jnQ0i i en een groot vriend van kunsten en wetenschap pen. De brief beviel mij overigens maar ten hal ve want te midden van al de dichterlijke vol zinnen werd mijne opmerkzaamheid voornamentlijk getrokken door de uitdrukkingen van kinder ziel, opvoeding op het land enz. Ik meende daaruit te moeten opmakendat het de aanstaande van mijn vriend min of meer aan ver standelijke ontwikkeling en beschaving moest ont breken en ik zag in mijne verbeelding daaruit voor den nu zoo opgewonden jongeling een reeks van teleurstellingen ontstaan. liet gebeurde zoo als ik gevreesd had. Hoe ook thans betooverd door de liefdemijn vriend was te verstandig om niet miu of meer dezelfde opmerking als ik te makenmaar wel verre dat dit gemis van verstandelijke beschaving zijne min kon bekoelen scheen het aan zijne ge liefde eene nieuwe bekooorlijkheid te geven. Want wat aangenamer levensdoel kon hij zich voorstel len dan zijne jeugdige gade in de dichterlijke wereld waarvan hij bnrger waste leidenwat schooner taak kon hij zich kiezen dan om haar verstand met zorgende liefde aan te kweeken, maar ongelukkig is er geen moeijelijker, verdrietiger en ondankbaarder werk dan de opvoeding van volwassenen. Als men niet van zijne vroegste jeugd zich ge wend heeft om de taal der groote geesten die uit boeken tot ons spreektte verstaan blijft die ons altijd vreemd, liet is zoo moeijelijk om zich uit den engen kring van het dagelijksche leven, waarin de niet ontwikkelde praktische mensch zich beweegtonverwachts te verplaatsen in de ideale wereld der poëzy. Naauwelijks was de huwelijksreis volbragt en had het jonge paar zich gevestigd in de nieuwe woning of de man wilde zijne taak aanvangen. Met volle toejuiching zijner vrouw zoude hij de ledige uren van de winteravonden besteden om haar de onsterfelijke werken onzer dichters voor- te lezen. Hij had met Feith of Tollen moeten beginnen maar hij had te hooge gedachten van zijne gade; zij toch zoude volgens zijne meening onmogelijk behagen kunnen vinden in die zedeleer zonder diepte van Feith en de huisselijke liedjes van onzen volksdichter. Hij begon dus met Bil- derdijk en Vondel. Doch helaasterwijl de lezer geheel en al werd medegesleept door het lijden van Elpine, dacht de jonge vrouw na hoe het toch gekomen kon zijn dat de de andijvie dien middag was aange brand of als hij de ontzaggelijke diepte van Von dels Lucifer bewonderde dan waren hare gedach ten bij den boterboer of den slager. Wel liet zij dit zoo weinig mogelijk merken maar soms moest zij toch een antwoordop een vraagdie hij haar ten dezen aanzien deedgerenen dan kwam dat maar altezeer aan het licht. Zoo wei nig begreep zij van de beide bedoelde gedichten der ongelukkige vrouw greep hare hand bedekte die wiet traut-n en kussen en zwoer iu hartbrekende woorden, nooit zoo iets van haar te zollen zeggen, dewijl zulke woorden zijn mond zouden doeu ver stommen. Toen kon ook Angelika niet laDger den storm die in haar woelde, weerhouden. Waggelend ging zij na»r de tafel, een tranenstroom vlood uit hare oogen bevend greep zij het kistje en terwijl zij het den boekhouder overreikte, teide zij met eene, van ontroering bijna onhoorbarestem Neem hetmijnheer Arnold neem het en wees zoo goed mij alleen te laten waarop zij door smart overweldigd op een stoel nederzeeg en aan hare bittre tranen den vrijen loop liet. Arnold nam het kistje en terwijl hij haar eer biedig de hand kuste, gaf hij baar het brielje te rug dat op het geld lag. Dat heb ik niet mede te nemen. En Angelika zag weder die geheimzinnige woorden voor zich. Voor de dageu van uood moed en vertrou wen. Tonners. Zij liet hare gedachten den vrijen loop die ge heimzinnige «oorden sleepten hare ziel mede hare gedachten verloren zich in het oneindige en hoe langer zij peinsde hoe duisterder hoe noodlotti- ger de toekomst haar toescheen. Wordt vervolgd dat zij ze altijd door elkander haspelde en eenmaal in volle ernst vroeg of Lncifer niet ten langen laatste zoude trouwen met Elpine. Eens wilde zij haren echtgenoot verrassenzij had in hare jeugd een paar jaartjes aan het fransch gedaanzij had liet geleerd op de dorps school van een ondermeester, die er zelf een breekebeen in waszij had er dus nooit veel van gewetenen ,het weinige, dat zij er van wist, was zij thans nagenoeg geheel vergetendoch uit liefde voor haren man wil zij zich weder gaan oefenen in het lezen van die taal; maar haar vriend moet van hare oefeningen toch vooral niets merkenzij maakt zich uit zijn bi bliotheek meester van een fransch boek en een dictiounaire de keuze schijnt haar buitengewoon gelukkig, want het boek is vol kleine stukjes. Als ik mij niet vergis dan was het een werkje van St. Benve, zij slaat het boek open en zoekt naar het kleinste stnk dat er in is. Dat stuk wil zij met behulp van de dictionnaire vertalen en als zij het een paar keer gedaan heeft dan zal zij op een avond mogelijk wel op zijn verjaardag hem het bewijs leveren dat zij ook fransch kan lezen. Het door haar opgeslagen hoofdstuk handelt over Corneille en Racine. De aanhef is dat deze de grootste jade eenige echt fransche dichters zijn. Zij leest en herleestspelt en herspelt de woorden, maar zij begrijpt er zeer weinig van. Doch met behulp van de dictionnaire gelukt het haar eindelijk drie geheele volzinnen door te wor stelen. Zie zoodat is al veel gewouuen. 't Ls waar het klinkt wel wat vreemddat zij meent gelezen te hebben maar er komt toch bij groote dichters en schrijvers vaak zooveel voor dat mooi moet worden gevonden en dat toch aan een mensch van een gewoon verstand ongerijmd schijnt. De gelukkige uitslag maakt haar opgetogen nog dien eigen avond wil zij aan haar man too- nen dat zij fransch kan lezen ouder de thee wil zij het boek voor zich nemenvoorzeker zal hij dan verwonderd opzien en haar vragen wat zij daar heeft gelezenen dan zal zij triomfantelijk kunnen toonendat zij fransch verstaat. Het gebeurde zoo als zij zich had voorgesteld, de man vroeg haar net zoo als zij gedacht had en haar antwoord wasik lees daar een fransch betoog dat de kraai en de wortel de beste eu eenige dichters zijnzij had nameiitlijk de namen Corneille en Racine in de dictionaire opge zocht en gevonden dat die in het hollandsch kraai en wortel beteekenen. Eenige jaren verliepen er na hun huwelijk. Wel was het geen ongelukkige echt geworden want hun beider hart was goed gebleven maar de overeenstemming van verstand zoowel als ge voel die in een goed huwelijk wordt vereischt ontbrak ten eeneinale. Een scheidsmuur was er tusschen hen opgetrokken, die niet meer scheen te kunnen worden weggeruimd. Daarbij kwam dat de jonge man in de laatste maauden iu ken nis was geraakt met eene jeugdige dame, die alle hoedanigheden bezat, wier gemis hij zoo zeer betreurde in zijne echtgenootmet deze dame kon hij dweepende spreken over poëzy en muziek over edele ideën en verheven gevoelenswas het dan wonderdat het bij de vergelijkingdie hij tus- schen beide vrouwen maaktehem soms bitter in de ziel werd. i Maar Gods engelen waken over het hart van den brave. Eene besmettelijke en gevaarlijke ziekte, de roodvonk, kwam in de plaats waar zij woonden. Dc gevreesde vijandin kwam zoowel de woning waar de kunstlievende en sentimentele dame logeerdeals het huis der prosaïsche vrouw binnen. Het gevoelvolle dametje was niet bestand 1 tegen zooveel naarheidalhoewel zij zelve de ziekte eens had gehad en dus niet bevreesd be- hoefde te zijn voor de besmetting en ofschoon al i de kinderen in de woningwaar zij vertoefde op het ziekbed lagenen de vrouw des huizes, die anders haar grootste vriendin waszich dag en nacht moest aftobben, verliet zij toch ijlings1 de stad zij wilde haar zoo gevoelig zenuwstelsel niet in gevaar brengen. Te hnis gekomen zijnde 1 begaf zij zich aanstonds naar haar kamer om een gedicht vol gevoelover de vriendschap en de hulpvaardigheid te schrijven. Treurig was het gesteld in de woning van het echtpaarniet alleen de man en het kindmaar ook de beide dienstboden lagen op het ziekbed de vrouw alleen bleef overeindzij was de zor gende engel voor allenal was haar hart ook vol- zorge en benaauwdheidbij de zieken was zij al tijd opgeruimden als de dichterlijke mandie in de dageu zijner gezondheid zich misschien te weinig had eigen gemaakt om sprekende om te gaan met den Heer, behoefde had aan woorden van vertroosting, dan vloeiden die van hare lippen; de liefde leerde haar woorden vindenschooner dan hij ooit in boeken had gelezenzij wist hem gevoelens van vertrouwen op God in te blazen, reiner en verhevener, dan hij ooit bij dichters had gevonden. De man, zoo ontwikkeld naar het verstand voelde zich leerling van de vrouw, ont wikkeld naar het bart. Want zietals de zon des voorspoeds straaltdan schijnt het verstand de bovenhand te hebben maar wanneer de ram pen komen dan beslist het hartdan beseft men dat de adel des harten oneindig verheven is bo ven de ontwikkeling des verslands en de verfijning des kunstgevoels. De teleurstelling, door den jongen man in het huwelijk ondervonden verloor van toen af haar bitterheidwant de poëzywaaraan hij zulk een behoefte had en zonder welke hij met zijne echt genoot niel gelukkig had kunnen leven vond hij bij haar niet iu het verstand niet in het kunst gevoel maar op den bodem vnn haar hart. Gelijk het goud in de mijnen zoo is het dich terlijk element in ieder onbedorven gemoed ver borgen. De ziel van ieder mensch is dichteresse vuu natuurwant in oiis allen leeft de zncht naar het idealeallen komen wij vroeg of laat tot het besef, dat «ij niet iu deze proza—wereld van het heden maar in de volmaakte dichterlijke we reld der toekomst te hnis behooren. De jeugdige man, die dezen fris-chcn springbron van poëzy had ontdekt in het gemoed -zijner gade, had zich niet langer te beklagen over de ondcr- vondene teleurstelling. In plaats van de engel der boeken «aarvan iiij gelroomd had, vond hij de engel der werkelijkheid in plaats van het etherische wezen dat moest gevoed worden met ambrosia en gedrenkt met nektaromhelsde hij een vrouw van vleeacli en bloed op wier schou deren hij een deel zijuer Zorgen kon doen rus- U-u die ziju levenspad aangenaam kon maken eu die als zij hem overleeft, zijn stervenspcluw zeker zachter zal schudden. Gelukkig ecu ieder dien het gaat als hem 1 (VKt;VOLG KN SLOT IN KEN VOLGEND NUMMER.) SCïlAAKSPKL OPGAAF \o. 97. A B ÏWART C D E F G H mÊÊM Sllh Wym, i WJZYb m* 'Ys jm WM «u wjtm. M m Wit speelt en geeft in 4 zetten mat. Oplossing van de schaakspel—opgaaf No. 95. Wit. Zwart. F4 op F5+ F5 CSf Gi A4f C8 op DS D8 C8 C8 DS

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1868 | | pagina 3