Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. J!p. 654. Veertiende Jaargang. Ao. 1870. Grenzen der kritiek. Onze politieke toestand. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt met een bijvoegselbevattende het jongste Schager— marktberigtden volgenden avond verzonden aan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar f 8,Franco per post f 3,60. Afzonderlijke nummers f 0,07 J. AovERTENTiës van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder ƒ0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biên. GEMEENTE AFKONDIGING. KIEZERSLIJSTEN. De Voorzitter van den Gemeenteraad van Schagen; Gezien art. 31 der wet van 4 Julij 1850 (Staats blad no. 37). Brenul ter algemeene kennis dat de lijsten van kiezers voor leden van den Gemeenteraad de Provinciale Staten en de Tweede Kamer der Staten Generaal op heden door hem zijn gesloten, op nieow aan het Raadhuis zijn aangeplakt en gedurende 8 dagen ter Geineeute Secretarie ter lezing zullen üggeu. Schagen, 31 Maart 1870. Pe Voorzitter voornoemd Van Uörnberg Heiden. Toen een onzer uitmuntendste geleerden, van "Vloten, ergens den utrechtschen hoogleeraar Op- zoomer roemdemeer oin diens voortreffelijke redenaars-taleuten, dan als wijsgeer, heeft hij naar ons gevoelen een oordeel uitgesprokenwaaraan ieder onpartijdige zijne goedkeuring kon hechten. Bijua alle de door dien heer uitgesproken en uit- gegevtne redevoeringen dragen toch de blijken van een over groot aratorisch talentmaar in allen ontbreekt datgene, wat men als een wezentlijk eerste vereischte van een wijsgeerig vernuft zoude kunnen vorderen, eene tot aan bet einde toe zich ge trouw blijvende gevolgtrekking van de in den aanvang ontwikkelde denkbeelden. De laatste door den heer Opzootner uitgesproken redevoering han delde over het onbeperkte regt des critieks. Aan halende het geestige, maar misschien niet goed begrepen versje van Genestet, Kritiek mag alles onderzoeken, Want grensloos is haar rijks gebied, Zelfs d'inhoud der gewijde boeken, Alleenlijk het kritiekste niet. betoogde bij dat geen enkel plekje hoegenaamd aan het oog der kritiek mag worden onttrokken. Aan het einde zijner redevoering zocht hij zijn betoog te illnstreren door het voorbeeld van den ongelukkige» geleerden Marlinus van der Hoeven. De meesten onzer lezers zullen waarschijnlijk be kend zijn met het aandoenlijk verhaal dat de hoogleeraar Quack in de Gids heeft gegeven van het leven diens ongelukkigen twijfelaars. Nu werpt naar ons gevoelen, juist deze treurige figuur de geheele bewijsvoering van den hoogleeraar Op- zoomer om ver. Van der Hoeven was toch het slagtoffer van een onbegrensde kritiek geweest. Onwillekeurig moest menbij het lezen van het verhaal zijn levens t denken aan het schoone cou plet uit het gedicht van Ter Haaraan een apos tel des ongeloofs en in hem zien Een dweeper die den boom der kennis waant gevonden, 't Slagtoffer eener eenwdie alles wil door gronden, En neerstormt wat hem twijfling baart, Een golfslag in den stroomdie voortbruischt tot vernielen, En in zijn draaikolk om doet wielen, Wat hij omarmd heeft in zijn vaart? Indien het regt des kritiks onbegrensd is, dan moest juist het voorbeeld van van der Hoeven na gevolgd worden, want indien geen enkel plekje aan bet oog der kritiek ooit mag worden ont trokken, dan moet men in den man die het reeds door hem onderzochteonophoudelijk aan een nieuw onderzoek onderwierp, den eenigen en waren wijsgeer zien, terwijl men den geleerde, die niet eindeloos terugkomt op het geen hij eens onder zocht heeft, als onwijsgeerig moet aanwijzen. Naar het ons voorkomt is des heeren Op- zoomers praktisch voorbeeld uavolgitigswaardiger dan zijn theorie. Volgens zijn theorie zou hij toch eindeloos moeten blijven onderzoeken of de echte keubronnen der waarhrid vroeger wel door hem waren aangewezen. Daar hij toch zal toege ven dat er tegen die aanwijzing wel het eene en andere viel in het midden te brengen, zoude hij bij dc prediking van het onbegrensde regt der kritiek tot de gevolgtrekking moeten komen, dat het onderzoek naar die kenbronnen niet voor af gesloten moest worden gehouden, maar dat bij even als van der Hoeven eigentlijk immer bezig moest zijn met het graven en wroeten in de grond slagen van zijn wijsgeerig stelsel. Is het regt der kritiek in dien zin onbegrensd, dan zijn Penelope, des nachts haar arbeid van den dag vernielend, Sizijfus gedoemd om den steendie altijd weer op dezelfde plaats terug rolt, eeuwig voortewentelen en de dochters van Danaus ver oordeeld om haar bodemloos vat met Water te vullen de ware beelden der wijsgeers. Het ge zonde verstand predikt ons derhalve dat het regt der kritiek beperkt is. Een onderzoek naar zaker, waarvan wij van te voren wetendat zij toch niet kunnen ontdekt worden, moet als schadelijk worden bc-scuuuwd omdat het onzen geest vruchtloos vermoeit. Een onderzoek naar dingen, die reeds door ons met behoorlijke naauwgezetheid ziu onderzochtmoet worden vermeden, omdat he: ons belemmert in onzen vooruitgang. Een onirzoek naar een zaak die als zij waarheid werd bevonden, alleen zoude strekken om ons allen voor altijd rampzalig te maken, mag worden mispreztn, omdat het welzijn van het menschelijk geslach. het hoogste doelwit moet zijn, vwaarnaar wij streven.Zijn deze stel lingen waarheid, dan volgt iaaruit dat het regt der critiek grenzen heeft, dai volgt daaruit onder anderen, dat zij die ondoorgrondelijke eigen schappen der godheid (geljk b. v. in de ge schriften over het delerminianus is geschied) aan hun onderzoek wilden ondffwerpen, onverstandig handelden en dat de openijke verkondiging van het atheismus als onzedelijk moet worden veroor deeld. De slotsom onzer redenering is dasdat de regt en der kritiek, even als die van alle andere zaken moeten worden beperkt door dc eischen van liet gezond verstand en die der zedelijkheid. liet is triestig weder in onzen politieken damp kring. Het is niet warm, het is niet koud, het regent niet, stormt niet, het dondert niet, maar de zon schijnt ook niet helder en de hemel is alles behalve blaauw. Wij voelen ons onbehagelijk, maar wij kunnen naauwelijks zeggen wat er de schuld van draagt. liet gaat ons tegenwoordig zoowat als de buitenlui iu het begin van een mooije maand Octobrr, nog zien zij dan de hoo rnen iu het volle bind en de dalias en maandrozen in volle fleur, maar schoon hun oog er nog met welgevallen op blijft rusten, hebben zij hun hert er reeds vau afgetrokken, daar zij toch weten dat al die schoonheid nog slechts korten tijd zal du ren en als morgen een storm het loof over de paden strooit en een nachtvorst het sieraad van het bloemenperk doet verwelken, dan staren zij op al die verwoestingen toch met een kalmen blik. Eu zoo zal het ook zijn met onze meeste liberalen. Als zij morgen in de couraut zouden lezeu dat het ministerie, wiens optreden zij met zooveel geestdrift hebben begroet, zijn plaats heeft geruimd voor een ander, dan zoude dat bijna allen even kalm laten. Het ministerie vindt uit vrees voor een tweede beroering, zooals door de jammerlijke stijfhoofdigheid van Heemskerk over het land is gebragt, bij de meerderheid vau onze Kamers eene warme ondersteuning, maar vindt het ook die bij het volk? Dit is het groote verschil tusschen het tweede ministerie Thorbecke en het tegenwoordig bestuur. Dat tweede ministerie vond bij de natie een grooten bijval, maar in de Kamers had het eigentlijk de meerderheid tegen zich, die meerder heid iu toom gehouden door de opinie van het volk had den moed niet om hare afkeerigheid openlijk te doeu blijken, terwijl zij zich vleijend boog voor den hoofdman, zocht zij hem in het geheim te treffen, door de verwijdering van zijne adjudanten. Maar telkenmale als zij een van die adjudanten gedwongen had om zich te verw ijderen boog zij uit vreeze voor het volk, zich te dieper voor den man, dien zij wilde treffen. Zulk een handelwijze kon natnnrlijk niet dienen om den eerbied voor de Staten-Geueraal bij het volk te verhoogen, zij strekte juist om den mi nister alvermogend te maken. Bij het tegenwoordige ministerie is dat echter geheel anders, het vindt eene voldoende onder steuning iu de Kamers, maar bij het volk weinig warme svmpathie. Deze toestand is niet zonder

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1870 | | pagina 1