Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
Onderwijs-
JE 662.
Veertiende Jaargang.
Ao. 1870.
Wetten op de mishandeling der
dieren.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar f 3,—. Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07|.
ADVRRTENTiëx van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te bién.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
2
De philantropie onzer dagen heeft voor velen
eene belagchelijke zijde. De afschaffing van de
doodstraf vond naar de meening harer tegenstan-
deis de grootste verdedigers bij hen, die eene
ziekelijke gevoeligheid over hadden voor erkende
misdadigers en geen oog over hadden voor de
slagtoffers der misdaad.
Zegevierend heeft althans in eerste instantie de
zaak van het menschelijk regt de proef doorstaan,
of hetgeen zich verzette tegen de doodstraf eene
ziekelijke aandoening was dan wel de uiting van
het gevoel van eerbied dat den mensch eigen be
hoort te zijn voor de menschelijke natuur. Na
eene grondige beraadslaging en van alle partijbelang
ontdaan onderzoek der vraag heeft de Tweede Ka
mer het regt op het leven van deu mensch on
schendbaar verklaard.
Niet uit medelijden voor den misdadiger doch
uit hoofde ook in den misdadiger de mensch ge
ëerbiedigd behoorde te worden. Behoort een wet
er toe om de doodstraf af te schaffen en was
alzoo het onregt der meerderheid tegenover den
enkele vroeger door de wet beschermdwij heb
ben nog in het belang van een talrijke orde van
medeschepselen eene wet te vragen, die hen tegen
onregt beschermt. De mishandeling der dieren is
onder ons volk eene niet zeldzame misdaad. Mo
gen ook al eenige plaatselijke reglementen daarin
voorzienhet komt ons wenschelijk voor dat in
de strafwet voorzieningen tegen dit niet gering
euvel genomen worden. Het is helaasgeene zeld
zaamheid dat men de wreedste mishandelingen op
onze straten ziet plegen ten opzigte van wezens
die geene andere schuld hebben dan hunne weer
loosheid en die indien zij slechts niet zoo geheel
overgelaten waren aan de inspraak van onze betere
natuur, het juk, dat zij torschen met verachting
zouden afschudden. De mishandeling der dieren
is in ons oog eene der strafbaarste misdaden.
Men behoeft niet een dierenvriend bij uitnemend
heid te zijn om te erkennen hoeveel de mensch
hun verpligt zij. Het werk door de dieren ver
ligt beslaat altijd nog een aanmerkelijk gedeelte
van het ontgonnen arbeidsveld. Stil en lijdzaam
volvoeren zij hunne taak en tegen een karig voed
sel hebben zij al hunne krachten voor ons veil.
Hoe is het mogelijk dat terwijl dit vast staat,
het dieren plagen eene dagelijks voorkomende mis
daad kan zijn onder een beschaafd volk. Terwijl
reeds als het ware een gevoel van erkentelijkheid
ons zacht en toegevend stemmen moest omtrent
de dieren, voegt zich eene nieuwe aandrang tot
hunne waardering in de uitspraak van het wel
begrepen eigenbelang.
Dezelfde wet die wij onder de mensdien beer-
schen zien dat niet met geweld maar met beleid
de grootste arbeid volbragt wordt geldt in de
dierenwereld. Het is een slecht middel om de
arbeidskracht van een paard te verhoogen zijne
toevlugt tot mishandeling te nemen. De onzin
nige, die haar plegen vernielen te gelijk hun ei
gendom. Echter indien zich slechts hiertoe
bepaalde de nadeelige invloed van het kwaad, dat
wij voor oogen hebben, zonden wij niet twijfelen
of do stem van het eigenbelang zon ten laatste
worden gehoord en het regt der dieren bescher
men. De misdand is echter te stuitend voor hen
die haar zien moeten om haar te dulden. De
openbare zedelijkheid vordert dat de wet ons vrij-
ware voor het aanschouwen der schandelijke die-
renplagerijenwelke helaas straffeloos op onze
straten geschieden.
Het nadeel door die straffeloosheid toegebragt
aan den zedelijken zin van ons volk is niet ge
ring. Men spreekt vaak van het materialisme dat
onzen tijd zou kenschetsennergens komt dit
schandelijker uit dan in de handelingen waaruit
blijkt dat levende wezens voor ons niets anders
zijn dan voorwerpen, zonder eenige regten cn slaafs
onderworpen aan onzen eigen wil en dwaasheid.
Gaarne geven wij toedat menige overwinning reeds
door den beteren zin der menschheid op dit ge-
gebied is behaald.
Er is een tijd geweest waarin de afhankelijk
heid in welke de eene mensch tegenover deu an
dere geplaatst was den meerdere regt meende te
geven op eene vertrapping en verguizing van des
minderen regt: die tijd verdwijnt langzamerhand
en de wet waarborgt thans ieder herstel van elko
beleediging. Zoo zal ookwij twijfelen er niet
aan, het dier waarover wij de volheid van magt
hebben, niet altijd daarin een vijandeens een
vriend vinden. Doch zoo ver is het thans nog
niet gekomen. Willekeur is de wet waaronder
de dieren thans staan. Onteerend is dit feit niet
alleen voor hen die het plegenmaar ook voor
hen die het dalden. Wij juichen het toe dat de
slechte wet is afgeschaft, welke zonder noodzaak
door de maatschappij den alleen staande ongeluk
kige het leren nam omdat in die straf niet eene
beleediging van den mensch alleen, maar van de
natuur des menschen gelegen was.
Wij zullen het ook toejuichen indien eene wet
paal en perk stelt aan de straffelooze beleediging
van den Schepper in zijn schepselindien de
menschelijkheid niet langer in haar gevoel mag
worden aan getast, door de wreedheidwaarmede
zij dieren bejegenen ziet. Het is een der weinige
gevallen waarin wij van den invloed der wet Teel
verwachten. Over het algemeen erkennen wij, moet
niet van de wet, maar moet uit het volk de ver
betering van ons volk komen.
Doch de mishandeling van dieren is een mis
drijf, waartegen de goeden niets vermogen eD de
wetwelke in Nederland dierenmishandeling straf
baar stelt, zal ook een perk stellen aan de mis
handeling van het gevoel der groote meerderheid
welke in dit opzigt thans weerloos is.
Vroeg men, een kwart eeuw geleden, aan een
(linken elf a twaalfjarigen jongen, die getrouw de
lagere school bezochtwat doet ge dagelijks wel
bij uwen meester, of wat leert gij bij hemdan
was 't antwoordlezenschrijven en rekenen.
Wanneer men thans bij den niet bedeesden leer
ling onderzoek doet naar de werkzaamheden op
school, zoo bepalen deze zich niet enkel meer
bij lezen, schrijven en rekenen, maar hij voegt er
vormleer geschiedenis aardrijkskunde dier-
plant-, natuurkunde en ik weet niet wat al kunde
meer aan toe.
Wat een vooruitgang: welk een verschil op
school nu bij vroeger, merkte een reeds bejaarden
vriend op, die bij een onderzoek als boven tegen
woordig was. Bij mij evenwel rees de vraag op
Zou het verschil werkelijk wel groot zijn of moe
ten zijn? 'tls waar, de onderwijzer heeft thans
algemeen meer omvattende kennis dan voor 2.*>
jaar en dient bij vermeerdering van die kennis
ook meerdere bekwaamheid en geschiktheid te be
zitten tot het ontwikkelen en opvoeden van 't
opkomend geslacht, dat echter nog niet altijd het
geval ismaar zijne werkzaamheden zijn daarom
in mijn oog geen andere dan die van vroeger. Zijne
hoofdbezigheid is en blijft ontwikkelen en vormen
niet een ingieten en instampen van geographische
namen, geen opeenstapelen van historische feiten^
te dor om bij de wordende bloem van 't men-
schengeslacht op hunne plaats te zijn. Het school
kind moet leeren lezen, schrijven eu rekenen. Dit
is niet alleen genoeg, maar in veel, zeer veel, zoo
veel dat er voor geregelde, stelselmatige behande
ling van wetenschap geen tijd mag overschieten.
Machinaal lezen, schrijven, rekenen, is geen lezen,
schrijven, rekenen, is nagenoeg niets en met dit
niets is men in onzen verlichten tijd nog veel te
dikwerf te vreden.
Mijn dochtertje van acht jaar, niet waar mees.
ter, hoorde ik voor een paar dagen zeggen, schrijft
zoo goed, dat al ging ze nooit weer naar school
toe, zij zich er best mee redden zou. De vraag
was nietbegint ze reeds verstandig te schrijven
Met 't lezen eu rekenen ziet het er soms ook
nog treurig uit en ik twijfel er aan, of men voor
een halve eeuw minder goed las dan nu. Rekenen
is menigmaal alleen cijferen eu wat anders dan
oordeelkundig lezen en gevolgtrekking maken; le
zen niets dan groote vaardigheid in 't verbinden
van klanken en consonanten. Dat moet niet't
moet verstandswerk zijn. Wanneer nu lezen, schrjj