21
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
von Bismarck.
'M 656.
Ao. 1870.
Veertiende Jaargang.
GEMEENTE AFKONDIGING.
Herijk van Maten Gewigten en weeg
werktuigen.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt
met een bijvoegsel, bevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zalks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnomenteu op dit blad worden door alle
Prijs per jaar f 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,67$.
ADVBRTBNTiëx van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder ƒ0,15. Groote letters naar de ruimte die
tij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te bién.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
c
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gelet op het besluit der Gedeputeerde Staten
van Noord Holland van den 9en Maart 1870
no. 62 [Prov. blad no. 16].
1. Brengen ter kennis van de ingezetenen, dat
de herijk der matengewigten en weegwerktui
gen die volgens art 17 der wet van 7 April
1869, (Staatsblad no. 57) kosteloos ge
schiedt binnen deze gemeente zal plaats heb
ben in het gewone lokaal van J. lluibertsop
Vrijdag den 29 April a. s. des voorna, van
8 12 en des namiddags van 1 4 ure
en op Zaturdag den 80 Aprildes voormiddags
van 8 10 ure.
2. Dat tot den ijk en herijk der maten en ge
wigten gedurende het jaar 1870 is bestemd de
letter Bin gewonen drukvormschuiu ge
steld.
3. Dat bij *8 Koning besluit van 16 October 1869
(Staatsblad no. 160), het bedrag der justeer-
loonen is vastgesteld als volgt
Voor ijzeren gewigten
Van 50 en 25 kilogram 20 cent.
20 t 10 10
*5, 2 1 t 5 t
Voor koperen gewigten
bestemd tot gewoon gebruik van één kilogram en
daarbenedeu 5 centboven het kilogram het dub
bele van het bodrag, hetwelk voor ijzeren ge
wigten van dezelfde zwaarte bepaald is
bestemd tot fijnere wegingen van één kilogram
en daarbeneden 10 centsboven het kilogram het
drievoud van het bedraghetwelk voor ijzeren ge
wigten van dezelfde zwaarte bepaald is.
Burgemeester en Wethouders noodigen de be
langhebbenden uit, om de gewigten en maten be
hoorlijk schoon en droog tot den herijk aan te
bieden en brengen tevens in heiinnering de bij
de wet van 7 April 1869 (Staatsblad no. 57]
vastgestelde strafbepalingen op het stuk der malen
en gewigten.
Schagen den 12 April 1870.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Van Püriiberg HeidenBurgm.
C. de PaterWeth.
Voor vier jaren gaven wij eene niet zeer vlei -
jeude schilderij van boveugenoem leu pruisischen
staatsman.
Wij vergeleken hem toen, in het bedoelde ar
tikel met den roekeloozen minister van Spanje
nit het begin der 18e eeuw den kardinaal Al-
beroni.
Het ging ons echter als zoovele, die het waag
den groote personen, wier levenstaak nog niet was
afgesponnen te vergelijken met historische figuren
uit het verleden. De uitkomst heeft de gedeeltelijke
onwaarheid onzer vergelijking in het licht gesteld.
Ondertusschen kunnen wij ons troosten met de
gedachte, dat niet weinigen met ons gedwaald
hebben bij het maken van zulk eene vergelijking.
Hoevelen hebben niet in Napoleon I, Lodewijk Phi
lips en Napoleon UI, toen zij nog door het volle
licht hunner glorie werden bestraald, een nieuwen
Alexander den grooten, Willem III en Augustus
gezien en hoe onwaar bleek later die voorstelling
toen zij Napoleon I op zijne eenzame rots, Lo
dewijk Philips in zijn ballingschap en Napoleon
III door zijn hem opgedrongen parlementair minis
terie omgeven, voor hunne oogen zagen.
Ondertusschen lag er eenige waarheid in de
vergelijking tusschen Alberoni en von Bismarck.
Beideu beschouwden de staatkunde als een hazard
spel, waarin men veel moet wagen om veel te
kunnen winnen, waarschijnlijk heeft de pruissische
staatsman de kansen vooraf beter berekenddan
zijn spaansche voorganger, manr in allen gevalle
was zijn staatkunde een hazardspel. Het geluk
was hem getrouw, maar zijne staatkunde werd er
niet beter door. Wel is waar heeft von Bismarck
na 1866 blijken gegeven van eene deugd, die
hem oneindig meer dan zijne staatmoedigheid
waardig maakt om te worden opgenomen in du
rij der groote staatslieden.
Wij bedoelen zijn nooit genoeg te prijzen ge
matigdheid te midden van een onvergelijken voor
spoed, waardoor mindere geesten zoo ligt zouden
bedwelmd zijn geworden, maar met dat heeft zijn
staatkunde nog altijd de trek van waaghalzerij
met die van Alberoni gemeen. Wij zien nog
altijd in von Bismarck een gelukkigeu Alberoni,
of nog liever in Alberoni een min gelukkigen
Bismarck.
Naar het ons voorkomt heeft de pruissische
minister zijn staal kunde gebouwd op een verkeer
den grondslag wiens onvastheid, hoe hooger het
gebouw wordt opgetrokken, haar steeds wankelbaar
der zal maken. Zijn staatkunde behoort tot een tijd
perk van lagere ontwikkeling, waaraan het meusch-
dom thans min of meer schijnt ontwassen te zijn.
Ieder tijdperk schijnt namelijk zijne eigene afdwa
lingen op politiek gebied mede te brengen. In
barbaarsche tijden heerschte de staatkunde des ge
weld*, in tijden van zedelijken stilstand, maar
verfijnde zeden, die der list en sluwheid in
tijden van revolutionaire gisting en omkeering
van zaken, die van gewaagde staatsgrepen. Nog
meer! In ieder tijdperk schijnen de regenten er
een bijzonder wachtwoord op na te houden. In
de 16e en 17e eeuw was het magtwoord maak
uwe volken voor alles en ook tegen
hunnen wil godsdienstig, in de 1-Se eeuw, maak
ze ondanks hen zeiven verlicht, dat van
Napoleon en zijne navolgers, alles voor het
volk, maar niets door het volk.
De leuze der meest gerucht makende staatlieden
uit den jongsten tijd, als Cavour, Napoleon Hl,
Bismarck en Prim alt ij d durven en de volken
verblinden door schitterende waagstukken. Geen
dezer leuzen beantwoordt naar onze meening aan
de ware staatkunde. Met luider stemme heeft de
geschiedenis de drie eersten veroordeeld en een
ongunstig vonnis geveld, zoowel over de staatkunde
van Philips II, Lodewijk XIV, als over die van
Pombal, Josephus II, Napoleon I en Metternich.
Hoe zal haar vonnis over de staatkunde der jong
ste tijden zijn? Wij gelooven veroordeelend.
Naar ons gevoelen bestaat toch de ware staats
kunst, die in onze eeuw te huis behoort, in de
wetenschap om de krachten, die in den boezem
van een volk aanwezig zijn, langs natuurlijken
weg te ontwikkelen en ze tot het welzijn van den
staat te bezigen. De zorg van een staatsman moet
zijn als die van een vader over zijne kinderen,
van een opvoeder voor zijne leerlingenvan een
geneesheer voor zijne zieken. In zulk eene staat
kunde is geen ruimte voor een avontunrlijk spel
over. Een avontuurlijke staatkunde heeft, die van
Cavour cn Bismarck bewijzen het, vaak schitterende
uitkomsten. Maar haar voorspoed is als die van
eenen gelukkigen speculant. In haar geluk is iets
dat het wisselvallig maakt. De rijkdom van een
speculant is, gelijk de ondervinding leert, in den
regel van korten duur, niet alleen omdat de plotse
linge verkrijging de keunis van de wezentlijke
waarde, noch van het goede gebruik des gelds voor
hem niet medebragt, niet alleen omdat hij de
bressen door zijn spilzucht in zijn rijkdom ge
schoten zoekt te stoppen door andere middelen
dan dezulken die alleen geschikt zijn om rijk
te worden, daar hij door stoute waagstukken zoekt
te verkrijgen, wat alleen vlijt, maar ook omdat
uit den aard der zaak het te snel naar boven ge
groeide, tijd en gelegenheid mist om in sterkte
te winnen, even zoo is het met de staatkunde
van von Bismarck, door haar avontuurlijk karakter
is zij voor een noodlottig einde voorbestemd.
Dringt zulk eene staatkunde door tot den boezem
des volks, dan brengt zij te weeg dat het langs
andere wegen dan die der natuurlijke ontwikkeling
zoekt gelukkig te worden, het zoekt dan rijn ge
luk in oorlogsroem of schitterende weelde, dit
was het lot der fransche natie, sinds Napoleon
tot onze dagen; blijft eene natie daarentegen
vreemd aan die avontnurlijke staatkunde, dan ein
digt deze op eene nog nootlottiger wijze bij den
dood of den val des staatsmans die hare ziel
was.
Op een oogenblik ziet het volk dan de vruch
ten van het werk eens geheelen leeftijd* verloren
gaan, zonder gids of tolk bevindt zich de natie
dan onverwachts in een streek, waar zij zich ge
heel vreemdelinge gevoelt.
Dit zal de geschiedenis van den pruissischen
Staat zijn, na den val van den alvermogenden minister.
Pruissen zal, zoodra het hem mistzich voelen
op een weg, waarin het niet voor noch achter nit
ksn, geweldige staatschokken zullen er het gevolg
van zijn. Vergeefs zal von Bismarck beproeven da