Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
09
Wat zal het einde zijn?
J)o 678.
Veertiende Jaargang.
Ao. 1870
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebban te: Hamburg, Frankfort a/d Main
Berlijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne.
G EM ENG DE IS E lil G TEN.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt,
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan ben
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar f 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07$.
ADVERTiNnëN van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Het ligt in de natuur der dingen dat ook aan
den oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland een
einde zal komen en dit geeft ons eene groote
gerustheid. Voor ons althans is het onmogelijk met
het verstand, dat wij bezitten aan te wijzen iets
wat als een besluit zou kunnen gelden voor deze
schrikkelijke gebeurtenis. De inneming van Parijs
zegt de eene, maar het is ons onmogelijk te vat
ten in welk opzigt deze uitkomst de bereiking van
het doel des oorlogs zou kunnen genoemd worden.
Hoe onzinnig zou toch de wedstrijd moeten ge
noemd worden tusschen twee volken aan welken
als doel gegeven werd wie het eerst met een ze
gevierend leger in des anderen hoofdstad trekken
zou: tusschen kleine jongens mag het opgaan dat
zij elkanders krachten eens meten, maar mannen
hebben iets anders te doen in den korten tijd van
hun bestaan en koningen ook.
Maar gesteld al eens dat de Pruissen in Parijs
zijn en niet gesproken van de krachtsverspilling
die dit cischen zal wat zullen daar dan die
Pruissen doen Zij kunuen er toch niet blijven
zij moeten toch weer heen ofschoon uit de inspan
ning die zij zich gegeven hebben om hun den
weg naar Parijs te banen met grond zou kunnen
worden afgeleid, dat meD daar en daar alleen we
zen wilde. Zij moeten weer heen, zeer zeker! zal
men mij tegenwerpen, maar daar alleen kan de
vrede worden voorgeschreven aan Frankrijk en dit
is het wat Parijs tot het doel van den oorlog be
stemt. Het is ons wel, maar nog eens, wij vatten
het niet. Wie het toverwoord bezat dat aan
deze verfoeilijke slagting een einde kon maken,
zou wel wachten om dit te uiten ook vóór zijne
komst te Parijs, maar nu men dit thans met zeg
gen kan, zal dit evenmin te Parijs kunnen geschie
den. Wat zal het einde zijn, vragen wij, welke
voorwaarden kunnen toch bedacht worden waaron
der de vrede kan worden hersteld
Men zal Lotharingen en den Elzas van Frankrijk
nemen; al weder ons wel! Indien er maar een
einde komt aan den oorlog. Al weder willen wij
niet spreken van de zee van moeijelijkheden, die
in de toekomst dreigt, wanneer eene verminking
van Frankrijk de blijvende herinnering geeft aan
dit bloedjaar; noch van de bezwaren die zelfs de
meest Duitschgezinde niet gering schatten zal,
altijd nog verbonden aan het doen teekenen van
een vrede, onder die voorwaarde, door een Fransch
gouvernement maar wij zeggen, wat een ellen
dig einde 1 Ziet, twee personen krijgen twist. Eene
aangedane beleediging eischt vergelding. Men meet
elkanders kracht en men vindt gelukkig dat er
eenig verschil bestaat in sterkte. Dus heeft de
sterkste gelijk en de beleediging wordt overeen
komstig het gezonde begrip van eer onzer dagen
gewroken door de slagen die den zwakste worden
toegebragt. En als dus die beleediging kan geacht
worden uitgewischt te zijn, geeft men elkander
weder de hand en herstelt men den vrede.
Neen! dat doet men niet. De gelegenheid is
thans zoo schoon, zoo denkt de overwinnaar, be-
leediger of belecdigde, ik heb thans den ander in
mijn raagt; ik zal hem zijn horologie afnemen. Nu
is er ooit of immer sprake geweest van dat horo
logie en de eisch is eenvoudig diefstal. Is het
anders gelegen met den eisch dat Frankrijk twee
van zijne provinciën zal afstaan? Is de Duitsche
koning uitverkoren om land te rooven en is de
uitbreiding van het grondgebied, waarover God
hem gesteld heeft, het bloed waard zijner onder
danen, door God hem toevertrouwd? Ach! wat
hebben die diepzinnige beschouwingen van Pruis-
sen's monarch over de natuur der Godheid en hare
zonderlinge wegen van den mensch, waarmede deze
veroveraar den tijd weet te korten luttel waarde,
als zij enkel als grond hebben de dankbaarheid
voor de aanwinst van twee stukken land, gedrenkt
met het bloed van duizenden! Wat schreit dat
bloed ten hemel' wanneer het zich gestort vindt
als koopprijs van een provincie; tot welk klein
geestig wezen wordt de Duitscher vernederd wan
neer men aanneemt dat dagelijks hem het gebed
van de lippen gevloeid zou zijn: en geef ons Heer!
den Elzas weer.
Men wil schadeloosstelling. Welk een
koud woord bij al het onherstelbare. Maar de af
stand iu land kan geene schadeloosstelling genoemd
worden. De oorlog wordt van natuur veranderd
en wordt een verkrijgingsoorlog, wanneer schade
loosstelling in land, de natuurlijke vergoeding in
geld vervangt. De beschikking over de nationali
teit van een volk, op zich zelf een onregt, kan
een onregt niet goed maken. Neen! dit kan het
einde zijn.
De ernst van het oogenblik is zoo huivering
wekkend dat somwijl wanneer wij eene voorstelling
willen vormen van het einde, de verschrikkelijkste
vrees ons hart benaauwt. Dan zien wij Parijs ver
woest en over haar nog lillend lijk de bandeloos
heid alleen trappen, want wat toch kunnen de
Duitsehers anders doen dan te trachten naar het
eind door de vernedering van Frankrijks hoofdstad
en wat toch is zekerder dan, dat alsdan alle magt
in Frankrijc zal uitgeoefend worden door een blind
en bloeddorstig gemeen, waarvan het bestaan zelfs
thans niet werd vermoed. Dan zien wij niet een
van Duitschlands zonen teruggekeerd naar zijn
land, gevallen als zij zijn door verraad en dood
slag en dan kunnen wij wijl wij gelooven in
een einde dat goed zal zijn ons zeker streelen
met de hoop, dat Gods genade eindelijk medelij
den hebben zal met het arme Europa maar
de nacht voor dien dag zal verschrikkelijk zijn.
Iets is er dat ons hoop geeft. De weg dien
Frankrijk en Duitschland te begaan hebben, hoewel
sterk, hellend is zoo afschrikwekkend dat stil staan
op dien weg onmisbaar hun innigste wensch moet
zijn. De oudheid verdelgde door het zwaard de eene
helft van een overwonnen volk en maakte slaven
van de andere helft. Daarin vond zij dan nog cenig
loon voor de misdaad. Maar daartoe heeft de Duit
scher noch kracht, noch moed. O staak, staak
dan te midden van den moord uw werk, veroot
moedigt u, Duitschland en Frankrijk, voor den
God des levens en des vredes en al overlaadt dit
einde het tegenwoordig oogenblik met de bit
terste schande een nieuw tijdperk kan dan
aanbreken waarin gij beiden uwe krachten getrouw
zult kunnen gebruiken voor het einde, waartoe zij
u gegeven zijn.
Een treffend staaltje van kinderlijken eerbied
wordt van het oorlogstooneel berigt. Rij de Isra
ëlieten van alle rigtigen is bet een streng in acht
genomen gebrnik om den sterfdag zijner ouders te
herdenken door de waarneming der godsdienstoefe
ning. Een joodsche militair geneesheer meldt nu
dat hij in de nabijheid van Woerth voor een hnis
een gewond soldaat hinkend heen en weêr zag
loopen en kijken. Vermoedende dat hij geneeskundige
hnlp noodig had, vroeg hij hem wat hij zocht.
»Een joods, was -.het antwoord. vWelnn die hebt
ge dan in mij gevondenzeide de doctor. „In
dat geval heb ik n een vezoek te doen*, zeide de
soldaat„een mijner kameraden moet den sterfdag
van zijn vader herdenken; nog nooit heeft hij
dat verzuimd, maar wij zijn met ons negenen, den
tienden hebben wij niet.e Er worden tien man
gevorderd tot het houden der plegtigheid. Natuurlijk
willigde de arts het verzoek in. In een klein
kamertje, zegt hij, vond ik 9 gewonde soldaten
bijeen; sij behoorden meest tot het regimeDt uit de
provincie Posende rouwdragende bad voor en
zeide gebeden voor de gestorvene ter gedachtenis
van zijn vader op, die op zijn verre geboorteplaats
jaren geleden de laatste rustplaats had gevonden.
Zelden, zoo besluit de verhaalder, was ik vroomer
gestemd en dieper ontroerd.
Als echte Batavieren, men weet dat deze
van tijd tot tijd zich onledig hielden met bet
verdobbelen van elkanders echtgenoot, hebben twee
schippers nit Giethoorn quitte on doublé gedobbeld
om elkanders vaartuig. R. B. is na schaiteloos.