24 AÜ00SOTS
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
720.
Vijftiende Jaargang.
Ao. 1871
BERIGT.
Schoolmeester en Voorzanger.
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitscbland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a^d Main
Berlijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne.
GEMENGDE ÏÏEIUGTEY
SCHAGEN 16 Augustus 1871.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt,
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Paus per jaar f 8,Franco per post f 3,00.
Afeonderlijko nummers f 0,07|.
ADVERTBNnës van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder ƒ0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te bién.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Aan inzenders van stukken, wordt bekend ge
maakt, dat, in het vervolg, geene stukken, die,
naar het oordeel der redactie, geacht worden iemand
te kunnen kwetsen of beleedigen, in dit blad, zul
len worden opgenomen, tenzq onderteekend en de
onderteekening aan de redactie bekend is.
Onder dezen titel behandelt het Nieuws van
den Dag in een paar zijner laatste nummers het
K. B. van 5 Augustus 11. waarbij op voordragt
van den minister van Binnenlandsche Zaken be
slist wordt dat de hoofdonderwijzer te Almkerk
geen voorzanger der hervormde gemeente wezen
mag. Daar onder die behandeling een K. B. ter
handhaving van de vrijheid van onderwijs den
schijn erlangd beeft als of het genomen is ter
voldoening aan de vitzucht en koppigheid van een
minister, meenen wij wel te doen door op onze
beurt dat zelfde K- B. te behandelen.
Natuurlijk wordt aan den heer Thorbecke ver
weten dat hij een systeem heeft, een systeem
dat pareat mandus gevolgd moet worden. De
heer Thorbecke is een consequent man, leve de
consequentie!
Zoo spreekt het Nieuws van den Dag alsof het
in consequentie een kwaad zag. Wij zouden uit
feiten kunnen betoogen de eigenaardige cousequentie
in het karakter van onzen minister niets geineen3
heeft met den lust om gelijk te hebben, maar
dit zou ons te ver afleiden. Wij willen echter
in de eigen woorden van Thorbecke zijn denkbeeld
omtrent consequentie toelichten.
De miuister van Binnenlandsche Zaken, zoo sprak
hij als kamerlid in 1849heeft het door ons
voorgedragen stelsel bestreden. Ik moet erkennen
dat die bestrijding op mij een treurigen indruk
gemaakt heeft. Mijn oude bondgenootde mi
nister was ook vroeger mijn bondgenoot ten aan
zien van dit systeem. Na hecht ik niet aan die
valsche consequentie, aan die bekrompen eigenzin
nigheid, die nimmer van zich kan verkrijgen om
heden in te trekken wat zij gisteren gezegd heeft.
Consequentie is zoo beschouw ik het harmonie
van vroeger met later denken en leven; eene har
monie welke door ons zwakke stervelingen niet
dan na menige afdwaling wordt verkregen. Ik eer
een ieder, die den moed heeft openlijk te erken
nen, dat hij op gronden teruggekomen is van eene
meening, waarvan hij de onjnistheid inziet; zoo
danige erkenning is een bewijs, dat hij meer
hecht aan de waarheid dan aan zich zeivenen aan
de waarheid moet boven alles hnlde worden gedaan.
En wat heeft nu het Nieuws van den Dag te
gen den naar zijn wijze van zien consequenten
minister Daar herinnert hij zich, zoo schrijft
het blad dat hij in vroegere jaren het roer
van Staat in handen hebbende aan Z. M. in
soortgelijke gevallen voorgedragen heeft de betrek
king van onderwijzer en voorzanger onvereenigbaar
te achten, o! gelukkig toeval, men kan hier wij
zen op vroegere feiten.
De indruk dien deze regels op ons maakten was
ongeveer de volgende. Om welke redeB ook, de
minister Thorbecke mag den hoofdonderwijzer te
Almkerk niet. Daar doet zich voor dezen het
uitzicht op, op eene belangrijke traktementsver-
hooging. Door den kerkcraad der hervormde ge
meente wordt hij benoemd tot voorzanger. Dit
moet worden gekeerd, maar hoe kan, hoe zal dat,
want de waarneming van het kostersambt ligt im
mers op den weg van den onderwijzer, daar hij
het beste leest en zingt. Maarwat gelukkig
toeval! Nog eens moet die vraag gerezen zijn en
toen moet, vergist de minister zich niet een
grond zijn geworden om de bijeenvoeging dier
betrekkingen tegen te gaan.
Wat is er van dat toeval?
Op 14 Mei 1862 zegt de minister.
Dat de onderwijzer tevens koster en voorzanger
zij, acht ik in geenen deeie wenschelyk en ik
zal het van mijne zijde keeren waar ik het kee-
ren kan. Ik heguustig geenszins dispensatiën van
Gedeputeerde Staten ten aanzien van die verceni-
ging, maar ik kan ze niet overal tegengaan.
Op 1 December 1803 zegt de minister.
Eene tweede grief gerigt tegen de uitvoering
der wet is de vereeniging van kerkelijke bedienin
gen met het onderwijzersschap. Ik ben geen vriend
van die vereeniging. Ik heb mij daar reeds tegen
verklaard, denk ik, toen de wet van 1857 in dis
cussie was.
Op 27 November 1865 zegt de minister.
Kerkelijke bedieningen aan onderwijzers opge
dragen, ik ben het is bekend daarvan geen
vriend. Ieder besluit door Gedeputeerde Staten
hierin de autoriteit genomen om dergelijke
combinatie te doen ophouden heb ik toegejuicht.
Kan het nu een gelukkig toeval genoemd wor
den dat de minister zich omtrent dit onderwerp
nog iets van vroeger herinnerde? Kan het ver
wondering wekken dat de minister die in 1862,
1863 en 1865 dus sprak in 1871 dien overeen
komstig handelde
In de voordragt van den minister wordt gezegd:
Zoodanige vereeniging geeft aanleiding dat men
in den onderwijzer een kerkelijk persoon zie, het
hetgeen met het karakter der wet niet overeen
komt.
De eerste aanval der kleine courant is gerigt
tegen dat woord zien. De minister Thorbecke
weet toch te goed dat er een onderscheid bestaat
tusschen dat wat wij zijn en dat waarvoor een
ander ons aanziet. De beslissing zou juist zijn
zoo door de vereeniging de onderwijzer een ker
kelijk persoon werd maar de schijn alleen als vol
doende in te roepen, gaat niet op. Doch zou het
zoo bepaald onwaar zijn dat bij de toepassing der
onderwijswet reeds de schijn van kerkelijken sa
menhang gevaarlijk is Kan hier immer meer ge
meden worden dan de schijn
De beslissing van den minister wordt dan ook
in het vervolg der beschouwingen van het Nieuws
van den Dag herleid tot de beslissing dat de on
derwijzer, die voorzanger te gelijker tijd is, door
deze laatste betrekking een kerkelijk persoon wordt.
Dit is niet beslist door den minister. Alleen dit,
dat in den zin der wet, de aanleiding behoort
vermeden te worden om in den onderwijzer een
kerkelijk persoon te zien.
Intusschen wordt de eigenlijke kwestie geheel
uit het oog verloren. De vereeniging is nzar art.
24 der wet alleen bestaanbaar met goedkeuring van
Gedeputeerde Staten en die goedkeuring ontbrak
hier en wel op grond der adviezen van deu dis-
trikt-schoolopziener en den inspecteur van het
lager onderwijs.
De aanleiding voor de vermijding van den schijn
dat er verband bestaat tusschen het openbaar on
derwijzerschap en kerkelijke bedieningen ligt zoo
voor de hand dat het Nieuws van den Dag die
onmogelijk kan hebben voorbij gezien. Op vele
plaatsen bestaat liet traktement van den onderwij
zer gr oo ten de els uit zijne inkomsten als kos
ter; door de vereeniging nu dier betrekkingen
wordt gelijkheid opgeheven tusschen de sollicitan
ten van verschillende geloofsbelijdenis; wordt
nevens de betalende gemeente eene kerkelijke in
stelling betaalster en wordt de grieve gevoed, die
het bijzonder onderwijs tegen liet openbaar on
derwijs gelden doet, dat het wel de vrijheid geeft
oin te sterven maar niet om te leven.
liet Nieuws van den Dag heeft in zijne kritiek
vergeten dat het hier niet te doen is oui den
hoofdonderwijzer van Almkerk; ook niet om aan
onderwijzers iets in de hand te stoppen ter te
gemoctkoming in een te klein traktement, maar
om, al is het hierten nadeele van een openbaar on
derwijzer, de toepassing van eene wet te bescher
men tegen eene grief.
Hoezeer het den minister ernst is de onver-
eenighaarheid, voor zoo ver van hem afhangt, door
te voeren, blijkt uit het volgend citaat.
De spreker zegt, zoo luidt dit, dat bij aankon
digingen in de Ni en we Bijdragen waar
aan men eene min of meer officiële kleur toeschrijft
stellig uitzrcht gegeven wordtinzonderheid
voor plaatsen in Friesland en Groningen, dat men
daar onderwijzer wordende, ook voorzanger of kos
ter met de daaraan verbondene inkomsten zal wor
den. Ik heb onderzocht, ik heb mij die Bijdragen
laten voorleggen en gezien dat men bij de redactie
van dat tijdschrift, sedert de wet van 1857 in
gevoerd, nooit eenig uitzicht geopend, maar enkel
met een tenu van voorzigtigheid, gezegd heeft «tot
dus verre waren met dat onderwijzerschap do
betrekkingen van voorzanger of koster verbonden.
Te regt, want in elk geval, niemand kan vetee
nigen dan met toestemming van Gedeputeerde
Staten.
Evenwel, toen ik dat gezien hadheb ik last
gegeven dat men ook verbonden tot dus
verre wegliet, ten einde in hetgeen voor min of
meer officieel doorgaat, van niets anders werd ge
waagd dan van eene vacature van een plaats van
onderwijzer en niets meer.
Heden had alhier de plechtige opening plaats
der R. C. paroch. school door den Zeer Eerw.
heer Deken H. F. v. Lilh past. van Schagen, in
tegenwoordigheid van den heer schoolopz., de pi.
schoolcommissie, den hoofdonderwijzer der o. school,
het kerk— en armbestuur en de leden der Vinc.
vereeniging, terwijl de VTelEd. heer Lin, komman-
deur van de orde van den H. Gregorius, de pleg-
tigheid bijwoonde, als algemeen pres. der "Vinc.
vereeniging in Nederland.
De Zeer Eerw. heer pastoor opende de plêch-