Een ter doodveroordeeling. Teleurstellingen. Burgerl. Sland der gemeenle Barsingerhorn c. a. Burgerlijke stand der gemeente Schagen. Burgerlijke staud der gemeente St, Maarten. BEURSTIJDINGEN. Amsterd. VV. S. 2}pC- 58; SpC. 62 J. Rusland, oude 5pC. 92 1881 5pC. 68J Oostenrijk, Metaliek 5pC. 45} idem 65} idem Nationale 1854 5pC. 51}. Spanje, thans 2}pC. 34}; 8pC. 36} binl. 31} Portugal 3pC. 37}. Mexicanen 3pO 15 Londen, VVisselk. zigt 11,90,2 ra. 11,86. Parijs, 57 56}. Hamburg85} 35. Bordeaux 15 dageu 65} 1 56} INGEZONDEN STOKKEN. HEMELWERK. foortsche f 259. Deensche garst per 2100 kilo f 250. Niet Ontvangen. GEBOREN13 Jbd. Tryntje dochter van Pietcr Smit eo van Maarlje Blom Jan zoon van An- thonius Bakker en van Antje Smit; 14 dito Ga tharii a dochter van Fraus Jongebloed en Reinaauwtje Keizer; 17 dito. Pieter, toon van Michiel Vries en van Grietje Plevier 18 dito. Arie toon van Cornelia Kruijt en van Maartje Stapel. ONDERTROUWD: Geene. GEHUWD Geene. OVERLEDEN: 13 Jan. Geertruida Kok oud 13 jaren Sijtje Swensoud 2 jaren en 6 maanden. Ingeschreven vao 12 19 Januarij 186S. Geene. i i Dingsdag den 20 Januarij 1868. BI. Grieken, 5pC. 12}. Metal. Coupons f 23,97} idera nationale 28,32} I)c redactie vereenigt zich niet alt'jd met de ge voelens der inzenders van geplaatste stukken. Ik Krnschte dai ik koniug tcare. Ja I kir'geregtiude manneu van Nederland, ik wensch- te dat ik koning ware dan roudr ik tnyn best doen u bet kiesregt te ontnemen, omdat gijl. toont rr niets van te begrijpen. Immers bij de vooilsstsle Kamer ontbinding Lebben de Ministers u toegeroepen, geeft ons voor de oude Kamerleden beteren en wat hebt gijl. gedaan Gij hebt Kamerleden gestuurd waar even min mede IV. Attgelika verliet hare prachtige woning ia de St. Honoré straat en trok zich terug in een een voudig kamertje van eeu buis in de voorstad Pois- sontitère. Weduwenstaat en armoede hadden haar op een maal overvallendoch zij leed kommer en nood zonder morren of klagen. Dan kommer en nood waren nog niet genoeg, uog een ongelok beidde haar. Spoedig zullen wij zien waarin dit bestond. Vrienden en bekenden bleven den een na den ander vregen spoedig zon zij geheel alleen ge staan hebben wanneer zij niet een vriend bad gehad, die zoodra zijne hem karig toegemeten tijd hem een oogenblik vrij liet dat bij haar door- bragt, haar troostte, haar de vergankelijkheid in grooteche beelden afschilderde en de toekomst haar met een rozengloed wist te beschrijven. Deze man was Arnoldde trouwe dienaar van haren echt» genoot. Arnold had de gewoonte zijne bezoeken slechts in den avondstond te doen; niet weinig was Angelika daarom verrast toen zij op eeuen voor middag aan hare deur hoorde kloppen en zij in den binnenkomenden niet Arnold met den eerbie digen groet en den zachten lach voor zich zag maar een elegant heer, die vertrouwelijk en bekend groette. Angelika herkende hem niet dadelijk. Een te groote klove scheidde haar reeds te lang van de wereld waarin Taillard verkeerdedan dat zij hem dadelijk herkennen zonde. Zoo als gezegd ishet te regeeren valt als met de oudedus hier is onwil of domheid in het spel geweestik zoude u daarom het kiesregt outnemerien geven bet aan nwe io den regel godsdieustigcr vrouwen, en diegenen welke geene vrouw bezitten zoude ik het kiesregt ont nemen om het aan de R. C. geestelijkheid te geven voor zoo verre dezen geene kiezers mogten zyn als dan zoude er kans van welslagen bestaan om een gehoorzame Kamer te krijgen want het ministerie wil onder anderen eens vooral eene betere Godavereering dan tot nu toe plaats heeftbet ministerie geeft bly- ken van te erkeonen dat de ware godsdienst door de Roomsch Calholieken beleden wordten dezen in Ne derland nog te weinig vryheden in het godsdienstige genietendit moet ophouden de scholen voor de jeugd moeten van ongodsdienstigheden gezuiverd wor den en des noods liever Roomsch Catholiek onderwijs dan nieuw modisch Gereformeerd de Roomsch Catbo- lieke leer is immers de leer van gezag eu die leer is het ministerie ook toegedaan zij duldt even als de Roomsch Catholieken geen leer van vry onderzoek. Ik weet wel gyl. zoudt my kunnen toevoegeD, maar ook wij onwilligen of dommen of Christelijk Histo risch Nationalen enz. enz. enz. ook wy helpen de schatkist vullen en mogen wij daarvoor dan geene inzage nemen waar ons geld belandt of hoe er met onze belangen omgesprongen wordt I I Ik zoude u.l. dan moeten antwoorden Neen neen I driemaal neen de ministers zullen regeeren en gij zult betalen eo gehoorzamen en daarmede basta Doch daar ik geen koning ben en gijl. toch nog kiezers r.ytzoo wenschte ik u.l. voor alsnog een gemoedelijken raad te geven eo deze is kiest allen nieuwe Itden, de koning kan geen lapwerk begeereo dus geen oude lappen met nieuwe lappen tot een zoo genaamd nieuw geheel gemaakt dit zoude een ge schenk den koning onwaardig eu den gevers tot schande zijn. E. N. Burger. Volksntoraal.) VI. Ja f Gelukkig een ieder dien het gaat als de jonge man van wien ik zoo even verhaalde maar helaas! hoeveier hoofd hangt geknakt daar neder, gedrukt als het werd door den last der] onophoudelijke teleurstellingen hoeveier harte werd geheel nutteloos en levenslang opgescheurd door de doornen. Als wij ons eigen verleden herden ken dan vinden wij ja sommige teleurstellingen die ons ten nutte zijn geweest, enkele, die haar eigene vergoeding hebben medegebragtmaar ach ook hoevelen die zonder uut voor ons zeiven of was Taillard. Angelika noodigde hem uit, te gaan zittenen wachtte nu vervolgens af wat de advokaat te zeggen had. Taillard schoof zijnen stoel naast die der dame, en toen begon hij Ik hoop mevrouw, dat uwe smart reeds sinds lang eestiid iszoo dat men zonder uw gevoel te kwetsen wel met u over iets kan spreken, waarbij men geen tranen behoeft. Mijnheer, w*t Ihijne ziel bedroeft; draag ik eu niemand anders. Ik heb met mijne smart geen vertoon gemaakt, zij kan daarom niemand gehinderd hebben. Gij kunt roet mij over iedere zaak spreken. Gij knnt over het verleden spreken, zonder te vreezeu dat ik n zal hinderen. Taillard keek de kamer rond bet was eene arme kleine woningmet oud versleten huisraad. Gij leeft hier iu uiterst behoeftige omstandigheden. Dat kan zijn maar ik ben er mee tevreden. En toch hebt gij goede vrienden die uw lot makkelijk konden verzachten. Ik geloof hetik wil bet gelooven dat ik die nog heb doch het schijnt mij overvloedig mijne vrienden lastig te vallen, ejj gij althans kunt er niet over klagen. Gij zijt nog zoo jong. En leef misschien nog lang. Ik denk er nog lang niet over om oud te worden. Gij koudt nog weer huwen. Daarvoorgeloof ik bewaart mij mijne armoede. En wanneer er nog eens een mensch was die zijn hart, zijn vermogen, zijn leven voor nwe voeten lag en tot u zeideDat alles is nwe en daarvoor verlang ik slechts u wanneer er vraag ik u eens zulk een mensch ware P Wordt vervolgd.) anderen ons hebben geplaagd. Maar kennen wij dan ons zeiven en die ande ren zoo goedom te kannen zeggendat die teleurstellingen geheel nutteloos zijn geweest Hebben ze onze zielen in allen gevalle niet be waard voor de sluimering der gevoelloosheid, voor dat geheel en al w egzinken in het stof der aarde waartoe de menschenkinderen anders zoo ligt vervallen. Daarenboven onze toekomst is immers onbegrensd het ontwikkelings vermogen van on zen geest onbeperkt. Het zaaddat de teleur stellingen in onze harten hebben gestrooid moge nu nog onzigtbaar in de voren liggen te slui meren, eens mogelijk na eeuwen zal het toch ontkiemen en in het volle licht treden. De eeuwigheid zal ons eens leerendat geene enkele teleurstelling geheel nutteloos voor ons is geweest. Dit hebben de wijzen en vromen van alle eeuwen ons geleerd. Laten wij ons aan dat zoete geloof vasthouden. Voor eenige jaren, het is geloof ik reeds 12 of 13 jaar geleden, las ik in een der beste stukken van Emile Souvestre van een schilderij voorstellende den laatsten droom eener arme vrouw. De schrijver had daarbij eenige roerende bladzij den geschreven, ik heb het schilderstuk niet ge zien en de regels van den franschen dichter zijn zoo goed als geheel uit mijn geheugen gegaan. Het zij mij vergund in verband met tnijti onder werp en aan het slot mijner beschouwingen over eene soortgelijke voorstelling vrij te phantaseren. Ik zou den toestand eener dus droouiende vrouw aldus beschrijven Eene arme bejaarde vrouw haar leven lang geplaagd door de grievendste teleurstellingen zit 1 op een najaarsavond eenzaam op het veldzij is i gehuld in een schamel kleed rust op een steen en leunt tegen eenen half ontblaarden eik, voor i haar staat een ledige mand aan hare voeten prij- ken in 't gras eenige half verlepte winterbloemen. 1 De wind beweegt de takken van den boom en i jaagt de weinige bladerendie er aan prijken in de luchtzoo zit zij daarhet levende beeld der teleurstellingmet gebogen hoofd en geloken oogzij denkt na over de gebeurtenissen van haar leven zij ziet zich weder kind spelende in i de woning harer ouderszij ziet hoe haar vader werkt en zwoegt om haar het levenspad zon effen i mogelijk te maken en hoe de zorg harer moe- der niet ophoudt bloemen voor haar voeten te i strooijeumaar zij ziet ook hoe de onverbiddelijke i dood hen beide ontijdig van haar wegrukt en al J hare verw achtingen den bodem inslaatterwijl i zij dus mijmert vallen de dorre bladeren langs haar gelaat en wekken haar uit hare bepeinzing i zij wil opstaanmaar zij denkt aan dien langen eenzamen avonddie haar zal toeven op haar kil en ledig kamertje en op dien nog langer uacht welke daarop zal volgen en zij sluit weder hare oogen weder zinkt haar hoofd op de borst, iu haren droout zwevey alle gebeurtenissen van haar leven haar oogen voorbij. Zij ziet zich weder gelukkig in de armen van haren echtgenoot; maar ookhoe zij straks moet waken bij zijne veege sponde. Zij ziet hoe zij zich verheugt} in den bloei van haar aanvallig zoontjemaar ook hoe zij met een starren blik weldra op zijn graf moet neder- zien zij ziet* zich gedwongen om het brood der genade te eten en het kleed der barmhartigheid te dragen, zij hoort zich hard toegesproken door de rijkenzij ziet zich genoodzaakt om altijd eenzaam en eenzaam haar levenspad te bewandelen en als zij dat alles zietdan wenscht zij dat hare oogen nooit meer zullen opengaan en dat zij nim mer op haar eenzaam kamertje den langen avond en winternacht meer zal doorbrengen. Doch het gekraak der dorre takken boven haar hoofd wekt haar weder uit hare sluimering weder opent zij de oogen. En zietalles om haar heen schijnt een aangenamer gedaante te hebben gekre gen de sterren aan den hemel fonkelen haar liefelijk tegenterwijl zij haar schijnen toe teroe- penbij ons woont rust en vrede. De boom,«tegen welken zij leunt, schijnt haar toe te fluisterenwel worde ik thans van mijn bladren-kroon en kleed beroofdmaar een beter tijd geeft ze mij heiden eens verjeugdigd weder, de bloemen aan haar voet, vleijen het hoofd op

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1868 | | pagina 2