Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. 733. Vijftiende Jaargang. Ao. 1871 ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland. Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot datjeinde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a/d Main Berlijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne. POLITIE. BEKENDMAKING. Nederlandsche dichters. Helmers. Hollandsche natie. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdag avond; doch wordt met een bijvoegselbevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond vereondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar 3,Franco per post f 8,60. Afzonderlijke nummers 0,07J. Advbrtentiën van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biën. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. la 2 Gevonden. Regthebbenden op een Berhner-Zilveren honden halsband, worden verzocht zich ter terug bckoming daarvan aan te melden ter plaatselijke Secretarie dezer gemeente. Burgemeester en Wethouders der gemeente Schageu. Gezien art. 219, 2de alinea der Wet tot rege ling van de zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der gemeentebesturen, brengeu ter kennisse van de ingezetenen, dat de rekeuing dezer gemeente over het afgeloopen dienstjaar 1870 ter Secretarie voor een ieder ter lezing is nedergelegd van af heden tot en met den 21 October e. k., van des voor middags 10 tot des namiddags 2 ure, en hetzij in druk, hetzij in afschrift, tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar wordt gesteld. Schageu den 6 October 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd van Dörnberg Heiden. De Secretaris van Bevervoorden. (Volksuitgaven.) Onze boekhandel verdient de hulde van ieder vaderlandslievend gemoed, door de volksuitgave der werken van onze beste dichters en schrijvers s brengt zij die toch onder het bereik van bijna allen en werkt daardoor mede om den waren na- tionaleu zin bij ons volk te versterken. Ook het onsterfelijke werk van den vaderlandslievendsten onzer dichters, is thans voor f 0.15 verkrijgbaar, wij hopen dat ieder Nederlander, die daartoe in staat is, zich thans dat gedicht zal aanschaffen. Het is nog zoo lang niet geleden, toen de hoog wijze schrijvers in onze maandschriften telken en telken male op honende wijze spraken over Hel mers bnmbast, wat al aardigheden werden er ver kocht over het losbarsten der snaren, het onlblooten van de kruin en danken met zaamge- klemde handen bij het graf van Evertsen enz. enz. als of de Hollandsche natie» niets anders dan ge zwollenheid en bombast bevatte. Jal zoo weinig werd Helmers gewaardeerd, dat hij in een zooge naamde studie door Ds. Jorissen, na erg door het slijk gehaald te zijn, ten slotte een weinig werd geprezen, (lezers gij zult niet raden waarom) om dat hij in een zijner kleinere gedichten een on derwerp op gelijken voet had behandeld als Long- fellon in Excelsior. Maar Helmers is ondanks zijne fonten populair gebleven en zijne geestige berispers zijn in het verge- telboek geraakt. Bij de nieuwe volksuitgave mag de vraag be sproken worden in hoeverre de lezing der Hol- Onze letterkundige beoordeelaars verraden door gaans eene groote armoede in belezeabeid, anders had den de lofredenaars van Longfellones excelsior moeten opmerken, dat Bnckert Loogfeüoa op veel tcbooner en stouter wijze wat voorgegaan. landsebe natie nog huttig kan zijn voor ons volk? De geschiedenis van dit gedicht is aan ieder be kend. Men weet dat liet uitkwam in 1812 onder Napoleons schrikbewind. In die donkere en ramp zalige dagen kon geen werk meer welkom zijn aan onze zwaar gedrukte natie. Dat werk sprak in een opgewonden taal van de grootheid onzer va deren, troostte in het bange heden en wees op den dag der verlossing, die spoedig aan zou lich ten. Aan alle Nederlanders drukte het op het hart, den roem der vaderen te herdenken en ondanks alle uiterlijk geweld Nederlanders te blijven. Was het wonder dat met zulk een doel voor oogen de dichter zich door zijn dichterlijke geestdrift te dikwerf liet vervoeren van het spoor, dat hij de mannen der 16 en 17 eeuw, die toch eenvoudig menschen waren geweest, prees als Goden. Daarbij kwam dat eene goede geschiedkundige kritiek in die dagen nog weinig bekend was, onze inwendige staatkundige geschiedenis met hare donkere plek ken was nog niet geschreven, men had alleen den roem der 17e eeuw voor oogen, men hoorde alleen naar den lof die vreemden en inboorlingen der bloeijende republiek hadden toegebragt. Waar schijnlijk prees Helmers ter goeder trouw veel wat tegenwoordig een keuner van de toestanden der 17e eeuw naauwelijks zonder meesmuilen kan aanhooren. Doch juist door do verspreiding der grondige kennis onzer geschiedenis onder ons volk, voor namelijk onder onze burgerij zal die overdreven lof onzer vaderen weinig kwaad doen, daarentegen kan veel nut doen die aanprijzing van vele natio nale deugden, als b.v. huiselijken zin, verdraag zaamheid, weldadigheid en godsdienstzin. Onze nationale dichters zijn altijd geweest predikers der huiselijkheid, hieraan was Tollens zijn populariteit vooraamentlijk verschuldigdhieraan moet Cats danken dat hij gedurende twee eeuwen in alle huis gezinnen naast den bijbel een plaats vond. Ook Helmers is in zijne HotlanJsche natie een nitnemend huiselijk dichter; altijd sprekende over zijn gezwollenheid en overdrijving van den vader- derlandschen roem heeft men dit te veel over het hoofd gezien en toch zijne schoonste frage- menten zijn der huiselijkheid gewijd, men leze in den eersten zaug, de beschrijving van den eersten huwelijks nacht, van de vrengde der moeder als zij haar eerstgeborene aan haar boezem drukt, in den vierden zang de te huiskomst van den zee man enz. Waar hij ook beschrijft, welk tooneel bij ook voor onze oogen schildert, altijd laat hij den hoofdpersoon aan vrouw en kroost denken aan hen denkt Claassen in zijn laatste ure, aan hen denkt de onder den vergiftboom ingesluimerde reiziger, aan hen denkt Beijling als hij in den geopenden grafkuil stapt. Tijd en climaat uit het oog verliezende versiert hij al zijn helden in de eerste plaats met huiselijke deugden, Beijling wil zich geheel wijden aan de vorming van het hart zijns zoons en maakt voor zijn vrouw gedichten, en een Oostersche vorst Egeron leeft met zijne eenige dochter genoegelijk in huis, als ware - hij een amsterdamsche patriciër. Dat huiselijke geeft aan de Hollandsche natie juist de meeste bekoorlijkheid na al dat wandelen door vuur en bloed na al dat krijgsgeschreuw is de aanblik op die huiselijke tafreeltjee ons dubbel aantrekkelijk, Helmers opgevoed in de fransche wijsbegeerte der 18e eeuw, was ver van geloovig, maar toch hoeft hij teregt begrepen dat hij in zijn holland sche natie geen prediker van 't ongeloof mogt zijn. Waarschijnlijk stemde het ongeluk van zijn vader land hem ook tot waren gocsdienstzin. In die jammervolle dagen hadden onze vaderen van alle rijkdommen der voorgeslachten niet overgehouden dan hunne taal en hunne godsdienst. Wie zoudo zoo wreed zijn van deze te willen aantasten Hel mers dringt dan ook aan op godsdienst en geloof. Gaat roept hij, zijn tijdgenooten toe, ten bedevaart naar de plaatsen, waar uwe vaderen gestreden heb ben, bidt daar de Godheid aan, zweert daar het vaderland een eeuwigen trouw, smeekt daar redding in het wee, knielt, aanbidt, gelooft en staat geze gend op. Gelooven in God, aan de toekomst van het va derland, en de roeping van het nederlandsche volk, ziedaar de nationale godsdienst, waartoe Helmers zijn landgenooten riep. En die uitnoodiging zon hij thans geheel nutteloos zijn? Helaas! bij hoe- velen is het geloof aan de heilige roeping van het nederlandsche volk uitgedoofd; o gij ongeloovigen, gaat ter schole bij den dichter, die toen alles aan het vaderland ontvallen was, toch niet ophield te gelooven. Zoude er niets edels en zielsverheffends zijn in zulk een vast geloove Zoude het geloof aan de roeping eens volks ook niet behooren tot de echte bestanddeelen van de zuivere godsdienst? Het is niet te ontkennen Helmers heeft de hol landsche natie te veel gevleid, maar hij heeft niet een hoogmoedige zegevierende maar een diep ver nederde verslagene gevleid: en zulk een vleijerij, voortgevloeid als zij is uit het medelijdende hart is bijkans eene deugd. Ons althans is het liever als wij het ongeluk, schoon onverdiend hooren prijzen, dan dat wij het geluk met lofzangen zien volgen. Een vleijer, heeft een oordeelkundig fransch schrijver gezegd, kan den vorsten een goed raads man zijn, als zij namelijk van hem willen leeren, niet wat zij zijn, maar hoe zij moeten zijn. Zoo ook moest het nederlandsche volk uit Helmers niet leeren wat het was, maar hoe het moest geweest zijn en nog wezen moest. Dit geldt vooral onze coloniale politiek. In geen zang is Helmers zoo verre bezijden de waarheid gedwaald dan in zijn vierde, waarin hij de grondvestiging onzer colonien bezingt. Gewis zonden wij gaarne al den uit onze colonien getrokken rijkdom ten prijs willen geven, hadden wij slechts de helft van den lof ver diend, die Helmers door de Oost—Indische volks stammen Nederland doet toezwaaijen. De dichter geloovende aan Nederlands weder geboorte, moest ook aan de herstelling onzer heerschappij over den indischen archipel gelooven- Zijn vleijende schets van 't verleden, moest zijn een les voor de toekomst. Toen Onze Zwier van Haren, 40 jaren vroeger in zijn Sultan Agan een tafreel van de vestiging der Nederlandsche magt op Java gaf, eindigde hij met zijn held deze ver schrikkelijke woorden in den mond te geven: <r De vrijheid en het regt zijn uit ons erf geban nen en 'k laat het ooit ten prooi van roovers en tirannen.» Maar Helmers zong te midden van onzen ramp-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1871 | | pagina 1