbij 50000 vrijwilligers voegen dan kunnen wij gemakkelijk den magtigsten vijand afslaan, want het leger der Pruissen in Oostenrijk bedroeg weinig meer dan dit getal. En zouden wijveronderstelddat wij even ge oefend zijn als de vijandenachter onze vestigen en waterwerken geen gelijk getal kunnen tegen houden? Nu is ons land op dit oogenblik in vollen vrede, wij worden gelukkig nog op geene enkele wijze bedreigd en ieder zal moeten erken nen dat wij in geen enkel opzigt cenige regtma- tige klagten kannen aanvoercu noch tegen Frank rijknocli tegen Pruissen. Maar waar alle gevoel van rrgt uit de staatkunde is gewekenwaar on verholen overal het magt gaat boven regt wordt geprediktdaar bestaat geene enkele vast heid meerdaar dreigt het gevaar ons ieder oo genblik aan de willekeur te worden overgeleverd. Daartegen moeten wij wakencn dat kunnen wij alleen door ons in de handtering der wapens te oefenen. Maar nog meer. Met iederen dag wordt een aanstaande oorlog tusschen Frankrijk en Pruissen waarschijnlijkerzoo die oorlog ontbrandt dan zullen Nederland en Belgie als gekleiud tus schen de beide rijken aan den strijd moeten deel sternen, ten ware zij de noodige kracht kunnen ontwikkelen om eene gewapende onzijdigheid te handhaven. Zoo wij zwak zijn dan zal de jammer des oor- logs over onze velden komen maar zoo wij sterk fijn dan zullen wij hem weeren van onze grenzen. Het zijn geen ijdele woorden die ik daar zeg, want voor weinige jaren heeft het kleine Zwitser» land ons een treffend voorbeeld gegeven wat ge wapende onzijdigheid vermag. Voor 8 jaar ont brandde namelijk een oorlog tusschen Frankrijk en Sardinië ten eene en Oostenrijk ten andere zijde. Nu lag bet kleine Zwitserland tusschen die oorlogvoerende magtenmaar sterk door zijne sinds eenwen in den wapenhandel geoefende bevolking, wist het door krachtsinspanning zijn onzijdigheid en dus ook den vrede te bewaren. Daarom ligt er in de oefening en de handtering der wapens die wij n voorstellen geen oorlogsbedreiging, maar een waarborg voor het behoud van den vrede. Geen mensch kan echter met zekerheid voorspellen, dat die vrede zal bewaard blijven. De ondoorgrondelijke wijsheid van den Opper bestuurder der volken dompelt vaak ondanks alle voorzorgen zijne menachen-kinderen in de rampen des oorlogs. Maar mogt dat onheil over ons los breken dan zullen wij in allen gevallen er beter aan toe zijnzoo wij wel gewapend zijn dan wan neer wij ons als weerlooze schapen door eenen overmoedigen vijand laten slagten. Zijn wij wel gewapend dan is er in alle gevallewelk een keer de gebeurtenissen ook nemennagenoeg zekerheid dat onze onafhankelijkheid en nationaliteit zullen blijven bestaan. De vrijheid en de onafhankelijk heid zijn de dierbaarste schattendie wij bezitten; om ons die schatten te gevenhebben de vaderen geen moeite gren strijd, geen bloed ontzien. Alle volken der aarde hebben Nederland steeds geprezen als het land der vrijheid bij uitnemend heid. Door de vrijheid zijn wij eeuwen lang groot cn welvarend geworden. Die vrijheid moet het le ven zijn van ons levenwaar zij ontbreekt daar storten op eens alle rampen over ons hoofd. Dit bewijst het rampzalig tijdvaktoen ons vaderland van zijne onafhankelijkheid was beroofdtoen was het een tijdperk vau ellende en jammer zonder we dergade. Jongelieden 1 laat het de ouden van dagen u zeggenwat hier toen is geleden. Toen werden onze ingezetenen beroofd van een groot gedeelte hunner bezittingentoen had niemand meer vrij heid om zijne gedachten te openbaren, toen wer den wij overal door bespieders omringdtoen wer den onze godshuizen bestolen, toen moesten onze koopmansgoederen worden verbrandtoen werden de jongelingen uit de armen hunner ouders ge scheurd om in verre gewesten den algemeencn on derdrukker met hun bloed te dienentoen werd het volk als vee naar liet slagtvcld gedreven, toen was er wanhoop in ieder huis en harttoen wer den wij vertrapt als wormen. Wee I driewerf wee over ons, als zulk een tijdperk terug zal komen. 01 zoo dat gebeuren mogt, het ware dan beter dat de dierbare grondwaarop wij tredenzich opende voor ons aller voeten om ons voor altijd in zijn schoot te verbergen. Jabeter eindeloos beter, voor ons allen om te sterven dan weder te hukken onder vreemde tic. rschappij. Dng en nacht moeten wij den Hemel bidden, dat Hij dezen onzettendsten aller rampen van ons blijve wee- ren. Maar gij weet het, bidden is niet genoeg. Bij het bidden moet men ook werken. Wij moeten de hand aan bet werk slaan om ons zelve de noo dige waarborgen voor onze onafhankelijkheid te verschaffen. Het is daarom dat wij allen, die den geschikten leeftijd hebben nitnoodigen om deel te nemen aan de op te rigten vereeniginghet is daaromdat overal in den lande door allen die het wel mecnen met het volk, de oprigting van zulke vereenigingen wordt aangemoedigd en bevor- i derdhet is daarom dat het gouvernement aan i znlke vereenigingen kosteloos geweren en amuni- tie wil verstrekken het is daarom dat de Koning die het zoowel meent met zjn volk in zijn troon- rede met bijzondere lof vaa zulke vereenigingen heeft gesproken. De regering en de konin; kunnen niet meer doendan zij reeds dedenthans moet het volk het overige doen. Allen moeten daarom medewer ken aan deze nationale zaai. Ouden van dagen en jongelingenrijken en mngegoedeuhet gaat u allen aanouden verleert ons uwe zedelijke ondersteuning en uwen raaijongelingen geeft uwe krachten ons teii bestairijken ondersteud ons met uw personen en bairsenen gij minge- goeden geeft ons het eenigewat gij hebtmaar dat meer waard is dan alle rijVdommen der wereld, uwe vrijheid voor eenige uren in de week ten beste, om die ten nutte van bit lieve vaderland in de handteering der wapens te besteden. Laat dan niemand zich onttrekken. lederland verlangt van al zijne kinderen dat zij binnen pligt ook in deze zullen doen. Dc redactie voegt bij deze woorden alleen nog den wenschdat ook in deze gemeente nog velen zich mogen aansluiten aan de vereeniging en den dank aan den heer Just de la Paisières, dat hij hier dc zaak is begounen. 1 Aan de noodiging door den heer J. W. Just de i la Paisières in het vorige nnmmer dezer Courant 1 gedaan werd door 25 heeren gevolg gegeven ter- wijl nog een vijf tal verklaard had tot eventuele i toetreding gezind te zijn. Verblijdend is voorzeker deze aanvankelijke uitkomst te noemen wanneer i men let èn op het geheele nieuwe der zaak en meer nog op 't hoogst ongunstig weder. De heer i J. d. I. P. heette de opgekomenen welkom be- dankte hen voor hunne tegenwoordigheid waarmede i zijn doel bereikt waadat doel toch was slechts 1 vereeniging ter bespreking" Zijn taak was na i volbragt verzoekende hij ten slotte dat de verga- dering nu iemand mogt aanwijzen om deze verga- i dering te leiden. De keuze viel op den heer 1 Langerijsdie de opdragt aannam, daarbij den i wensch nitendedat een drietal personen hem ter 1 zijde mogt staan. De vergadering vereenigde zich hier mede en achtereenvolgens werd de heer Just de la Paisières tot secretaris en de beeien Slangen en Jb. Denijs Jz. tot commissarissen benoemd om tevens met den heer Langerijs eene voorloopige commissie nit te maken; welke commissis op zich nam een ontwerp Reglement zaaien te stellen en dat in eene etrlanz te beschrijven tweede ^vergadering ter tafel te brengen. Wij besloiten ons kort verslag met den wensch, dat de toorloopige zaak eerlang in eene definitive moge overgaan en dat zij op grondslagen moge worden gevestigd die hare duurzaamheid verzeke- re. Drage een ieder naar zijn vermogen daartoe bij 't zij door de kracht van het ivoord, van den arm of van het geld. Mogen eindelijk vele jongeren van dagen zich tot deelneming opgewekt gevoelendoor de be langstelling nu reeds door mannen vau meerderen leeftijd betoond 1 Wij zullen trachten onze lezers op de hoogte dezer zaak te houden en vleijen ons eerlang hun de vesligng der vereeniging te kunnen mededee- len, Men vertelt te Parijs de volgende anekdote van den Keizerlijken Prinswaarnit blijkt dat hij door zijn ouders streng aanzijn pligt wordt gehou den. Onlangs les iu het rijden krijgende reed het kiud den kring rond naar de regter zijde van den pony leunende, in plaats van naar bet middelpont van den cirkel. Zijn pikeur de heer Bacbon ver zocht hem zooals gebrnikelijk is te rijden. De Prins sloeg daar geen acht op. Monseigneur" zei de heer Bachon ik verzoek n nn bij het rijden de gewone honding in acht te nemen andera zal ik verpligt zijn u van uw pony af te tillen. Het kind scheen niet te hooren. De heer Bachon ging naar hem toe deed den pony stil staan en ligte den Prins bedaard nit den zadel. Monseigneur ging koelbloedig zoolang als hij was op deo grond liggen en was niet van zijn plaats te krijgen. De heer Bachon zeide toen indien gij niet op staat zal ik den pony op uw rug laten stappen. Nu stond de Prins op en was gednrende bet overig gedeelte der les zeer gehoorzaam. De Keizer kwam echter in de school juist op het oogenblik dat dit toooeel bijna over was. Zoodra het kind zijn vader zag, riep bij: Papa Bachon heeft mij ge dwongen om»Hoe? gij zegt Bachon," 'Ja Papa Bachon." -vZeg mijnheer Bachon hernam de Keizer. Het kind sprak geen woord meer. Toen de Keizer gehoord had wat er was voorgevallen zeide hij tot zijn zoon dat de heer Bachon volkomen gelijk had en dat hij strikt de hem gegeven bevelen had gevolgd. Den volgenden dsg toen de Prins uit rijden ging hield hij plotseling zijn paard stil, en sprak mijnheer Bachon wilt gij mij vergunnen u rBBchon" te noemen wanneer wij alleeD zijn 'Neen, Monseigneur Uw vader heeft u dit verbo den." 'Ja; maar wanneer wij geheel alleen zijn, dan hoort het immers niemand." 'Welnu, ga dan nw gang maar dan alleen ook wanneer wij alleen zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1867 | | pagina 2