22
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
JÏÏIM.
Jtè 717.
Vijftiende Jaargang.
Ao. 1871
Christendom boven geloofs
verdeeldheid.
ADVEBTENTIEN worden voor dit blad aaneenomsn tw*. ui j
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kanto 0o3teQ»Jk en Zwitserland door tusschenkomst van
Berlyn, Leipzig. Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich^St "flWtaTGeneden Frankf°rt a/d Main
I
SCHAGER COURANT.
Dit Wad verschijnt op Woensdag avond doch wordt
met een bijvoegsel, bevattende het jongste Schager-
marktberigt, den volgenden avond verzonden, aan hen
die snlks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar 3,Franco per post f 8,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07$.
ADVBRTKNTiës van een tot vijf regels f 0,75; ieder*
regel meerder ƒ0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
De liberale partij heeft gelukkig bij de jongste
verkiezing een belangrijk voordeel behaaldwij
hopen dat hare overwinning zal blijken in het
voordeel van allen en dus ook van hare tegen
standers geweest te zijn. Van den anderen kant
hopen wij dat de conservatieven er door geleerd
zullen hebben, hoe gevaarlijk en onstaatkundig het
voor hen is om als leuze in huu vaan te schrij
ven verandering van de wet op het lager onder
wijs, eene leuze naar ons inzien, alleen gebezigd
om enkele ultramontanen en orthodoxen te belie
ven, want deze verandering moest hen zeiven als
behoudend, het moest legen de borst stuiten, liet
lijdt naar onze zienswijze geen twijfeldat ecne
der hoofdbedoelingen van de wet op het lager
onderwijs was, dat zij als gegrond op een chris
tendom boven geloofsverdeeldheid mede zoude wer
ken om de grondbeginsels eener algcmeene chris
telijke beschaving onder het volk te verspreiden.
En welke zijn nu die algemeene beschaving en
christendom door geloofsverdeeldheid, die de wet
gever in 1857 voor oogen had? Geen andere
dan een op den bijbel steunend algemeen chris
tendom, zoodanig als dat werd begrepen in den
'bloeitijd der regering van koning Willem I, een
christendom zoo als van der Palm, Feith, Tol
lens en andere toongevers in de rigting van hun
tijd dit bedoelden. Het klinkt misschien vreemd
dat de wetgever van 1857 zoo veertig jaren ten
achteren in zijn godsdienstig bewustzijn zoude zijn
geweest, vreemd dat de als radicaal en vrijgeest
zoo zeer gevreesde leider der liberalen in 1857
op een in het oog vaa velen, zoo verouderd stand
punt zoude hebben gestaan.
En toch is dit zoo en niet anders. Wij hebben
in een vroeger nommer (van 25 Mei jl.) reeds
op Thorbecke's openlijk in het volle parlement uit-
gebragte verklaring gewezen: ik ben in het geen
men tot dus verre geopenbaarde godsdienst noemde
opgevoed en van dien weg niet afgeweken. Uit
drukkelijk zegt hij dus, dat hij op het godsdienstige
standpunt van het jaar 1320 in zeker opzigt
was blijven staan. Deze getuigenis stemt volkomen
overeen met eene treffende vergelijking, waarmede
hij op den 24 November 1862 een tot den Heer
Groen gerigte rede besloot
«Ken tweede voorbeeld (namelijk van het chris-
tendom boven geloofsverdeeldheid) dat welligt mijn
geachte vriend niet nieuw is. Wij hebben te
zatneu onze studiën volbragt aan de hoogeachool
te Leiden. Wij hebben daar een hoogleeraar ge
kend die gewis bij eeb ieder, die hem ontmoette
diepe sporen heeft nagelaten: een Friesche kop,
met al de stoutheid en het vierkante, dat aan die
koppen eigen pleegt te zijnik noem Borger. Mijn
geachte vriend kan gehoord hebben hetgeen ik nu
herinner. Borger, later in de letteren, toen nog
in de theologie, behaagde zich soms vermoeid van
de studie, op deu laten avond een kleinen bijbel
op een roude tafel te leggen en nu langzamer
hand al de commentaren over dien bijbel uit zijne
kast halende, die om het kleine boekje heen op t*
bouwen. Den hoop zoo hoog mogelijk opgestapeld
hebbende, zeide hij iu zich zelvende bijbel is
weg. Doch dan sloeg hijgelijk men op een
kaartenhuis doet, met een slag den stapel omver
en de bijbel weer zigtbaar, bleef alleen op zijn
plaats.
Is deze vergelijking niet karakteristiek? Dat
wijzen op Borger, den vriend van van der Palm
en die door dezen werd geschetst als een der
grootste tegenstanders van die geheime zamenzwe-
ring, om onder allerlei gedaanten de godsdienst
der bijbelsche openbaring te ontzenuen zou dat
geen bepaalde strekking hebben gehad Het lijdt
o. i. dan ook geen twijfel of Thorbecke heeft met
zijn christendom boven geloofsverdeeling gedacht
aan dat christendom, dat in zijne jeugd als het
ideaal van alle godsdiensten door de edelsten der
natie werd aangeprezen, een christendom dat Tol
lens in 1825 verheerlijkte in zijn geloofsbelijdenis,
als de godsdienst in Nederland het meest geliefd
en het meest te huis behoorende.
Hier, (zegt hij) Hier ginds smoren wrok en
twisten. -
Geen priesterlijke tijgertand
Verscheurt er meer den broederband,
Hier, ginds is ltoomsch en onroomsch
Christen
In 't nog Godvreezend Nederland,
Wanneer dus de vraag rijst wat beteekent dat
christendom boven geloofsverdeeling, watrva-i de
hoofdontwerper van onze wet op het onderwijs
sprak, dan kan het antwoord geen ander dan dit
zijn: een bijbelsch christendom, even wars van
secten-geest als van ongeloof. Maar zegt men, mag
Thorbecke's getuigenis hier alleen gelden? Welke
was de godsdienstige stemming van de meerderheid
der Staten-Generaal.
Naar ons gevoelen geen andere dan van Thor
becke. Deze toch, ofschoon toen leider der min
derheid werd drie jaren lang door de meerderheid
gekozen tot president van de commissie der rap
porteurs in deze zaak.
Mag dit niet als een afdoend bewijs gelden dat
Thorbecke de gevoelens der meerderheid in deze
het beste vertegenwoordigde Maar niet alleen de
meerderheid van de Staten-Generaal ook die van
het dankende gedeelte der nederlandsche natie zag
tijdens de zameustelling der wet in dat bijbelsch
christendom, vrij van secten-geest en ougeloof het
ideaal aller godsdiensten. Het zoogenaamd moderne
geloof hield zich toen nog zoo goed als schuil
het is waar de hoogleeraar Scholten had in zijn
leer der Hervormde kerk de zaden van dat
geloof uitgestrooid, maar zij waren alleen gevallen
in het stof der studeer-cellen, van enkele voor
uitstrevende predikanten. Het groote publiek
merkte er nog niets van. Eerst met Busken Huets
brieven over den bijbel werd de moderne leer meer
algemeen bekend en deze kwamen eerst in 1858
uit. In het laatst van 1856 en in het begin van
1857 kon er dus nog geen sprake zijn van eenige
Da too e»e» aangehaalde ansecdote uit Borger, leren
moert Groen rnn Prianterer te aangenamer ia de onrea
klinken- daar mea want, dat ket alat raa raa der falnaa
rede bn de aitraart raa Borger t; tg. oader adia op
Borger, roeltpoor aa.r Neerland, ouden letterroem diagea.
wij btddeo a. gif wier bart u ragt, dat deae taal tot a ge
lig t ia. Stel ante hoop, de hoop de. vaderland, niet te
leur. lot Groen raa Priaaterer gerist vu.
propoganda der moderne leer. In die zelfde jaren
verscheen een der aardigste boeken, die ooit in de
hollandsche taal geschreven zijn in het licht, wij
bedoelen de dertiende, maar alhoewel in dezen ro
man alle godsdienstige rigtingen die toen bij ons
zich deden gelden, ter sprake komen en meestal
worden gehekeld, wordt er van een moderne leer
nog niet gerept.
Blijkt hier niet uit dat in 1856 ook zelfs de
ontwikkeldsten nog in de verte niet aan den storm
dachten, die eerlang in de kerk zoude opsteken
Is het dan niet ongerijmd om aan te nemen dat
de wetgever toen vau het heimelijke plan zwan
ger ging om zijn wet te weiden tot predikster
van eene leer, die nog niet voor den dag dorst
te komen Ja! wat meer is, in het tijdperk van
18561858 is er bij de meerderheid, wat hare.
godsdienstige gevoelens betreft, eene achteruitgaan
de beweging zigtbaar. De strijd met de Gro
ninger leer was geëindigd en de moderne was
nog onbekend. Hofstede de Groot, Koestveld
en ook Zaalberg trokken zich terug in de scha
duw der regtzinnighcid en de groote menigte, be
vreesd voor den gevaarvollen weg, waarop zij was
teregt gekomen, wilde wel met dezen terug. De
wet op het ouderwijs werd dus vervaardigd in een
tijd, waarin de conservatieve i niet alleen de meer
derheid in de Kamers maar ook bij de natie had
den. Hoe men de zaken ook beschonwd men
moet in die wet grootendeeh een werk van de
edelsten dér conservatieven zien. Al heeft Thor
becke haar zijn geest medegedeeld, van Rhenen
en van Bruggen zijn haar doopvaders geweest. Is
het nu niet ongerijm 1, dat zij juist verandering
van deze wet als leus in hun vaan schrijven Ons
dunkt, zij moesten met hand en tand zich aan die
wet vastklemmen. Maar, zeggen zij, moet men
dan niet de gemoedsbezwaren der minderheid te
gemoet komen
Voorzeker als die minderheid bewijst dat hare
bezwaren gegrond zjjn, maar tot nog toe heeft zij
wel bewezen, dat zij bezwaren had, maar nooit dat
deze gegrond waren, veel minder, dat zij door eene
wijziging der wet zijn wegtenemen, De grootste
bezwaren, waarop men wijst vloeijen niet voort uit
de wet zelve, maar uit de toepassing. Er moesten
voor de conservatieven verschillende redenen bestaan
om elke wijziging der schoolwet te vreezen. Voor
eerst. Als conservatief moeten zij in de eerste
plaats de rust der natie voor oogen hebben. En
zou bij den toestand van agitatie, waarin ten ge
volge van het woelen der ultramontanen, de natie
nu verkeerthet thans raadzaam zijn de school
wet te veranderen? Zoude elke poging tot wijzi
ging geen olie in het vuur zijn Maar ten anderen
moesten zij bedenken dat de tegenwoordige tijd
voorwaar niet geschikt is om ter wille van gods
dienstige bezwaren eenige verandering in de school
wet te krijgen. Iloe toch is de toestand sinds
1857 veranderd, toen waren de moderne leer en
bet ongeloof aan den bijbel der buigerij nog
vreemd, maar thans hoe is het met de meerderheid
van haar in deze gesteld Terwijl gij aandringt
op eene wijziging der schoolwet in eene godsdiens
tige geloovige rigting zal een stem, krachtiger dan
de uwe die vraagt om verandering in eene ongeloovige
ongedienstige rigting, zich tevens verheffen. Maar gij