111OT1IB11
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
"JU 686.
Veertiende Jaargang.
Ao. 1870
Tij dsbeschouwingen.
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitsehland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschcnkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Himburg, Frankfort a/d Main
Brleijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallon, Gonove en Lausanne.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Paus per jaar 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,01\.
Anv'BRTRNTiëN van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder f 0,15. Grootc letters naar de ruimto die
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Zü
Ministeriele crisis. Terwijl aller oog is
gevestigd op de bloedige worsteling tusschen
Frankrijk en Duitsehland, trekt de ministeriele cri
sis, welke in ons land plaats heeft bijna niemands
aandacht tot zich. Toch is die ministeriele crisis
in ons oog een zeer belangrijk en ook in vele
opzigten noodlottige gebeurtenis.
Gelijk men weet dankt zij haar oorsprong aan
de hoogst ongunstige oordeelvellingen in de ver
slagen van het behandelde in de sectie—vergade
ringen der Tweede Kamerover de staatsbegroó-
ting van 1871, ten aanzien van de personen der
ministers uitgebragt. Wij zouden ons zulk eene
ongunstige oordeelvelling gemakkelijk kunnen be
grijpen zoo zij kwam van de zijde der oppositie,
maar nu zij komt van den liberalen kantdat wil
zeggen, van eene partij, uit wier boezem het te
genwoordige kabinet is genomen, nu bewijst het
dat onze liberalen door de gebeurtenissen van 1866
nog niets geleerd hebben. Welke voordeelen kan
de liberale partij plukken van het omverwerpen
van dit ministerie Naar onze zienswijze geene I
De aftredende ministers mogen geen geniën of f personen konden worden vervangen? Maar dat zijn
bekwaamheden is hij ons geen plaats.
Men kan nagenoeg met zekerheid voorspellen,
dat de personen, die het nieuwe ministerie zullen
vormen, volstrekt niet hooger zullen staan dan
zij, welke sinds 1868 aan het bewind waren.
Alleen zullen de nieuwe ministers, de ondervin
ding missende, welke de tegenwoordige in hun
tweejarig bestuur hebben opgedaan, met alles van
nieuws aan moeten beginnen. De Tweede Kamer
heeft dus een hoogst onverstandig werk gedaan
door het uitspreken van zulke harde oordeelvel
lingen. Vooral de liberale leden hebben daar
door een groot gemis aan politieken zin doen
blijken, zij hebben met die gewigtige en belang
rijke zaken van 'slands bestuur omgesprongen als
waren zij onnadenkende jongelieden, die alles wat
in hun brein opkomt, maar los weg uitspreken,
zonder te bedenken welke gevolgen hunne woor
den zullen hebben, Hadden zij zich niet moeten
afvragen of de val van het liberale ministerie en
den jammerlijken toestand van ontbinding waarin
Europa verkeert, niet ten uadeele van het vader
land. kan strekken. Hadden zij niet moeten na
gaan of die zoo bestreden ministers door betere
geen staatslieden van de eerste grootte zijn, zij zijn
toch allen bekend als bekwame en eerlijke admi
nistrateurs en ministers van die gehalte zijn in
ons landje misschien het meest wenschelijt. Wij
Nederlanders hebben over het algemeen niet veel
op met geniale koppen, deze vliegen ons te hoog
en schijnen in den regel ook te arrogant. Wij
vragen, waarmede onze kamerleden zich niet schij
nen bezig te hebben gehouden. Neen 1 maar los weg
het brandmerk van onbekwaamheid op het voor
hoofd van de ministers te drukkendat is ge
makkelijker.
En daarbij het streelend bewustzijn van eigene
bekwaamheid, komt immers zoo genoegelijk op bij
bewonderen een genie als het groote werken tot s de veroordeelingen van eens anders onbekwaam-
stand heeft gebragt, maar zoo lang het nog alleen heid. Wel zeker, al die leden der Kamer zouden
kan wijzen op denkbeelden, hoe schoon ook, die de zaken beter bestuurd hebben dan de ministers;
zich nog niet in daden hebben geopenbaard, zoo j de heer de Roo zoude het leger op vrij wat
lang de door hem ontworpen plannen, hoe schoon S strijdvaardiger voet hebben ingerigt dan de heer
ontwikkeld het die ons ook voordrage, nog niet t van Muiken, van Houten zoude ons sinds lang
beproefd zijn door den toest der ondervinding, zoo S hebben verlost van registratie en patentbelastingen
lang is zulk een genie in ons oog niet veel 1 waaronder van Bosse ons nog deed zuchten. De
meer dan een warhoofd en een dwaalgeest. Indien beste stuurlui staan toch altijd aan wal. De leden
stoute plannenmakers als van Houten en de Roo der Kamers moeten gewis de volle vrijheid heb-
van Aldewereld er op rekenen, dat een hun aan
de ministriele tafel toekomende plaats hun gemak
kelijk zal worden gegund, dan bedriegen zij zich
zeer.
Misschien dat zij eens ministers zullen worden
maar voor dat zij het zoo ver brengen moeten zij
kunnen aantoonen dat zij wat meer zijn dan plan-
nemakers en vooral moeten zij het onbesuisde dat
hen nog al te veel aankleeft, ter zijde zetten. In
Nederland duldt men alleen genialiteit, als bet
gepaard gaat met groote eenvoudigheid en terug
getrokkenheid. Voor woelzieke en aanmatigende
ben om hunne gevoelens onverholen over alle re-
gerings daden uit te spreken, maar die vrijheid
moet toch aan banden worden gelegd door hunne
staatsmanswijsheid. Het verstandigste woord moet
in het oog des staatsmans onverstandig schijnen,
zoodra hij weet dat het uitspreken daarvan meer
kwaad dan goed aan het vaderland zal doen. Het
groote gebrek bij ons is dat het onze meeste kamer
leden geheel en al aan staatsmanswijsheid ontbreekt.
Als onbesuisde recruten schieten zij er op los
zonder te vragen waar hunne kogels zullen te
regt komen. Eerst dan wanneer hier en daar een
van hun eigen makkers en vrienden in het bloe
dige slijk is nedergevallen, beseffen zij dat zij roe
keloos hebben gehandeld.
Zoo lang deze onbesuisdheid bij de leden onzer
Kamers blijft heerschen, kan geen duurzaamheid
van bestuur worden verwacht. Verlangt onze natie
deze zoo noodige duurzaamheid dan moet zij er
voor zorgen dat de toongevers in deze onbesuisde
manier van handelen uit de Kamer worden ver
wijderd.
Verwerping der begrooting van colo-
nien door de Eerste Kamer. Waarlijk onze
Eerste Kamer schijnt de Tweede Kamer te willen
overtreffen in onbesuisdheid van handelen. De
verwerping van de begrooting der colonien kan
toch niets anders dan eene stagnatie in de dienst
te weeg brengen, den minister, die zonder dat
toch reeds wilde aftreden, kan het niet meer
treffen, het kan dus hoe ook beschouw I, niets an
ders dan ten nadeele voor ons vaderland en onze
colonien strekken. Voorwaar het moet ieder Ne
derlander, die het wel met het vaderland meent
zeer aan het hart doendat onze Staten—Gene
raal zoo weinig het gewigt van de tegenwoordige
tijdsomstandigheden begrijpen. Met weinige be
kommering voor de toekomst vervuld, vraagt Ne
derland zich eiken dag af, wat het einde of het
gevolg zal zijn van de bange worsteling tusschen
de twee hoofdmagten van Europa. Zal het zwakke
gebouw van ons staatswezen hoegenaamd geen
letsel ontvangen bij den val van den Colossus,
die tot nog toe als een der hoofdzake van Eu
ropa werd beschouwd Zal het alles overstroomend
Germauismus zich met gematigdheid terugtrekken
van de boorden der Zuiderzee? Zal de begeerte
naar onze colonien niet vroeg of laat bij Duitsch-
land levendig worden? Dat zijn vragen die ieder
denkend Nederlander zich dagelijks voorlegt.
Maar het is alsof er voor onze Staten-Generaal
niet zulke vreezen schijnen te bestaanalthans zij
achten het een geschikte tijd om ministeriele cri
sissen te verwekken. Staten-Generaal van Neder
land met die onbesuisde wijze van handelen, met
die eeuwige kibbelarijen en vitterijen, ziet gij uwe
roeping over het hoofd!
Bedenkt het, gij vertegenwoordigt een volk dat
een grootsche toekomst hoopt. Wee u, zoo de
geschiedenis eens zal moeten vermelden dat grooten-
deels door uw onverstandige wijze van bandelen die
toekomst is te loor gegaan. Bedenkt het ook, dat het
voortduren van onze onafhankelijkheid grooten-
deels bij u berust. Want een met verheven zin
bezielde volksvertegenwoordiging is een even sterke
waarborg voor ons nationaal bestaan als het sterkst