11 Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad, Het hoogleeraarschap yan Thorbecke. 33© I^amartine. M 598. Dertiende Jaargang;. Ao. 1869. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt, met een bijvoegselbevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzonden aan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Piujs per jaar 4,—. Franco per post f 4,60. Afzonderlijke nummers f 0,10. ADVBETtNTiëN van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder f 0,15. De 85 cents zegelregt niet me- degerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biên. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Onlangs kwam in de Purmerender Courant vooreen even onbillijke als heftige aanval tegen het zoogenaamde Thorbeckeanismis. Wij hopen later het anti-natiouale karakter van dien aanval aan te toonen thans echter willen wij alleen op merkzaam maken op den minachtenden toonwaar mede daarin van een der eervolste en gewigtigste betrekkingen in onze maatschappij wordt gespro ken. In navolging van het dagbladwerpt nameljjk de Purmerender weder voor de duizend en eenste maalaan Thorbecke het vroeger door hem be- kleede ambt van hoogleeraar voor de voeten. Zoo dikwerf het dagblad niets meer weet te zeggen op Thorbecke dan wordt altijd weder dat dwaze schimpwoord professor opgerakeld. Zoo ineen volgende eeuw een geschiedvorscher zich 'zeiven de vervelende taak oplegt om onze couranten te door snuffelen, dan zal hij misschien op het denkbeeld koinen dat eene geheimzinnige hatelijkheid ver scholen ligt in die woorden van professor waar mede Thorbecke en diplomaat van Hout- hem, waarmede van der Maassen de Sombreff wordt aangeduid. Welligt zal hij vermoedendat er met dat hoogleraarschap, met dat Hou the m iets gebeurd ishetwelk het licht niet kon verdragen. Ongerijmd zal hij de bewering noemen dat deze schimpnamen alleen aanduiden dat Thorbecke eens iu onze eerste academie-stad een gevierd hoog leeraar is geweestdat van der Maassen bij toeval in de gemeente Houthemin de onmiddelijke nabijheid van Valkenburg, op een buitenplaats heeft gewoond, die in schoonheid kan wedijveren met vele villa's in de nabijheid van de residentie. Het woord professor zoude dan alleen als schimp woord k unneu worden gebezigd ingeval Thorbecke zijn ambt als hooglet raar met oneer had bekleed of ookingeval hij als ministerzich nog steeds hoogleeraar wanende zich meer had bezig gehou den met het opdelven der geheimen van een afge trokken wetenschap dan met het vervaardigen van wetten en het administreren van zijn departement. Maar geen van beiden is waar. Integendeel moest bet aan een ieder bekend zijn met hoeveel roem hij eerst in de wijsbegeerte en geschiedenis, daarna in bet romeinsche en staatsregt doceerde. Wie weet niet, hoezeer zijne colleges altijd bezocht waren, niet alleen door studenten maar ook door ▼an elders komende leergierigenhoezeer zijne lessen over de grondwet aller aandacht tot zich trokken hoezeer zijne leerlingen hem altijd als den grondigsten en toch altijd duidelijke hoogleeraal vereerden. Als minister was hij dit in den vollen zin van het woord en liet in zijne ambtsverrigtingen vol strekt niet merken dat hij eens hoogleeraar was geweest. In de beraadslagingen vermeed hij altijd het veld der afgelrokkene bespiegelingen als ad ministrateur werden zijue verdiensten zelfs door te genstanders gehuldigd. Waarom dan toch dat smalen op zijn vroeger hoogleeraarschap In het dagblad is dat smalen begrijpelijk. Dat dagblad is toch wel verpligt een groot gedeelte onzer nieuwbakken haagsche aristocratie naar de oogen te zien. Na is een professorale toga van veel te burgerlijk fatsoen om genade te vinden in de oogen van het haagsche jonkerschap. Dat jon kerschap moge de geparfumeerde hand reiken aan dezen of genen indischcn nabobdie zijn gebrek aan goede manieren weet te bedekken met goud een professor is al te pedant en te stijf van vor men om in hunne kringen geduld te worden. Onze burgerstand en met deze de kern onzer natiedenkt er gelukkig anders over. Men kan bet lezen in da Costa's leven van Bilderdijkhoe beide deze twee groote mannen in het hoogleeraar schap de eerbiedwaardigste aristocrate onzer da gen vereerden. En zij deden daaraan wel. Wij zijn een burgerlijk volk en koesteren een geheimen afkeer tegen elke aristocratiemaar die des ver stands alleen beeft genade gevonden in de oogen des volks. De burgermandie bij ons niet hoog opziet tegen de mannen van wetenschapverraadt daar door dat bij zich zeiven al heel veel beschouwt en geen lust heeft om zich te bekwamen of te beschaven en dat hij zich voor genoeg wetenschap pelijk houdt als hij zijn cooponnen knippen en zijn klanten villen kan. Die eerbied voor de man nen der wetenschap is dan een heilzame karakter trek in onzen burgerstand. Die eerbied wordt echter bi) de zoogenaamde bhagsche aristocratie niet aangekweekt. Wie daar geen lieftallige fran- sche vormen in acht neemtwordt weinig geacht, zij misgunt aan bet hoogleeraarschap den eerbied, dien de bnrgerij het toedraagt. Vaak komt dit op eene niet onduidelijke wijze aan het licht. Zie een Lion de beschermeling der aristocratie, als hij zich geliefd wil maken in hare oogen, dan schrijft hij eene brochure, met het smalende op schrift: dertien hoogleeraars wederlegd. Hoor hoe een graaf van Zuylen als hij tegen Go- defroi zegt ik ben niet bang voor nal staan ook dertien professoren aan uwe zijde. Dit dit alles last het zich verklaren dat het woord professor in sommige haagsche kringen als een soort van schimpwoord kan gelden. De zekere stijfheid in vormendie Thorbecke steeds is bij gebleven is daar waarlijk een gruwel. Onze zoo fijne aristocratie is zoo kiesch op dat puntdat zelfs de gewezen gouverneur generaal de baron Sloet van de Beele in hare oogen al te bnrger- lijke manieren heeftwaarschijnlijk zoude dat bur gerlijke ophouden, als hij zijne haren liet friseren, als hij achterover in zijn rijtuig ging liggenals hij met een zekeren zwier zijn rijksdaalders op een écarté—tafel kon leggen. Doch dit is zekerdat het smalen op een professor alleen in den Haag en niet in een Noord—Hollands stadjeals Pur- merend te huis behoortte Purmereua toch kan men zich niet ergeren aan de stijve vormen van een professor. Nergens toch zetelt meer dan in Noord-Hol land het laatste overschot van de oud hollandsche deftigheid daar toch zijn nog de witte dassen de lange rokken de goudsche pijpen inheemsch. W ij hebben het Noord-Hollandsche karakter om die eigenaardigheid te liever. Wij zien liever een degelijken Hollander met wat stijve vormen dan een gefranciseerden Nederlander. Het smalen op het hoogleeraarschap is dus een vergrijp tegen den burgerlijken aard van het Noord-Hollandsche ka rakter. Onze goede Purmerender zuster tooije zich toch niet op aristocratische manier. Schim pen op het burgerlijke van een professorale toga, staat altijd leelijk maar het staat toch het lee- lijkste in den mond van een burger-matrone. De groote fransche dichter en redenaar Lamar- tine is gestorven. De man die eenmaal gedurende drie maanden als een bijna oppermagtig dictator aan bet hoofd van Frankrijk stondis na lange jaren van lijden, in armoede gestorven. Zijn naam was een der meest beroemden van den nieuwen tijd. In hem waren vele goede eigenschappen van de nieuwere rigting vereenigdliefde voor de menschheid geestdrift voor vooruitgang en vrijheid waren zijn hoofddeugdendaar stond tegen over een aan onzen tijd mede eigen hoofdgebrek een eerzucht die alles wil omvatten. Had de La- martine zich willen bepalen tot zijne letterkundige loopbaan zijn leTen zonde waarschijnlijk voor hem zeiven en anderen meer en schoonere vruchten heb ben gedragen. Noch zijn zacht gestemd hart, noch zijn door geestdrift bezielde talenten waren er voor geschikt om aau het hoofd eener regering te staanen het minst in een tijdperkdat de stroom der omwenteling het schuim der maat schappij in de hoogte wierp. De 1 aau werk rans die de Lamarfine zich als dichter verwierf is voorzeker de onverwelkbaarste van alleD die hij droeg. Zijne eerstelingen de méditations poëtiques overtreffen echter alle zijne latere werken. De weemoedige godsdienstige too^, welke door hem daarin is aangeslagen geeft een aan trekkelijkheid aan die gedichten welke alle latere

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1869 | | pagina 1