Bilderdijk en de doodstraf.
De koningin der bende.
Maatschappij der weldadigheid.!
hebben dan sinds de zoogenaamde waarborg van i
onzijdigheid voor ons de zelfde valstrik kunnen
worden, ais het verbod om oorlog te voeren dit
voor Carthago is geweest, strikt genomen toch
lost zich eene zoogenaamde onzijdig verklaring al
leen op in een verbod om oorlog te voeren. De
aanprediking der onzijdig verklaring komt ons na-
deelig voor, daar zij onze natie leert haar heil te
zoeken, daar waar het niet te vinden is en |ook
niet mag gezocht worden. De waarborg van onze
onafhankelijkheid en zelfstandigheid moet uitslui
tend in ons zeiven worden gezocht, alleen door
aankweeking van een fieren geest in den boezem
van ons volk, door verhooging van onze volks
weerbaarheid, door opwekking tot vurig patriotis-
mus, tot dankbare vereering van het groote voor
geslacht kunnen wij de waarborgen verkrijgen voor
den waren bloei onzer nationaliteit. Het beeld
zijner vroegere grootheid moet aan het nederland.
sche volk dag en nacht voor oogen zweven, waar
het zich vergelijkt met Belgie, moet het in dat
land <!en welvarend geworden burger, in zich
zclven den eenigzins verarmden edelman aanschou
wen. Veel wat den eersten vrij staat is den an
deren niet geoorloofd. Want al zijn ook beiden
in het oog der maatschappij en van God volko
men gelijk, toch is aan gene alleen zijn eigen eer
aan deze ook die van zijn voorgeslacht, als een
heilig pand ter bewaring gegeven. Het eenige wat
liet nederlaudsche volk, ten aanzien van de bui-
tenlandsche staatkunde van zijue regering mag en
moet vorderen, is, dat zij zich in alles zooveel
mogelijk geheel ouzij lig i.oude. Zulk eene vrij.
willige onzijdigheid i* een betere waarborg voor
onze onafhankelijkheid dan de verpligte van Bel
gie die men ons aanpreekt.
Men weet dat onze hoofddichter door en door
behoudend was, nogthans mag het vermoeden ge.
opperd worden, of hij, thans nog leveu le, op het
stuk van de afschaffing der doodstraf niet aan de
zijde der liberalen zoude geslaan hebben, althans
heeft hij den voornaamsteu grond voor de ver
dediging dier straf; door het geveu van een voor
beeld, om bij anderen afschrik te wekken voor de
misdaad, op deu volgende wijze geestig bespot:
Ik straf u niet uit wraak, maar moet een voor
beeld geven,
Stil, zeide de molenaar. Hij wierp een blik op
zijne dochter. Men hoorde duidelijk paarden ge
trappel. De knaap ging ook aan een venster staan.
Het meisje bleef aau de tafel zitten, zij naaide
weder, maar tevens woelden zeker verschillende
gedachten in haar hoofd dooreen, want de naald
beefde n hare vingers. De beide mannen gingen
van voor het raam, opdat men buiten hunne scha
duw niet zou bemerken. De knaap bukte en toen
het paard voorhij was, wilde hij plotseling weder
uitkijken, maar stortte doodsbleek op den grond
neder, een vreeselijke bliksemstraal verblindde zijne
oogen, de vensters kletterden door den zwaren slag
en de molen waggelde.
Zijl gij bang geweest, Lodewijkje Wat zijt gij
bleek geworden, riep Levi den jongen lagchend
toe. Zijt gij wel zoo wijs als uwe mama, toeu zij
in de kist lag, was het bedaarde antwoord.
Schurk, riep Levi.
Hij wilde op den jongen aanvallen maar deze
stond reeds weder voor het venster en riep. Zie,
zie hij breekt den hals. Wie? Nu! de ruiter daar
ligt hij, hij boven zijn paard onder.
Bene nieuwe bliksemstraal toonde hem wat er
gebeurd wes. De ruiter was juist bij de brug,
toen de zware slag viel. Het paard was verschrok
ken, het gleed op de gladde brug en wierp zijn
bereider af. Het paard viel en tevens ook de rui
ter. Wie is het! vader zeide het meisje.
Stil, vraag niet. Het meisje was doodsbleek, hare
tanden klapperden. In de oogen haars vaders von-
Zoo schrikke 't een ieder van gelijke misdaad af.
Dus sprak een koning om barmhartigheid verheven
Ochzei de schuldigeik heb immers reeds
misdreven
Hang zulk een op, die 't niet van doen heeft
laat mij leven,
Wantik vooral behoef te leeren door die straf.
Wij ontvingen ter aankondiging een verslag J
van het verhandelde in de algemcene vergadering 1
der afdeelingen van de Maatschappij van Welda
digheid.
Onze gemeente blijkt door hare vrij talrijke af- 1
deeling prijs te stellen op den bloei eencr inrigting
tot bestrijding van armoede, welke te regt de be
wondering van het buitenland opwekt.
Den behoeftige op te voeden door hem geschikt
i te maken tot den arbeid cn door den arbeid eene
i zelfstandige plaats te geven in de menschelijke
i maatschappij, is het oorspronkelijk doel geweest
van den stichter, graaf van den Bosch. Dit doel
is in vele opzigten bereikt en wie de koloniën
bezoekt en daar eene welvarendete vredene be
volking ontmoet, kan zich moeijelijk voorstellen
dat de grondstof daarvoor is geleverd door arme
menschen en heidegrond. Weldadigheid heeft hier een
groot werk gedaan. De financiële uitzigten der
Maatschappij laten zich gunstiger dan ooit te ge-
moet zien en bij voortdurende ondersteuning door
een lidmaatschap van f2.60 'sjaars, kan niet al
leen veilig op haar voortbestaan, maar ook op hare
ontwikkeling gerekend worden. Het pauperisme
is een vijand, die niet te ligt mag geteld worden
maar sterker drijfveer tot onze ondersteuning ligt!
in de liefde voor hen, die in niets beneden ons
staan dan hieriu, dat zij door den toestand der
maatschappij van zooveel wat wij vóór hebben,
verstoken zijn.
Wij geven in overweging om in een volgend
jaar den balans in zijn geheel op te nemen in
het verslag. Het publiek heeft regt op openbaar
heid en tot een rigtigen blik over den eigenlijken
toestand der Maatschappij stelt de vergelijking van
winst en verlies over 1867 en 1868 ons niet in
staat. Bovendien moeten wij de opmerking ma
ken dat het doel der instelling door arbeid,
welvaart naar ons inzien vordert dat ontgonnen
kelde een verschrikkelijk vuur, de oude Levi stond
in gedachten.
Gaat gij beiden eens zien, zeide de molenaar tot
zijne bezoekers! doch zij slopen in den zaagmolen ach
ter de kleiue klep. De molenaar stak eeu lantaarn
aan en verliet eveneens de kamer.
Wil ik inet u meegaan vader
Neen. Ga naar uw kind. Doch zij deed het niet
maar gluurde door het venster om toch te zien
wat daar buiten gebeurde of zou gebeuren.
Haar vader verscheen voor het huis met de
lantaarn. Hij liep door het landpad naar de brug
en hield daar halt.
Daar lag iets op den grond, de molenaar bukte
en stond roet een tweeden man op.
Zou hij het zijn vroeg Helena zich zeiven.
De beide mannen verlieten de brug en ook het
landpad. Zij herkeude hem in het droevige flikkerende
lantaarnlicht. NV aarheen zouden zij gaan Einde
lijk verdwenen beiden uit hare oogen. Plotseling
hoort zij een schot.
Hemel hij heeft hem doodgeschoten riep zij de
handen opheffende. Daar buiten was het weer
stil. Daar zag men de lantaarn weder op de brug
en twee mannen rigtten zich naar den molen. De
een was haar vader met de lantaarn.
En de andere Hij is bet riep zij op nieuw vol
ontzetting uit. Eu vader brengt hem hier Wat
zou dat beteekeneu Haar vader trad met den
vreemdeling binnen een man van ongeveer dertig jaren
Hij was doodsbleek en hinkte. De molenaar onder
steunde hem.
Het meisje was in de andere kamer gegaan, bij
haar kind en hoorde haar vader zeggen Zie zoo
gronden zoo veel mogelijk worden verkocht, opdat
uit den koopprijs een nieuw kapitaal ontsta ter be-
taling van verderen arbeid. Anders wordt het
door liefdadigheid voorgeschoten kapitaal, een ka-
pitaal ter ondersteuning van een landbouw-on-
derneming.
Wanneer de grond en de menschen ophouden
i arm te zijn moet ondersteuning ophouden en de
boer zelfstandig, dat is, eigenaar worden.
Nevens de belangstellende weldadigheid, die bij
kans niet op betere wijze haren penning kan uit
reiken behoort verworven kapitaal het leven der
Maatschappij te handhaven.
GEMENGDE DEKIGTEN.
Bij het prijsbiljarten dat op Woensdag den 25
Augustus j. I. Haringbuizen bij den kastelein S.
T. Groot heeft plaats gehad, is de prijs zijnde
een gouden horologie behaald door den Heer II.
Ossen te Schagen, en de premie, zijnde een sigaren
koker met gouden slot door den Heer A. Vi'it te
St. Maarten.
Onder de mededingers bevonden zich vele voor
treffelijke spelers.
St. Maarten 26 Augnstos. Heden morgen tegen
5 uur zijn alhier tnee boerenhuizen var, den land
man Gerrit Bruin ten gevolge van het broeijen vao
hooi geheel afgebrand. Al het hooi waarmede beide
gebonwen waren gevuld, alsmede genoegzaam de
geheele inboedel, is een prooi der vlammen geworden;
alléén een paar rijtuigeu, eenige kazen, vachten wol,
de mestkalveren en varkens, in het onbewoonde
gebouw aanwezig, heelt men nog kunnen redden.
Ook is het der brandweer met veel moeite gelukt
nog eengoede klamp hooi, staande op ééne el afstand
van een der gebouwen te spareu.
De omstandigheid dat op dit uur de boeren in
in bet land naren, gelijk ook de eigenaar zelve
m>t zijn volk, om liet vee te melken terwijl vele
burgers nog te bed lagen, gaf aanleiding dat de
spuit te laat heeft kunnen «erken, anders bad men
zeer waarschijnlijk ook het laatst bedoelde gebouw
kunnen bewaren. Alleen de gebouwen waren tegen
brandschade verzekerd.
Ongeveer veertig jaar geleden werd te Constan-
tinopel, kort na eene verzakking, eene uitgebreide
reeks vau onderaardsche gewelven ontdekt, die on
dersteand werden door prachtige marineren pijlers,
die, te oordeelen naar rijke en kostbare versierin
gen, blijkbaar bet werk van Griekscbe artisten zijn.
Deze geheimzinnige reeks van geboawen, in den
loop der jaren geheel in vergetelheid geraakt, strekt
zich over een zeer aanzienlijk gedeelte van de stad
uit. De voornaamste ingang, zelfs de eenige, die
voor de bezoekers^ toegankelijk is, bevindt zich op
de binneoplaats van een particnlier paleis. Do
eigenaar, een effendi, had er een landingsplaats doen
maken, waarmede hij nu en dan pleiziertogljes deed
op het meer, dat zich onder de gewelven over eene
groote ruimte uitstrekte. Hij waagde zich echter
rust hier uil Daarop was hij uit de kamer gegaan.
De vreemdeling onderzocht zijn voet, hij poogde
op te staan, hetgeen hem onder hevige smart ge
lukte.
Hij zette zijne pogingen voort; hij stoud op en
beproefde zonder hulp iu de kamer rond te loo-
pen. Iu den begtnne gelukte het hem, maar hij
moest zich spoedig weder nederzetten. Onrustig
keek hij rond, nu eens naar het venster, dan naar
de deuren. Hij luisterde oplettend, doch geen enkel
geluid trof zijn oor. Dan, ja daar gaat zachtjes
een binnendeur open. Hij stond op en ging in de
andere kamer. Het was een slaapkamertje, waarin
een bed en een wieg stond. Bij het flaauwe schijn
sel eener lamp die op tafel stond, bemerkte hij
niemand dan een slapend kind. Hij z:et rond en
bemerkt een tweede deur, deze had hij zeker hoo-
ren opengaan. Hij loopt naar de tafel en ziet daar
een bijbel liggen. Met eene diepe zucht treed bij
vervolgens nader bij de wieg, beschouwt het kind,
1 bokt en drukt het een warmen, hartelijken kus op
i het voorhoofd.
Plotseling wordt hem een hand op den schouder
i gelegd eu klinkt hem de vraag in de ooren
NV at doet gij bij mijn kind?
1 De vreemdeling keert zich om en op droevigen
toon zegt hij: Is het ook niet mijn kind? Helena'
1 Hij stak haar zijn hand toe, maar zij wilde a"
i niet aannemen. Verwijder u zoo spoedig mogelijL
riep zij in den grootsten angst en nu viel ha3*
oog op zijn gekwetsten voet. Is hij gebroken?
Neen, verstuikt.
Dus zult gij er op kunnen loopen 1
Geen honderd stappen.