Een nutsavond op een dorp in 1823. n. Letterkunde. GEWONE BERIGTEN, toonen. Niet in twisten over de sonvereiniteit, vooral1 niet in eene beperking van den invloed des volks of in lage vleijerij van ons vorstenhuis ligt het middel om die erkentelijkheid te toonenuit d a- den moet zij blijkenuit den toeleg om eens- gezindheid onder ons te bevorderen opdat het aan een vorst mogelijk zij aan het hoofd van ons volk te staan. Wie wij zenden als vertegenwoordiger moet niet de tweedragt helpen stoken en behoort van ons volk te spreken als niet onder zich ver deeld, als niet hebbende ontvangen een mandaat tot wijziging der constitutie ter ontbinding en op heffing van een volkszaak als het staatsonderwijs. Dat onderwijs is de groote kweeker van Neder- landsche deugden en zal opregte liefde voor Oranje den Nederlander blijven kenschetsen dau zij de handhaving der neutrale school het parool voor vorst en volk. De eenvoudige brief van den generaal Knoop, ook in ons blad opgenomen, zou ons eigentlijk i vrijheid gegeven hebben om de vervulling onzer toezegging niet 11a te komen. Wij kunnen be-1 zwaarlijk onafhankelijker, waardiger en duidelijker 1 taal voor het oog onzer lezers leggen dan die waarin 1 die brief is vervat. Toch willen wij dit artikel besluiten met nog eene aanhaling uit het bedoelde werkje, eenigsints geschikt om het standpunt van den gest.elaen kan- 1 didaat aan te wijzen. Men werpe ons niet tegen zoo vervolgt de heer Knoop eene beschouwing over het gewigt van den uitslag van den strijd bij Waterloo dat die j strijd daarom geen regt heeft, bij ons in zoo ver- eerende herinnering te blijven, omdat de hoop, die j de volkeren tijdens dien strijd koesterden, niet is verwezenlijkt gewordenomdat de aan Europa toe gezegde vrijheid is achterwege gebleven; omdat wel Napoleon is gevallen, maar niet de willekeur en dwingelanden van Napoleon, omdat men dus ei genlijk sleehts van onderdrukkers heeft gewisseld, en zoo als deEngelsche zanger zegt//de leeuw heeft overwonnen, alleen om aan wolven hulde te bewijzen." Men werpe ons dit niet tegen, want die tegen werping hoe vaak ook aangevoerd, is valsch en overdreven. Laat het zijn, dat de droombeelden Meester Huisman hield slecht woord, want of- s choon ik hem nog een paar keereu ontmoette, was hij er echter niet toe te bewegen om mij veider te vertellen wat er met het Daalheiinsche leesgezelschap zoo al gebeurde, maar toen ik te huis was een tijdlang daarna, kreeg ik van hem een brief van den volgenden inhoud: Waarde VriendBelofte maakt schuld, en alzoo volbreng ik schriftelijk wat ik mondeling niet heb willen doen, ik houd er niet van in gezelschap alleen aan de praat te zijn, als ik een tijdlang alleen mijn eigen stem heb gehoord, dan denk ik on willekeurig dat de hoorders zich braaf aan het vervelen zijn, of dat het hen gaat gelijk het mij eens ging, toen ik een voetreisje deed met een verhaler van eindelooze jagthistories, de goede man vertelde al door en al door, terwijl ik er hoegenaamd niet naar luisterde, wij hadden reeds twee uren geloopen, toen ik door een onnoozele vraag liet blijken, dat ik hem nog bezig waande met het doodschieten van den eersten haas, terwijl hij zeker reeds meer dan 50 hazen en over de honderd patrijzen had geveld. Doch als men schrijft moet men wel alleen de praat hebben en men kan ook zeker zijn dat hij die den brief ontving wat wil hebben voor het betaalde porto en dus moeite zal doen om te lezen wat er in staat. Om dan nu terug te komen op ons leesgezel schap van 1823, wij verheugden ons in volle mate over den bloei onzer poëzie en hoezeer werd onze nationale ijdelheid telkens gestreeld door de gunstige oordeelvellingen van buitenlanders over onze van vrijheid en volksgeluk, die men zich tijdens den strijd van Waterloo voorspiegelde, niet alle zijn verwezenlijkt en dat vele der beloften van de hoofden der volken op de onwaardigste wijze zijn verbroken gewordenschande over hen, die zich schuldig hebben gemaakt aan zulk eene trou weloosheid. Doch dit moge al waar zijn voor sommige landen; het is, in het bijzonder niet waar voor Nederland. Wij leven thans, Goddank! in een vrij land, waar de wetten icderen burger te gen onderdrukking waarborgenwaar geen vreemde landvoogd ons door den druk der belastingen uit mergelt, of onze zonen teu oorlog roept, om, in ver verwijderde gewesten voor een geheel vreemde zaak hun bloed te storten, wij sprekeu weer onze eigen taalwij volgen weer onze oude zeden en gewoonten, de godsdienst onzer voorvaderen blijft weer de onze; wij doen onze roemrijke vlag weer op de verste zeeën wapperenwij zijn weer Ne derland, een onafhankelijk op zich zelf staand land, geen wingewest van een vreemd rijk. Wij gclooven dat wat hier wordt op prijs ge steld, in het gansche kiesdistrict zal worden ge waardeerd als onschathare voorregten en weten geen beteren read aan de kiezers te geven ter besten diging van dien gezegenden toestand, dan om hem af te vaardigen naar 's lands raadzaal die dien zegen blijkbaar zoo weet te waarderen. In verband tot hetgeen in ons vorig hommer werd gezegd over de welsprekendheid van het lid der Tweede Kamerden Heer van Foreestwordt ons uit 's Gravenhage het volgende geschreven: vDe Heer van Foreest spreekt in de Kamer nooit voor de vuist. Hij,memoriseert zijne redevoerin gen, die, wanneer hij ze uitspreekt, geheel ge schreven voor hem liggen. Van daar dat hij aangevallen over 't geen hij gezegd heeft, nooit terstond antwoordt: uf hij bewaart het stilzwijgen, bf wel hij antwoordt op een volgenden dag. Een redenaar in den eigenlijken zin, een improvisator, is de Heer v. F. dus nietalthans is hij niet de man om een debat te voeren, of om, te midden van een debateen woord op zijn pasdoor het oogenblik ingegeven te niten. Zijne verdiensten als redenaarbepalen zich tot het goed styleeren op papier, een fraai stemgeluid een goed gehengen of een scherp gezigt en eert mooije intonatie." Uit Mnnchen meldt men Kort geleden werd poëzie welke de kunst en letterbode ons mededeelde. .In verscheidene buitenlandsche tijdschriften werd Bilderdijk geroemd als de grootste dichter van zijn tijd, het in bet Duitscb vertaalde graf van Feith werd in Duitsehland met stichting gelezen. In het internationale werk, la vie der contempo rains werd ook een breedvoerig verslag gegeven over de werken van onze toenmalige dichters als i van Bilderdijk, Feith, Loots en Tollens. De naauwe kring onzer letterkunde scheen zich te i verwijden en even als de Hoogduitsche scheen ook de Nederduitsche eene Europesche bekend heid te krijgen. De nationale letterkunde was dan aller roem geworden, en ieder wilde een steentje mede aan dragen voor dien gewijden tempel. Ook te Daal- heim drong die zacht door, allen wij wilden letter kundigen en dichters worden. Deze neiging werd zeer aangemoedigd door de vaderlatrdsche letter oefeningen. Dat tijdschrift nam toch veeltijds tot aanmoediging, zoo als het heette ook het werk op van pas beginnenden. Het trotsche linieschip dat dc kuningsvlag in top voerde en ieder dreigde te overzeilen, die niet wilde wijken, was genadig genoeg om eenige bedelknapen, ter eere van de vaderlandsche letterkunde op ziju banken mede te nemen. Gelijk bekend is was IJutama toen de groote man van dat maandwerk, van professor van Kam pens hand waren echter de meeste recentien over de van Nederlandscheletterkundigen afkomstige werken. Het meest gelezen, zoo al niet het merkwaardigste blad was het omslagvel, en dit was geheel van IJutama afkomstig. Daar las men de onbarm- hartigste oordeelvellingen over de niet geplaatste stukken met zulk eene duidelijke aanwijzing van nit de Schwabingerbeek het lijk eens drenkelings opgehaaldwaarin men den gepensioneerden staf- musiens Sebastiaan Falk meende te herkennen. Er werd eene plegtige begrafenis georganiseerd die aan de bloedverwanten 90 Q. kostte. Acht dagen na deze treurige plegtigheid echterverscheen Falk bij den betaalmeesterom zijn pensioen te ont vangen, eD vernam daar, tot zijue niet geringe ver bazing dat hij reedslang dood en begraven was De zaak daarop onderzocht zijnde, bleek het rasdat Falk op reis was gegaanzonder dal iemand daarvan kennis had gedragen terwijl een naanwkeurig onderzoek van den begravene aan den dag bragt, dat de in bet water verongelukte de vergulder Wagner was geweest. Men meldt uit Borgerhontin Belgie Jl Zaterdag avond had er een bloedig tooneel plaats in d« herberg de Kanarievogel. Omtrent half negen uur des avonds was de vrouw van van den Eynde alleen in de herberg met zekeren Matthvsen werkman uit de nabnnrschap toen zekeren de Gaes er binnen stapte. Deze was dronken en vroeg niettemin nog een gla3 jenever. Matthysen wak kerde de herbergierster aan om den dronkaard geen drank meer te scheuken. Deze vloog op met bedreigingen tegen Matthysen, wien hij een slag toebragt. De werkman nam de dronkaard op en zette hem aan de denr niet zon der veel tegenweer. De Gaes snelde naar huis en kwam weldra teruggevolgd door zijn vader e:i zijne moeder. Zij vielen aanstonds alle drie op Mitthijsende herbergierster riep haren man om hulp maar toen zij in de herberg terugkeerde vond zij Matthysen op de knieën nevens een stoel met een bebloed mes in de hand. Het bloed stroomde nit zijn broek. Toen de polietiecommis- saris roet een geneesheer er bij kwamen bevouden dezen dat Matthysen twee steken in de ribben had. Hij heelt verklaard den persoon niet te kun nen aanwijzen die hem in de worsteling de won den had toygebragt. Op het zien van liet bloed waren zij gevlugtliet mrs in de wonden latende steken dat de gekweste er bad uitgetrokken. Ge durende den nacht zijn de drie daders achter de grendels gezet. De wonden van Mattliijsen zijn gelukkig niet doodelijk. Te Hoorn in de Correctioneele gevangenis is Woensdag voormiddag brand uitgebarsten. Om trent bijzonderheden verneemt men het volgende De brand moet ontstaan zijn in de bakkerij en is overgeslagen op het gebouw zelve, dat er diut bij gelegen is in weerwil van spoedig aangebrsgte hulp zijn beide gebouwen geheel afgebiaud. De p.m 600 zich daarin bevindende gevangenen vi n alleen over eenen naauweu toegongsbrog gered en gelogeerd in de kerk. Door de overheid is naar onderscheidene plaatsen als Alkmaar, Furmeiend Amsterdam enz gelelegraplieerd om zoo er vlng- telingeu mogten aankomen die aan te houden. Hij gelegenheid van de St. Servaas kermis te Maastricht werd die stad als het ware overstroomd door een tal van SavcijardsItalianen enz. Daar den inzender, dat ieder bekende kon raden wien het gold. Bij het ontvangen van elk nommer was dan ook menig oog het eerst op die laatste vrees lijke bladzijde gerigt, die over het lot van een veel geliefd geesteskind besliste. In den laatsten tijd was echter de laatste bladzijde wat humaner geworden, de ongelukkige kreupele rijmelaars wer den niet meer met zooveel brutaliteit de deur uit gesmeten. Yader IJutama had het met andere dingen te druk, want een sterk gebouwd linieschip dat een lang verkleurde vlag, van voor twee eeuwen ten top bad geheschen en het wapen van Dordrecht op zijn kampanje had geschilderd voer met volle zei len op hem aan. De strijd was met een kleinigheid begonnen, een der troetelkinderen van IJutama, de gemoede lijke maar middelmatige dichter Warnsink had in de letteroefeningen zeer uitgewijd over den lof van Maria van Reigersberg. Een kwajongen, die zich niet eens durfde noemen, van de tegenpartij, schold haar daarentegen uit voor de Loevensteinsche Xan tippe. Toen was de strijd gaande. De aanvoer der van de Dordsche bende, Bilderdijk en zijne twee hartstogtelijke leerlingen Da Costa en Capa- dosa mengden zich in den kamp. Da Costa als de vurigste wierp den eersten bom op den vij andelijken drom. In zijn Saduceen viel hij met jeugdige hevigheid de rAionstranten aan, van Kam pen de ijverige medewerker van de letteroefeningen beantwoordde hem misschien wat bedaarder, doch voorzeker toch met niet genoeg matiging. De vurige zoon van het oosten liet zich echter zoo gemakkelijk niet uit het veld slaan, in z ij u b e- zwaren tegen den geest dezer eeuw deed hij een nog veel stouter aanval. Toen kende de woede van de tegenpartij geen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1869 | | pagina 2