25 Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. .M 600. r Staatkundige huichelarij. Dertiende Jaargang. Ao. 1868. GEMEE\TEAFkO\DI(ilMEY SCHAÖER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt met een bijvoegselbevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond Oerzondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Paus per jaar f 4,Franco per post f 4,60. Afzonderlijke nummers f 0,10. AnvBBTKNTiës van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder f 0,15. De 85 cents zegelregt niet me- degerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Naar volksheil zonder deugd ie dingen Is arbeid aan een rots te biên. Roekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Tweede Zitting aan den Militieraad. Burgemeester en Wethouders van Schagen bren gen bij deze ter kennis van de lo'elingen Her ligting van het jaar 1869, dat de Militieraad op Maandag den 12 April e. k., des middacs te 12 nor te Hoorn eene tweede zitting zal honden om uitspraak te doen omtrent alle in de eerste zit ting niet afgedane zaken alsmede omtrent hen die als plaatsvervanger o! nommevvcrwisslaar verlangen op te treilen en dat bij aldien omtrent hunne redenen van vrijstelling nog geene uitspraak is gedaan of zij zich in de dienst der militie wen- sclien te doen vervangen zij op den geinelden tijd voor den militieraad moeten verschijnen vergezeld v»n de plaatsvervangers of nommerverwisse- laars en voorzien van de vereischte stukken tot afgifte waarvan op Maandag, den 5 April e. k., des vcormiddags van 9 tot 12 uur, ter becrelatie der gemeente zitting zal worden gehouden. Die als plaatsvervanger verlangt op te treden zal alsdan vergezeld moeten zijn van twee bij den Burgemeester bekende en ter goede naam en faam staande meerderjarige ingezetenen die de vereischte verklaring omtrent het gedrag euz. vau den plaats- vertfanger kunnen afleggen en onderteekenen Schagen deu 22 Maart 1869 Burgemeester en Wethouders voornoemd Van Döbnbero Heiden. *De Secretaris A. J. van Cantfokt. KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders van Schagen bren gen bij deze tsr kennisse der ingezetenen dat door Simon Dz Trompetter, aanvrage is gedaan om zijne hindenzouterij overtebrengen uit het perceel in de Nieuwstraat no. 70) Kadastraal Sectie A no. 582) naar het perceel no. 69) Sectie A no.583) Koepen bij deze opalle ingezetenen die be zwaren tegen deze verandering hebben intcbrengen daarvan binnen acllt da^eri na heden schriftelijk ter gemeente scretarie te doeu blijken. Schageu den 17 Maart 1869. Bnrgemeester en Wethouders voornoemd Van Fö nbekg Heiden Burgern. A. J. van Cantfort, Secret. Jagt en Visscherij. De Burgemeester van Schagen brengt door deze ter kennis der ingezeteoen dat de aanvragen ter bekoming van jagt en vischacteaen van koste- looze vergunningen tot uitoefening der visscherij voor het saizoen 1869/70 ter Secretarie der ge meente voor de belanghebbendenter invulling verkrijgbaar zijn dagelijks (zon en feestdagen uitgezonderd) des voormiddags van 9 tot 12 en des namiddags vau 1 tot 4 ure. Sch»gen den 28 Maart 1869 De Burgemeester voornoemd Van Dörxberg Heiden. mond van de stervende Palmiradie, slagtoffer van de snoode huichelarij des profeetsmoet aan schouwen dat deze ondanks zijne vreeselijke mis daden zegepraalt. De dichter tracht den akeligcn indruk welke deze uitspraak moet maken op de hoorder» of lezers wel te verzachten door de wroe ging welke de zegepralende Mahomed aan den dag legteene wroeging welke hem doet zeggen God wien ik hoonde, schoon het menschdom aan mijn voet Gebogen ligt, ik draag uw vonnis in't gemoed, 'k Braveer vergeefs uw hand die zeker van te treffen Zelfs in mijn zegepraal haar wraak mij doet be seffen Verpletterd lig ik bij gejuich en zegelied 'k Bedroog de wereldmaar mij zelve ach kan ik 't niet. Slagtoffere mijner haat wier schimmen om mij zweven Wreekt, wreekt aan mij een moord, ontrooft me een folterend leven Ontrooft mij 't haatlijk licht en treft in deze borst Een hart dat eeuwig haatnaar niets dan wellust dorst. (Na eenige pauze tot Omar den medepligtige zijner misdaden.) O gijwiens oogen al te zeer mijn wanhoop zagen Zorg voor uw heil en 't mijn', vergeet mijn jamm'rend klagen Ik moet een God zijn in het oog van 't dwaas geslacht Erkent bet mij als menschdan eindigt ook mijn magt. Ondertusschen is zelfs deze wrekende stem in het hart des zegevierenden huichelaars, meer aan de verbeeldingskracht des dichters dan aan de werke lijkheid ontleendindien het gezegde des dichtere dat de aarde is geschapen voor huichelaars en ti rannen waarheid bevatdan moet men zelfs verder gaanen de onderdrukte menschheid ook deze troost ontnemen dat de zegepralende tirannen te Gij overwintwant God schiep de aarde voor tirannen. Deze verschrikkelijke woorden legt Voltaire aan het einde van zijn in vele opzigten onovertroffen ai«estcrslnk Mahomed of ile dweepzucht, in den Naar niets dan wellust dorstin het oor spronkelijk qui brille avec fnreur. Volgens Voltaires voorstellingen hadden de boo- ze plannen van Mahomed ten doel niet alleen eene onbeperkte wereldheerschappijmaar ook het bezit der schoone Palmira. Het behoeft naauwe- lijks herinnerd te worden dat Voltaire's geheele voorstelling zoo ongeschiedkundig mogelijk is. Voltaire wilde in dat treurspeldat hij behendig genoeg aan den paus Benedictus XIV opdroeg het godsdienstig fauatismus zijner dagendat is de Jezuiten en Jansenisten hatelijk maken en men moet de kunstwaarmede hij dit opzet beurtelings verbergt, of aan den dag legt, waar lijk bewonderen. midden van hunne overwinningen genoeg gestraft zouden zijn door het vernederend besef van hunne schuld en onwaarde. Neen het omgekeerde heeft in de werkelijk heid bijna altijd plaatsde zegevierende huichelarij waant zich altijd door God gezegend. Of ziet de huichelaar in het geluk dat zijne schreden ver gezelt, niet altijd het bewijs zijner deugd? Ziet hij in het geld dat zijn deel werd, niet het regtmatige loon van zijn vlijtniet in zijne ge zondheid de eenige vrucht van zijne ingetogenheid? Als Voltaire een Mahomed laat zeggendat hij wel de menschen maar zich zeiven niet kan mis leiden dan toont hij daardoor evenmin als Mo lière in zijn T artuffe het ware karakter der hui chelarij te kennen. Voordat de huichelaar de we reld bedriegtbegon hij meest altijd met zich zei ven t «-bedriegen.. Zoowel Voltaire als Molière schilderen de hui chelarij als een kleed dat de veinsaard naar wil lekeur af- of aan kan doen. Dit is echter geen- zints het geval. De huichelarij is een spruit van de eigen geregtigheid die aliijd laag op anderen nederziet. De eigeu geregligde houdt zich zelf voor uitermate vroom en braafhet is hem niet genoeg dat hij inwendig deugdzaam is ook naar liet uitwendige wil hij toonen dat hij de deugd hulde brengt. Die liefde voor deugd en godsdienst welke de huichelaar altijd in den mond heeft was meestal in den aanvang opregt gemeend maar juist door haar al te veel aan de wereld te willen vertoonen, heeft hij verzuimd haar inwendig te versterken. Eens den voet hebbende gezet op dezen dwaalweg gaat hij daarop voort. Even als de vreesachtige in het donker begint te zingen om anderen te toonen en zich zeiven wijs te maken dat hij niet bang iszoo ook tracht hij door telkens herhaal de lofredenen op deugd en godsdienst zich zeiven diets te maken dat hij beiden immer vuriger be mint. Daarbij moet men waar sprake is van hui chelarij nooit vergeten, dat deze ondeugd bijna altijd in verband met godsdienst of staatkunde wordt aangetroffen. De meest beruchte huichelaars zijn altijd ijve- raars voor godsdienst of voor een staatkundig stel sel geweest. De phariseen ijverden voor hunne voorvaderlijke godsdienst; een Philips II voor een ongeschonden catholicismuseen Kobespière voor eene democratische republiek. Die ijver was op zich zeiven beschonwd lofwaardig en meer dan waarschijnlijk was die ijver in hunne eigene oogen ook van het zuiverste gehalte. In hnnne zelfver blinding zagen zij voorbijdat er menige zwarte ader van lagen eigenbaat door het blanke marmer van hunnen godsdienstigen en staatkundigen ijver liep. De pbariseën zagen voorbij dat zij niet alleen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1869 | | pagina 1