29 Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. M 679. Veertiende Jaargang. Ao. 1870 se: ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kautoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a/d Main Berlyn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne. Tijdsbeschouwingen. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt met een by voegselbevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar 3,Franco per post f 3,60. Afzonderlijke nummers 0,07|. ADVERTENTië-V van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder 0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Naar volksheil zon'der deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biên. Middelen tot bewaring van den vrede. In verscheidene plaatsen van ons vaderland wor den pogingen aangewend om een algemeen vrede bond op te rigten. Wij juichen die pogingen ten zeerste toe, nogthans geloven wij niet dat zij ons tot het zoo zeer gewenschte doel, het weeren van den jammerlijken oorlog, veel nader zullen brengen. De hoofdoorzaak van de onvruchtbaarheid en nutteloosheid van alle vredes-congressen en vrede bonden spruit voort uit de omstandigheid dat zij strijd voeren tegen den oorlog in het algemeen en niet bepaaldelijk tegen dezen of genen krijg. Geen sterveling op Gods ganschen aardbodem zal zoo dwaas zijn, om niet in het algemeen de voor keur aan vrede boven oorlog te geven, men kan dan ook gezegden uit redevoeringen en gedichten van de bloedigste oorlogshelden aanhalenwaarin de oorlog in het algemeen uit de scherpste bewoor dingen werd afgekeurd. Napoleon I en Frederik de Groote, beiden hebben den buiten noodzaak gevoerden oorlog veroordeeld. Die onbepaalde veroordeeling van den oorlog in het algemeen, moet zich noodzakelijk oplossen in eene pure declamatie en eene verzameling van niets afdoende algemeenheden, zij kan daarom op de werkelijkheid geen invloed uitoefenen. Want daar het niet te ontkenoen is, dat het in sommi ge gevallen voor een volk pligt kan zijn om oor log te voeren en schandelijk om een laffe vrede boven eenen regtmatigen oorlog te verkiezen, zoo zal ieder vorst en iedere regering, die een oorlog wil voeren, zich daarop beroepen. Een Napoleon III en Bismarck zullen gereedelijk aan eiken be strijder van den oorlog dadelijk toegeven dat zelfs de gelukkigst gevoerde oorlog een ramp is, maar zullen toch blijven beweeren, dat zij bij het aan stoken van de oorlogsvlam in 1864, 1866 en 1870 niets anders dan hun pligt gedaan hebben. Zij zonden naast de hollandsche leden, die dood on schuldig aan den oorlog zijn, gevoegelijk zitting kunnen nemen in een vrede—congres en niemand zoude het regt hebben om hen uit die vereeniging te weeren, zoo vooraf niet werd uitgemaakt dat zij de oorzaken van een on reg t v a ardige n oorlog waren. Eigentlijk gezegd kan dus alleen een o n r e g t- vaardige oorlog worden bestreden en behoeft tot dezen strijd wel een bepaalde bond te worden opgerigt? Zullen allen, ook zonder dien bond een onregtvaardigen oorlog niet om 't zeerste verfbei- jen Maar wie is de bevoegde regter om te oor- deelen over de al of niet regtmatigheid van een oorlog? Ongetwijfeld de publieke opinie en deze opinie moet voorgelicht worden door de openbare pers vredes-bondgenootschappen en congressen kunnen behulpzaam zijn om die opinie op den goeden weg te leiden. Tot heden werd echter die openbare meening al te zeer misleid door de aan bidders van het succes. In 1859 was de openbare meening evenzeer tegen Napoleon gerigt als in 1870, maar zie, naauwelijds hadden de fransche legers te Magenta en Solferino gezegevierd of ge heel Europa, met de engelsche hen anders zoo vij andig gezinde Times aan het hoofd, noemde hem een groot man, even sterk was de openbare mee ning in 1SG6 gerigt tegen von Bismarck, en zie! naauwelijks waren de Oostenrijkers verslagen te Sadowa, of hij werd tot Europa's eersten staatsman gepromoveerd. Deze aanbidding van het succes, deze bewierooking van het oorlogsgeluk is de vonk die de oorlogsvlam in Europa zoo ligt doet ont branden. De stoutmoedigste despoot en heerzuchtigste staatsman zijn bevreesd voor de uitspraken der openbare meening, waar zij zeker zijn dat deze standvastig tegen hen gerigt zal blijven. Geen mo narch zoo magtig, die er niet voor zal huiveren om door het grootste gedeelte zijner onderdanen als een booswigt te worden beschouwd. Maar thans weten het de magtigen al te zeer, dat zoo hunne booze ontwerpen gelukken, zij door de vol ken zullen geprezen worden. Zie nu Napoleon op een schandelijke wijze de nederlaag heeft geleden, nu is hij de nietswaardige man, maar had hij gezegevierd, hij zoude, wij zijn er zeker van, even als von Bismarck in 1866 tot de wolken toe verheven zijn. En toch heeft de uitslag van den oorlog niets gemeen met zijn regt matigheid, is hij onregtvaardigofschoon hij ook met den schitterendsten uitslag mag worden bekroond, dan verdient zijn bewerker voor eeuwig door den vloek der menschheid te worden ver volgd. Had deze vloek de bewerkers van den oorlog in 1859 en 1866 ook na de behaalde overwinningen blijven vervolgenwij zouden ver schoond zijn gebleven van de zee der ellenden, die de oorlog in 1870 over Europa uitstort. Wil men dus ijveren voor den vrede dan moet men met een onverzoenbaren heiligen toom de misda dige verstoorders van den vrede ook op hun triomftogten blijven vervolgen, die openbare mee ning moet als een vloekprofeet optreden tegen de door het geluk gekromde magtigen, zij mag van geene verzoening hooren, tot dat de magtigen in het stof aan haar voet liggen, tot de goddelijke vergelding hare bliksems op de schuldige hoofden heeft geslingerd. Want de publieke opinie als het geweten der volken moet haar rang als plaats bekleders en tolk van het regtvaardig Opperwe zen beseffen. Zoo die openbare meening zich niet langer door het geluk laat verblinden, dan alleen is Europa op den goeden weg, dan alleen zal zij krachtig genoeg zijn om iets tegen de oorlogswoede der vorsten en staatslieden te vermogenblijft zij daarentegen de slaafsche aanbidster van het geluk dan zullen alle pogingen om den oorlog te wee ren, weinig helpen. Want de voor de stoutmoe dige waaghalzen opgehangen prijs is te groot dan dat hij niet menigeen zoude uitlokken om ook zijn geluk op de bloedige oorlogsbaan te be proeven. Deze oorlog en de fransche gelijk heid zin. Wat heeft deze oorlog, vraagt de heer van Vloten ons in zijn Deventers weekblad, toch met de door het fransche volk voorge stane gelijkheid van alle burgers voor de wet, te maken Naar ons voorkomt veelZeker de prui- siche koning zal zoo dwaas niet zijn om onmid- delijk na de overwinning die gelijkheid met ge weld af te schaffen, maar de overwinningen van het pruisische leger zullen medewerken om het feo dale stelsel in geheel Duitschland met nieuwe kracht te doen herleven, en alle andere volken zullen het voorbeeld van Duitschland volgen. ï)e haat tegen dat hoofdbeginsel van de fransche omwen teling is altijd een der magtigste oorzaken van den haat der duitsche regeringen tegenover Frankrijk geweest, men leze toch wat Fichte en van Gleist reeds in hunnen tijd daarover schreven. Men ga ook de gebeurtenissen der laatste 8 jaren met eenige aandacht na, en men zal bevin den dat die afkeer van de gelijkheid een groot deel in de schuld aan de drie bloedige oorlogen, waar von Bismarck Pruissen in heeft gewikkeld, draagt. Hoe toch was de toestand van Pruissen in 1862 Men leze alle duitsche dagbladen en tijd schriften dier dagen, en men zal bevinden dat een telkens toenemende haat tegen het jonkerdom uit alles spreekt. Daar dat jonkerdom zijn voornaamsten steun vond in het leger, werd de legerorganisatie het terrein waarop beide partijen elkaar met ver woedheid bestreden. De burgerij scheen te zege vieren maar een staatskunstenaar als von Bis marck wist van een misgreep, door Denemarkens regering begaan, gebruik te maken om het feoda- lismus op dat punt te doen zegevieren en wij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1870 | | pagina 1