6
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
M 680.
Ao. 1870
Verminking van het konings
schap.
Veertiende Jaargang.
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dit einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a/d Main
Berlijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Wqeneu, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne.
GEMEENTE AFKONDIGING,
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt,
met een bijvoegsel, bevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Paus per jaar 8,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07 J.
AovBRTEjmëN van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen i
Is arbeid aan een rots te biên.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
r
De burgemoe.ter der Gemeente Schagen: Getieo de cir-
culaire tan deo heer Commieaaria dea Koning» in dete
provincie dd. SI September No 116 6732 Va. No 41 be
treffende de maatregelen tot afirering der veepest.
Veatigt bij deten de aandacht der veehoudera op de
navolgende bepaliogen vao het wetboek van atrafregt. die
met de meeate gestrengheid tullen worden gehandhaafd te
weten:
Artikel 169.
leder honder of oppaaaer van dieren of van melk of alacht-
beealen, die verdacht aijn van aangedaan te aijn van beame -
lelijke ziekte, die niet dadelijk keonia daarvan gegeven zal
hebben aan den Buigemeeater der gemeente waar tij gevonden
worden en die aelfa voordat de Burgemeeater op die keonia-
geving geantwoord heeft, deze diereo, melk-of alachtbeeaten
niet opgealoten gebonden zal hebben, zal geatraft worden
met eeo gevaogenia van zes dagen tot twee maanden, en
een geldboete van zeatien tot tweehonderd franken.
Artikel 160.
Deagelijks anlleo geatraft wordeu met een gevangenia van
twee tot zea maanden en een geldboete van honderd tot
vijfhouderd franken, diegenen, aie in weerwil van het ver
bod der regering, hun beamelte dieren of beeaten onder
anderen zullen hebben laten loopeo.
Artikel 461.
Ingeval uit dit faten loopen onder anderen beeaten, eene
beametting onder ander vee ontataan ia, zullen diegenen,
die het verbod der regering overtreden hebben, geatraft
worden met een gevaogenia van twee tot vijf iarea, en eene
geldboete van honderd tot duizend franken. Allea onver
minderd de uitvoering der wetten en verordeningen betref
fende de veeziekten, en de oplegging der straffen daarbij
gesteld.
De Burgemeester voornoemd noodigt de veehouders
dringend uit, de verpligtingen krachtens vorenstaande be
palingen op hen malende, sliptelijk na te komen, ook Ier
voork iniiog vau gerechtelijke vervolging; en wijst hen
tevens op het groote gevaar dat voor hun ree kan ontataan
door de toelating op hnone erven, weiden of stallen (van
vreemde, vooral Daitache veekoopers of vleeachhonwera.
Schagen, den 1 October 1870
De Burgemeester voornoemd
Van Dörnberg Heiden.
Het is niet meer dan natuurlijk dat het Ne-
derlandsche volk op dit oogenblik de vraag over
weegt of de voortduring van den vredestoestand
niet beter dan tot nu kon gewaarborgd worden.
Vergete men evenwel niet dat de waarborg in
instellingen gegeven, grooter of kleiner wordt naar
mate het volk, dat zich in die instellingen heeft
beligchaamd pligtgevoelender zich beweegt.
De best ingerigte Staat zal zich niet kunnen
staande houden, wanneer de burgers zeiven niet
medewerken om de groote staatsmachine geregeld
te doen gaan. Laten wij dus niet de oorzaak der
oorlogen zoeken in gebrekkige staatsinstellingen
de slechtste staatsinstelling belet geen enkel volk
in hachelijke oogenblikken zijn pligt te doen.
Terblindheid der volken is in den regel aller
oorlogen oorzaak. Elke staat heeft een instinct
van zelfbehoud en waar dit niet voldoende is
geweest om hem te redden van zijn ondergang
lag het beletsel niet in zijne organisatie maar in
zijne burgers.
Ten opzigte van de vormen, waarin de oorlogs
verklaring geschieden moet waren het fransehe
keizerrijk en onze nederlandsche staat gelijkelijk
ingerigt, In beide Staten was de oorlogsverkla
ring een daad van het uitvoerend gezag berustende
bij het hoofd van den Staatbeiden bezaten
dezelfde waarborgen tegen een misbruik van dit
regt, zoowel in de ministeriële verantwoordelijk
heid, welke bij de oorlogsverklaring niet ontbreken
mogt, als in het regt der volksvertegenwoordiging
om door het weigeren van oorlogslasten den oor
log onmogelijk te maken.
Wij houden deze inrigting voor de beste en
zullen nu niet weinigen in ons land de meening
toegedaan worden dat de koninklijke magt [wille
keur is en de oorlogsverklaring een gevaarlijk
regt is in de hand van één mensch, voor het be
houd van dit koninklijk regt in het belang van
den vrede van ons vaderland, eenige woorden in
het midden brengen. Vooraf ga echter de op
merking, welke uit het reeds vooropgezette voort
vloeit, dat het niet hoofdzakelijk de instellingen
van een land zijn, welke over oorlog of vrede
beslissen. Frankrijk stort zich zelf niettegenstaande
het dezelfde waarborgen geniet, welke ons voorregt
zijn, het zwaard steeds dieper in het hart, terwijl
het dit veranderen wil en een oorlog waarin
Nederland als aanvallende partij zon optreden, be
hoort trost al de gevaren waaraan wij zoo goed
als het fransche keizerrijk bloot staan tot de meest
dwingen tot de door het volk gewilde daad Het
heeft er ontegenzeggelijk vaak den schijn, maar
nimmer het wezen van. Het is eene stellige waar
heid, dat de wetgevende magt door den koning
gedeeld wordt en dat de uitvoerende magt uitslni-
tend bij den koning berust. Geene wet is voor
ons land denkbaar zonder dat de wilde overtui
ging des koning haar zijne sanctie gegeven heeft
en het groote voordeel onzer staatsregeling ligt
juist daarin, dat ten slotte elke wettige beschikking
ons volk, bindende zonder hindernis, door het hoofd
van één persoon moet gegaan zijn.
Welk belang men ook hechte aan de vrije ui
ting van alle meeningen; welken eerbied men ook
koestere voor een bij meerderheid van stemmen
uitgebragt votum, de daad, de wil, die een geheel
volk bindt moet uitgaan van één persoon omdat
dit de eenige vorm is, welke aan die daad en wil
het persoonlijke kan bijzetten, noodig om als per
soon zich te doen gelden. Hoe verschillend men
nu ook denke over die behoefte; boe twijfelachtig
het ook zij dat die slagader des volks, welken wij
koning noemen, altijd van een geregelden bloeds
omloop getuigeu zal; vast staat eerstens dat naar
de Grondwet voor ons volk die behoefte bestaat
zoodat de koning niet de marionet is, waarin eene
onwaarschijnlijke zaken. Het is gelooven wij, geene de constitntie niet kennende partij het hoofd des
nationale vooringenomenheid, wanneer wij dit ver
schil in werking derzelfde constitationeele instel
lingen toeschrijven aan een levendiger besef van de
pligten welke de constitutie in Nederland aan den
koning, zoowel als aan het volk oplegt.
Het adres nit het regtzinnige Go es opgegaan,
waarin den koning eerbiedig in overweging wordt
gegeven van zijn regt tot oorlogsverklaring afstand
te doen, houdt de uiting in van de meeniug welke
wij bestrijden willen.
Het kouit ons voor dat zij die haar steunen uit
het oog verliezen dat wij een koninkrijk zijn. Al
wordt dit toegegeven dan gaat de erkentenis van
dit feit gepaard met de opmerking dat de consti
tutionele koning, slechts een schijnkoning is, slechts
de wimpel van het schip, de aanwijzer van den
wind, die over het volk waait, niet het sterke roer
dat het fchip draait.
Wat magt heeft een koning, zeggen zij, die
constitutioneel niet bestaat, zonder een minister aan
zijne zijde, die als verantwoordelijk persoon op moet
treden Wat zijn die ministersvoeren zij aan
wier ministerieel leven afhangt van de wendingen
eener meerderheid in de Kamer en is het niet
met het koningsschap dus op deze wijze gelegen
dat de wil der meerderheid eener volksvertegen
woordiging de ministers kiest en deze den koning
Staats misvormt en ook staat naar onze meening
vast dat deze koninklijke magt zonder iets aan
onze vrijheid te kort te doen, de hechtste steun
is van onzen Staat en het oorlogsgevaar een veel
dreigender aanzien zou krijgenwanneer het ge
lukken mogt aan Nederland in dit opzigt den
eenigen persoon te ontnemen bij wien de vraag
van vrede of oorlog, naar den wil des volks be
rusten zal.
Van waar komt ons toch dien twijfel aanwaaijen
aan de heilzame werking van het koningsschap
Het breekt bij ons den naijver der familienhet
hoedt den Stast voor inwendige verdeeldheidhet
vergunt aan alle rigtingen en partijen vrijheid van
werking en roept allen op om hun krachten te
wijden aan het vaderland, onder die ééne voor
waarde dat de eenheid van den Staat blijve be
waard. Er zijn onder veel anderen vier redenen
waaraan die anti-koningsgezindheid kan worden
toegeschreven.
De eerste noemden wij. Deze noemt den ko
ning een niets bednidenden factor in de staatsin-
rigting, maar de dwaling dier meening hebben wij
reeds aangetoond. Een andere gaat juist van het
omgekeerde beweren nit en vindt in de magt des
konings het beletsel der vrijheid. Volgens hen
zon dan in Nederland het eenhoofdig gezag be-