Een Winterdag.
maken als men maar kan, dat is toch zeker dat
geen andere regeringsvorm nader bij het ideaal
komt, dat aan de beste en edelste menschen
voor oogen heeft gezweefd. Ten volle waarheid
xs het wat Bousseau schrijft (zie contract-social
boek III, hoofdstuk V) zoo een volk bestond uit
goden zoude zijne regering geheel democra
tisch zijn, maai zulk een volmaakt bestuur
voegt niet aan de stervelingen. De menschelijke
onvolmaaktheid is dus de eenige oorzaak, waarom
die volkomenste aller regeringsvormen niet voor
ons geschikt is, maar juist om die reden zal deze
wijze van bestuur der menschheid eeuwig als een
ideaal in de oogen schitterende vijzen onder alle
volkeu zullen in dien regeringsvormeen ideaal
zien, naar welke allen moeten streven om hem
waardig te worden, wat de hemel is voor dp kin
derlijk geloovigen, wat het duizendjarige rijk was
voor de Christenen der eerste eeuwen, dat is en
zal de republiek voor velen zijn. Even onvoeg
zaam het nu zoude zijn iemand bang voor den
hemel te maken, even verkeerd is het den men
schen vrees in te boezemen voor den naam van
republiekmen mag aan eene natie leeren, dat
zij van wegen hare eigenschappen en gebreken
niet geschikt is voor eenen republikeinschen rege-
ritgsvorm, maar men moet des niettemin die re
publiek altijd als het hoogste loon, dat voor de
menschelijke volmaaktheid is weggelegdprijzen,
men moet haar prediken streef er naar een repu
bliek waardig te worden. Heeft niet reeds Mon-
tesquieu de deugd als de eenige steun der repu
blieken aangewezen? Alleen door de beoefening
der deugd kan men dus ware republikeinen
worden.
Nederland heeft veel meer heils te wachten dan
kwaads te duchten van het ontwaken eener echte
republikeinsche gezindheid. Alleen moet men het
volk leeren, dat het niet den naam voor het we-
eeu moet kiezen, dat de naam weinig ter zake
doet als het wezen slechts bestaat en dat wij thans
nu wij een koningrijk vormen oneindig meer in
alle voorregten eener goede republiek deelen, dan
toen onze Staat den naam van Tepubliek droeg.
In geen geval heeft de troon van Oranje iets van
zulke eene gezindheid te duchten, want ieder Ne
derlander vereert in dit stamhuis den stichter en
beschermer der vaderlandsche staatkundige en gods
dienstige vrijheid. Bovenal behoeft de regering van
Novelle.
V. D. BOS.
Ja, zeide de molenaar nadenkend, de winter
staat voor de deur en schijnt streng te zullen wor
den. Hoor eens neef 1 ik heb nog een paar oude
laarzen. Deze zullen u van veel dienst kunnen
zijn als gij 's avonds na eene lange wandeling!
met konde of natte voeten in de herberg komt en
in plaats van een bed slechts een bos stroo zult
vinden, als slaapplaats. Neem ze mee mijq jongen
Ik schenk ze u
De laarzen waarvan hij sprak, waren zoo slecht,
dat geen bedelaar ze van de straat zou oprapen.
Zoo er lang nog maar een haar goed aan was, smeet
de oude molenaar niets weg.
Hendrik kende de laarzen zeer goedmaar hij
hield zich in, boog demoedig het hoofd en zeide
Ik dank u wel, Mijnheer Schrader.
De molenaar sloeg een snellen en doordringen
den blik op den jongen en keek weer even vlug
op zijn schrijfgereedschap; toen ging hij voort:
Neef! hebt gij geld genoeg voor de reis
Neen, antwoordde hij stotterende^ mijn geheele
rijkdom bestaat uit achttien stuivers.
Dat is treurig neef! Nu kom hierHier
hebt gij een teerpenning. Neem hem mede op
reis en moge hij u geluk aanbrengen!
De jonge man die tot nu toe met de mnts
in de hand bij de deur had gestaan, trad nader.
Zoo, zeide Schrader, terwijl hij den jongen man
iets hards in de hand drukte. Neem het en
onzen tegenwoordigen koning niets te vreezen van 1
den aanwassenden stroom der vrijzinnigheid. Die
regering kan toch niet alleen als de gelukkigste
toestand, waarin ons vaderland ooit verkeerd heeft
worden beschouwd, maar zij zal ook door de vol
gende eeuw ais eene regering der ware vrijzinnig
heid worden geroemd. Naar ons voorkomt is er
geene sehooner titel dan eerste burger eener ge-
lukkige republiek, en waarom zouden wij weige-
ren dien eernaam te geven aan een vorst die meer
dan eenig ander persoon tracht zijn volk gelukkig
edel en waarlijk vrijzinnig te maken Zoude bet
niet de hoogste lofspraak zijn van onzen tegen
woordigen koning, dat onder zijne regering door
ieder Nederlander deze dichtregel voor meer dan
een eeuw door Voltaire aan W. van Haren gerigt,
nog kan worden beaamd
La grandeur d'un Batave est de vivre sans
maitre.
GEMENGDE BEIUGTEIY
Maandag ochtend vertrokken van hier, per eer
sten trein, de Scherpschutters, welke aan den schiet
wedstrijd aan den Bilt zullen deelnemen.
Nagenoeg h?t gansche korps vergezelde hen tot
Utrecht.
De voorzitter bij het vertrek tegenwoordig zijnde
rigtte een hartelijk en flink woord tot hen, wees
er op dat de concurentie zwaar zou zijn enz., en
eindigde met den wensch, dat zij, gedurende hun
verblijf in het kamp de eer der vereeniging, die
van den waardigen Kommandant en die van Schagen,
vertegenwoordigd door het schoone vaandel, zouden
handhaven.
Te Chicago (in N. Amerika) werd op een
avond, in eene duistere en eenzame straat, een bur
ger, door iemand aangesproken, die hem een stnk
papier voor den neus hield, met verzoek hem den
inhoud bij de naaste lantaarn voor te lezen. De
aangesprokene voldoet daaraan en leest het volgende:
Wanneer gij één woord zegt, zijt ge een man des
doods. Geef mij onmiddelijk uw horologie en uwe
portemonnaie en verwijder u spoedig of ik stoot u
een mes in het hart. De burger werpt een blik op
den onbekende en houdt zich overtuigd dat deze
in staat is om de bedreiging in het geschrift ver
vat, ten uitvoer te brengen. Hij geeft hem zwij
gend het verlangde over, waarop de onbekende
zich verwijdert, maar spoedig door een /rpolicieman"
wien de burger zijne ontmoeting had medegedeeld
achterhaald wordt. De onbekende verschijnt voor
het geregt, onder beschuldiging van diefstal met
gewapende hand; hij droeg het horologie van z]n
slagtoffer op zijn zak en boort de aanklagt lagchende
aan, terwijl hij zich volgender wijze verdedigt. Wat
ga met God
Hendrik trad weder terug, maar kon toch niet
nalaten eens te zien wat de molenaar hem in de
hand gestopt had.
Een gloeijend rood overtoog zijn gelaat.
Het was geen gouden willemhet was een
halven gulden, zegge 50 cents.
Iedere knecht, die in den winter bij den mo
lenaar werk was komen zoeken en hem in goeden
luim had aangetroffen, had meer gekregen. En
hijdie meer dan achttien jaar bij hem gewerkt
had, hij, die door zijn vlijt hem een groot ge
deelte van zijn vermogen had bezorgdhij, zijn
neef en petekind, hij kreeg nu van Schrader, die
beloofd had den knaap als zijn eigen kind te
behandelen, een tienstuivers stuk, een geldsom die
een rijkaard aan een bedelaar geeft.
Hendrik bedwong zijn toorn en sloeg zijne be
traande oogen neder.
Weder sloeg de molenaar een snellen en door-
lri:.genden blik op den jongeling. In zijne trek
ken speelde daarbij een geheimzinnig lachje dax
moeijelijk te ontcijferen zou zijn.
Hoor eens neef! Gij hebt het nog beter dan
ik het gehad heb. Ik heb een geheelen winter
met versleten laarzen moeten loopen en mijne te
genwoordige ziekten zijn nog de gevolgen van de
ongemakken die ik te verduren had. Gij zijt nu
28 jaren. Ik heb n groot gebragt, ik heb een
man van u gemaakt en dus mijne belofte aan
uwe stervende moeder gedaan, vervuld. Het is
hoog tijd, dat gij nu eens in de wereld rond ziet,
uw geluk zoekt. Leef wel, reis met God, en denk
aan mij als het u goed gaat.
mijnheer zegt is volkomen waaT, doch gij zult spoe
dig overtuigd zijn, dat het horologie en de porte
monnaie mijn regtmatig eigendom zijn. Ik kan lezen
noch schrijven en daar zit juist de oorzaak der val-
sche beschuldiging. Donderdagavond vind ik het be
wuste papier op de straatik neem het op en denk
bet kan voor mij of voor een ander van waarde
zijn. Juist gaat deze heer voorbij en ik verzoek
hem beleefd den inhoud te lezen. Hij doet dat en
geeft mij, zonder dat ik iets vraag of zeg, zijn
horologie en zijne portemonnaie.
Ik wilde het aanvankelijk teruggeven, maar hij
verwijderde zich te snel, en toen moest ik wel den
ken dat de inhond van het papier voor hem zoo
gewigtig was dat hij mij daarvoor beloonde. Zoo
is de zaak gelegen, en ik houd mij verzekerd, dat
inen mij niet zal veroordeeleu iets terug te geven
wat mij vrijwillig gegeven is. Het geregtshof was
van dezelfde opinie als de beklaagde en sprak hem
vrij, hem tevens de voorwerpen in quscstie als
regtmatig eigendom toewijzende.
Een bewijs der groote veranderingen, die een
land in weinige jaren kan ondergaan, ievert o. a.
Minnesota. Het is eene door de natnor rijk bedeelde
streek en is thans door het spoorwegverkeer in
meerder aanraking met andere deelen van de Ver-
eenigde Staten. In 1857 leverde Minnesota te naau-
wernood graan genoeg op om in de eigen behoefte
te voorzien, en in 1867 voerde het reeds 10 mil-
lioen van de Ik millioen schepels tarwe uit. In
1851 bezat Miunesota niet meer dan 15,OHO acres
bebouwd land. vier jaar later was dit cijfer tot ver
over het millioen gestegen. Tegen 172,000 inwo
ners in 1860 telde het 250,000 in 1865, en thans
wonen er 450,000 menschen.
Werkstaking onder de keukenmeiden. Al de
keukenmeiden van Alais hebben haar werk gestaakt.
Dit duurt reeds vijf dagen en zal nog langer
duren, indien men hare voorwaarden niet wil aan
nemen, welke hierin bestaan: meer huur, verminde
ring van werk en het regt om hare vrijers te mogen
ontvangen.
Te Goes heeft een 75jarige vroaw zich op
den zolder harer woning verhangen, naar men zegt
uit verdriet over de levenswijze van haren echtge
noot, koopman in lompen en beenderen, en van
haren zoon, met een dusgenaamd paspoort van letter
b uit de militaire dienst ontslagen eD beiden ver
slaafd aan sterken drank.
Maandagavond werd aan den Oudendijk te
Kralingeu de aandacht van een voorbijganger ge
wekt door het blaffen en heen eu weer springen
van een hond. Bij onderzoek bleek er een drenke
ling in het wster te liggen; aan een zijner ooren
was zigtbaar, dat de hond al zijn best had gedaan
om zijn meester te redden.
Te Weeneo is eene Commissie uit verschillende
leden van het Ministerie gevormd, om een wets
ontwerp zamen te stellen, waarbij ook de kloosters
worden onderworpen aan het toezigt vau het civiel
gezag.
De kapitpin van een aroprikaanscb schip, op
weg van New-York naar Manchester, heeft op 180
mijlen breedte een zeilschip ontmoet, dat zonder
Hendrik was buiten staat te antwoorden, en
keerde zich zwijgend naar de deur.
Hoor eens neef! Als gij naar den schont gaat,
moet gij toch voorbij den pastoor. Gij kent zijn
bonte koe, die zulke lekkere melk geeft, die ik
reeds zoo lang van hem wilde koopen Ik bied
hem nu vijftig rijksdaalders voor dat beest. Hier
is een brief voor hem en het geld er bij Wees
zoo goed, als gij terugkomt van het regthuis mij
zijn antwoord te brengen. Of wachtmijne
dochter kan wel zoo ver meegaan. Gij zijt te za
men groot gebragt eu het afscheid zal, denk ik,
u beiden wel hard Vallen. Nu, nogmaals, leef
gelukkig.
Hendrik kon nu zijne tranen niet meer in
houden.
Leef gelukkigoom en God vergeve u deze
harde behandelingvergeeft gij het mij, wanneer
ik u ooit beleedigd of ooit tegen uwen zin ge
handeld heb.
Hier hebt gij mijn hand. Hendrik Wij
scheiden als vrienden Leef gelukkig en reis
met God
De jonge man greep deze hand, drukte ze in
de zijne en vloog, bniten zich zeiven, de denr uit.
Voor de deur stond Rika en hare moeder. Beiden
hadden met angstige spanning tot het einde van
het gesprek geluisterd.
Zonder een woord te zeggen vielen de jonge
lieden elkander om den hals.
Kinderenzeide de moeder, maakt elkander het
afscheid nog niet zwaarder. Een jaar of twee zijn
spoedig voorbij. De goede God, die geen wormpje
vergeet, zal ook u beiden niet vergeten.