Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
ÖON0ER0&G
30 tmu.
666.
Invloed der openbare godsdienst
oefening.
Publiciteit.
Veertiende Jaarsans:.
Ao. 1870.
Politie.
v
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt,
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07J.
ADVERTENTiëN van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biéu.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
De eigenaar van een halsketting met slot, in de
afgeloopen week op de straat gevonden, kan zich ter
terug bekoming daarvan aanmelden op de Secretarie
der gemeente Schagen.
Ongetwijfeld heeft onze maatschappij groote ver-
pligtingen aan het Christendom. Wij behooren
niet tot hen, die alles wat onze maatschappij goeds
bezit, toeschrijven aan die bron en achten den
Germaanschen of Heidenschen invloed, de schepper
van vele der publieke meeningendie aan het
Christendom worden toegeschreven. Toch is de
gansche geschiedenis door de organisatie der chris
telijke godsdienst, ook zelfs bij hare zonderlingste
misvormingen, eene weldaad voor de menschheid
geweest. Wat heeft het Christendom al niet voor
ons menschen gedaan Immer heeft het ons ze
delijkheid als het hoogste doel voorgehouden
het heeft de banden der slaven gebrokenden nood
der behoeftigen zich aangetrokken en altijd woor
den van troost over gehad voor den immer tegen
de natuur tot strijd geroepen raensch. In sommige
opzigten kan thans de taak der kerk worden vol
tooid geacht. Het christendom heeft alle toestan
den bezield en heeft aan onze maatschappij een
eigen, gezond leveu weten te geven. De tijdvraag
van scheiding tusschen kerk en Staat is daarom
welligt in onze dagen eene zoo ingewikkelde strijd
vraag, wijl zij ons brengt in de kiesche verhouding
tusschen den meerdeijarig gewordene en den voogd
zijner kindsche jaren. Van de eene zijde, bij het
ontwaakte gevoel van zelfstandigheidwelligt een
te flaauw gevoel van dankbaarheid voor de ont
vangen weldaden; van de andere zijde, bij de
zelfvoldaanheid over de bekrooning van het werk
een treurige indruk over het afgewerkt zijn van
de taak. Zoo zou zoo gaarne de kerk hare taak
als opvoedster der jeugd blijven vervullenmaar
de door haar geëmancipeerde maatschappij neemt
het werk haar uit de handen.
Zoo is wettelijk de uitoefening van het hoogste
menschelijk regt, den arme te verzorgen nog toe
vertrouwd aan de christelijke liefdadigheid, maar
in de praktijk is het de Staat die ook al weder
in dit opzigt het christendom verdrongen heeft.
Het behoort niet tot de mogelijkheden om den
invloed na te gaan door het kerkelijk leven op
de menschen gewerkt en ook al ware dit het geval
een weekblad als het onze zou daartoe waarschijn
lijk niet de geschikste gelegenheid aanbieden. Toch
ligt de vraag naar ons inzien niet buiten ons
bestek wat op het volk de invloed zij der weke-
lijksche openbare godsdienstoefening. Op dit ge
bied beweegt de kerk zich vrij en eene zuivere
is slechts noodig om dadelijk te
erkennen hoe gunstig ter bebouwing het ter
rein is, dat zij zich in onze dagen nog heeft voor
behouden.
In voor het grootste gedeelte ruime en gepaste
gebouwen vergadert het christendom op den Zon
dag allen, rijken en armen, blijden en droeven,
te zamen om de lessen en de schatten uit te
deelen, waarvan het nog de bewaarder is. Aan
gemeenschappelijk gebed tot den Schepper van
hemel en aarde en lofgezang voor dc zegeningen,
die het eigendom van ieder zijn, paart zich eene
rede door een ontwikkeld en beschaafd man uit
gesproken, bestemd en geschikt om door ieder
der hoorders verstaan en begrepen te worden. Ligt
het niet voor de hand dat eene volksrede over
gewigtige belangen des volks en naar de eigen
aardige behoeften van tijden en omstandigheden
ingerigt op den duur een grooten invloed op de
ontwikkeling des volks hebben moet En toch
schijnt het gevolg niet aan de verwachting te be
antwoorden, want op de meeste plaatsen van ons
land tracht men in de behoefte aan volksvoorle
zingen te voorzien, terwijl toch in de kerken eene
zoo uitstekende gelegenheid daartoe wordt aange
boden.
Wij weten het wel dat een preek geene volks
voorlezing is; maar wij houden het er toch voor dat
meer dan dit tegenwoordig het geval is, de kerk
de plaats moest zijn, waar het volk te zamen kwam
tot zijne ontwikkeling en vooral de begrippen van
humaniteit en geloof aan hooger magt moest leeren
waardeeren. De invloed, dien het wekelijks pree-
ken op ieder der hoorders heeft wij zeiden het
boven reeds is onmogelijk na te gaanmaar
wij betwijfelen zeer dat het maatschappelijk de
gunstige werking heeftdie het hebben kon en
hebben moest. Daartoe is in de eerste plaats wat
de kerk ons in dit opzigt geeft te uitsluitend gods
dienstig. Bij de groote massa der kerkelijke rede
voeringen welke, willen zij goed zijn, tot de
moeijelijkst te stellen stukken behooren komt
de godsdienst voor als het éénig belangrijke voor
den mensch. Het is de godsdienst, die tot hem
afdaalt; niet de mensch, die godsdienstig over zijne
belangen ouderhouden wordt. Het «verlos ons van
dien preektoon, Heer \t mag niet zoo algemeen
als vroeger meer worden gewenscht, maar toch is
de kerkelijke geur altijd eigeu aan het voedsel dat
ons voor den geest in de kerken geboden wordt.
Toch zou men vaak willeu uitroepen: och! einde
lijk genoeg van God, spreek nu van deu mensch!
Wil de kerk hare roeping naar de eischen des
tijds blijven vervullen, dan behoort zij niet uit eene
vakvoorliefde in den mensch alleen godsdienstige
behoeften te erkennen, maar dan behoort zij van 1
haar godsdienstig standpunt, den mensch, den ge-
heelen mensch, toe te spreken.
Niet minder schuld aan den geringen invloed
die het magtig middel van het levende woord tot
de gemeente hebben kon, heeft het ongelukkig
denkbeeld bij de hoorders, dat zij van hunne zijde
hebben voldaan aan hunnen pligt, wanneer zij bloot
door hunne aanwezigheid blijk geven van hunne
belangstelling. Gaat in de kerken en telt de hoor
ders, die gij op het oog voor aandachtige hoorders
houdt. Ik zwijg van de velen, wier houding en
blik getuigt dat zij volstrekt met hunne gedachten
niet aanwezig zijn, ik wijs alleen op het overgroot
aantal kinderen, die met hunne rede onmogelijk
het gesprokene kunnen volgen en voor wie het
kerkgaan niets anders is dan eene oefening in het
stilzitten.
Dit alles moest niet zijn. Onze openbare gods
dienstoefeningen lijden aan groote gebreken. Zij
beantwoorden niet aan hare roeping om denkende
wezens godsdienstig op te voeden. Gemis aan be
langstelling is daarvan het gevolg en het gevaar
dreigt dat eene der rijkste bronnen voor het gees
telijk leven des volks, blijft alles zoo als het is
voor goed verzenden zal. Volgaarne stemmen wij
de moeijelijkheid toe om het groote doel te berei
ken. Intusschen, het middel bestaat. De kerken
zijn er. Een talrijke menigte stroomt wekelijks toe.
Ervaren mannen, die het leven in al zijn nooden
en eischen kennen, voeren het woord.
Wat anders meer dan belangstelling en ernst is
er noodig om van al die voorregten partij te trek
ken Blijft deze achterwege, dan kannen die erva
ren mannen beter elders hunne talenten gebruiken,
kan in vermaak of arbeid die menigte een nutti
ger doe! vinden en aan onze kerken een doelma
tiger bestemming worden gegeven. En dwalen wij
niet, dan bewijst het weinige nnt door de maat-
schappij uit de godsdienstige zamenkomsten der
menschen getrokken, dat het bij deze gewigtige zaak
aan belangstelling en ernst ontbreekt.
Zij wordt hoe langer hoe meer algemeen. Veem
gerichten Inquisities eet. zelfs de loges der Vrij
metselaren hebben hun tijd gehad. A propos merkt
iemand der lezers opdeze laatsten niet.
Ik zeg ja. Want het goeds, dat zij in vroe
ger dagen stichtten, het bevorderen der algemeene
verlichting, der ware liberaliteit dat publiek ge
schiedende in de tijden van algemeene domheid
en bijgeloof met onoverkomelijke hinderpalen en
gevaren zou verbonden geweest zijnkan thans
in zijne volle kracht het licht zien. Waarom de
loges nog voor den oningewijdenvoor den pro
faan, gesloten zijn, begrijp ik niet. Wat waarlijk
goed is mag niet alleen het licht zien of algemeen
gemaakt worden maar het moet dat, om de waarde
van het goed zijn zelve. Goed is voor vergroo-
ting vatbaar, en juist het algemeene er van doet
door de zucht naar onderscheiding het beter best