26 MAART.
861.
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
Pbijs per jaar 3,Franco per post f 3,1)0.
Afzonderlijke nummers 0,07$.
Achttiende Jaarganz.
An. 1874
Bekendmakingen.
Tweede Zitting van den Militieraad.
Frederik de Groote.
Jagt en Visscherij.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verrschijnt op Woensdagavond; doch wordt
met een bijvoegsel bevattende het jongste Schagcr-
inarktberigtden volgenden avond verzondenaan ben
die zulks verlangen.
.brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te bién
ADVRRTRKTTêx van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder f 0,15.- Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
D
Burgrmoester cn Wethouders vao Schagen brengen tor kennis
rau de lotelingen dier gemeente, behoorende tot de ligting van
bet jaar 1874, die door den militieraad voor de dienst der mi
litie sjju aangewezen of omtrent welke nog geene uitspraak is
gedaan, dat die raad op Maandag den 13e April e. k., des voor-
middags ten 12Wj uur, ie het Raadhuis te Alkmaar eenc tweede
zitting zal houden, om uitspraak te doen omtrent alle in de
eerste zitting niet afgedane zaken, alsmede omtrent ben, die als
plaatsvervanger of nummerverwiraelaar verlangen op te treilen,
en dat, byaldien omtrent hunne redenen van vryztelling nog geene
uitspraak is gedaan of zy zich in de dienst der militie wen-
schen te doen vervangen, zij op den zemelden tijd voor den mi
litieraad moeten verschijnen, vergezeld van de plaatvervangers
of nommerverwisselaars en voorzien van de navolgende stukken
la. wat den plaatsvervanger betreft:
A. van een getuigschrift, dat hg is ingezeten, ongehuwd of
kinderloos weduwnaar en een goed gedrag heeft geleid. (Bit ge
tuigschrift wordt afgegeven door den Burgemeester.)
B. van het bewijs, dat hg zijne pligten ten aanzien vin de
militie heeft volbracht, of dat hg er geene te volbrengen had.
C. indien hij heeft gediend, van een bevys van ontslag en
een getuigschrift van goed givlrag, afgegeven door den komman-
dant van het corps waarby hy laatstelijk heeft gediend. (Dit
getuigschrift kan by dien kommandant worden aangevraagd.)
D. zoo hy minderjarig is, van een bewys van toestemming
van xyn radar of voogd, om als plaatsvervanger op te treden.
2. Wat den nnmmerverwisscUar betreft:
A. van een bewys, afgegeven door den Burgemeester der ge
meente, waar hy voor de militie is ingeschreven en o.a. inhou-
dsdde, dat hy tot dnsverre tot geene dienst by de militie is
verpligt geweest;
B. van de hierboven onder leti. C. en D. vermelde stukken
G zoo hy voor de militie is ingeschreven, binnen eene gemeen
te van een ander militiivdistrict, dan waartoe de loteling behoort
wiens dienst hy verlangt waar te nemen, van een door den
voorzitter van den militieraad Van dat district afgegeven uit
treksel nit het lotingsregister, waarop hij voorkomt, bevattende
de daarin te zij II.'I] aanzien vermelde opgaven.
Nadat de persoon, die als plaatsvervanger of nommerverwisselaar
zal optreden, als zoodanig is toegelaten, sal door of van wegu den
loteling, die sich doet vervangen, aan den militieraad moeten wor
den overgelegd een afschrift van de notariële akte van overeenkomst
busechen die loteling en demgene, die hem in de dienst zal ver
vangen.
Tot afgifte van de stakkeo, hierboven onder la en 2a bedoeld,
zal op Donderdag, den 2e April e. k-, des voormiddags van 2 tot 12
nnr, in een da lokalen van het gemeentehuis zitting worden ge
houden. Die pis plaatsvervanger verlangt op te treden, sal alsdan
vergezeld moeten zya van twee by den Burgemeester bekende en
lar goeder naam en faam staamle meerderjarige ingezetenen, die da
vereischte verklaring omtrent het gedrag enz. van den plaaaisver
vanger kunnen «Heggen en oaderteekenon.
Sc hagen, den 21 Maart 1874.
Burgemeester en Wethouders, voornoemd,
G. J. MULLER.
De Secretaris,
VAN BEVERVOORDEN
De Burgemeesfer van Schagen.
Brengt ter kennis van de ingezetenen dal de beer
landmeter van het Kadaster zich in deze gemeente
zal vervoegen op Maandag den 30 dezer maand,
ter opneming van kadastrale veranderingen.
Schageu, 24 Maart 1874.
De Burgemeester voornoemd.
G. J. MULLER.
De Burgemeester van Schagen brengt ter keDnis
van de iugezetenen, dat de aanvragen ter bekoming
van jagt en vischacteo en van kostelooze vergunnin
gen tot uitoefening der visscherij, voor het saizocn
1874(75, ter Secretarie der gemeente voor de be
langhebbenden ter iuvulling verkrijgbaar zijn, dage
lijks (Zon- en feestdagen uitgezonderd) des voormid
dags van 9 tot 12 ure.
Schagen, 24 Maart 1S74.
De Burgemeester voornoemd.
G. J. MULLER.
De geschiedenis heeft in onze eeuw den straal
krans om het hoofd van menigen heiligen doen
verbleeken, den roem van menig gewaanden held
in het niet doenverzinken. Een Titus, eens de
wellnst van het mensch'loin genaamd, is langza-
merhaud gedaald tot het peil van pen sentimen-
teelen wreedaard, een Cicero, eens als vader der
vaderlands vereerd, meer en meer beschouwd als
een mocisprekende staatkundige weerhaan. Wat is
er gebleven van den lof, die niet alleen door de
hofdichters Boileau en Racine maar ook door den
met het hof in staat van oorlog verkeerenden Voltaire
aan Lodewijk XIV is toegezwaard? Wie durft io
onze eeuw nog aan dien kleingeestigen ijdelen man
den naam van groot geven, die hem toch door de
18e eeuw algemeen werd toegekend En toch die
geschiedenis, welk een barsch uitzigt zij aannam
schijnt niet allen met een gelijke kracht te durven
aanpakken niet allen met dezelfde maat te
durven meten. Waarom is b. v. de roem van
Frederik II niet evenzeer gestaand als die van
Lodewijk XIV. Waarom wordt in onze eeuw nog
de bijvoeging vau groot achter dien naam geduld,
waarop hij toch evenmin recht heeft als de Fransche
Koning? Geen geleerde die prijs stelt op zijne
reputatie zal het wagen, in onzer) tijd Voltaire in
zijn siècle de Louis XIV na te volgen maar de
groote Engelsche geschiedschrijver Carlisle heeft een
groot gedeelte van zijn leven gewijd aan de poging
om Frederik II te doen doorgaau voor den groot
sten man en vorst van zijn tijd. En toch zoude
Frederik II wel hoogeren rang innemen dan Lo
dewijk XIV? Zijn de roovers-oorlog tegen Maria
Theresea en de schandelijke door hem ontworpen
verdeeling van Polen wel zooveel beter dan de oor
logen van Lodewijk XIV?
De herroeping van het edict van Nantes en de
dragonades tegen de Calvinisten zijn treurige blad
zijden in de regering van dien vorst, maar daar te-
gen ook boe veel dat hij voor Frankrijk heeft
gedaan? Ondanks al zijn verkeerdheden heeft)
Lodewijk XIV het zijne toch gedaan om Frankrijk
ia kunsten en wetenschappen het den toongever
van zijn eeuw te maken. Het werkelijk, goede en 1
edele dat in den fransclten geest aanwezig is en
waardoor deze een noodzakelijk hoofd-bestanddeel
der algemeene menschelijke beschaving is geworden,
hebben wij het niet voor een groot gedeelte aau
zijn regering te danken? Wat zoude er vau het
Enropesche tooneel zonder Racine en Molière wat
van de kanselwelsprekendheid zonder Eossuet en
Masrillon geworden zijn?
De beschaving, moet, wil zij waarlijk dien naam
verdienen, bij degelijkheid ook zachtheid en afge
rondheid van vormen voegen, zacht als fluweel en
glinsterende als zijde, moet het kleed zijn dat zij
draagt, en denk de invloed der fransche letterkunde
op de europesche beschaving weg en gij zult een
ruwheid die u vaak afschrikt, voor uw oogen zien
treden, men lette, ten bewijze slechts op de duit-
sche letterkunde in het begin dezer eeuw, toen zij
wilde breken met de fransche beschaving kwam er
een ruwheid voor den dag, die Duitschlands twee
grootste dichters Göthe en Schiller er toehragt om
tot het zoo belagchene terngtekeeren.
Göthe's vertaling van Voltaires Mahomed en
Schillers overzetting der Phèdre van Racine moesten
dienen als geneesmiddelen tegen de telkens veld
winnende ruwheid. Maar Frederik II wat heeft
hij voor Duitschland gedaau, wat heeft hij ter
aai.kweeking van den Daifschen geest verrigt?
Hij heeft de verdraagzaamheid bevorderd, o ja I
maar de verdraagzaamheid had geen waarde daar
zij voortsproot uit schandelijke onverschilligheid,
ten opzigte van de hoogste belangen der menseh-
heid, ook was hij eigentlijk verdraagzaam alleen
tegenover het ongeloof, tegen al wat piëteit heetle
was bij vaak gruwzaam onverdraagzaam. Toen de
vrome hoogleeraar Francke te Hall een9 tegeu
liet tooneel had gepredikt schreef de Koning eigen
handig het volgendede geestelijke ezelsboel draagt
weder de schuld van alles, men noodzake den
Heer Franck, of hoe ook de schurk moge heeten
om zelf tot straf de coinedie bij te wonen en mij
zal een door de comedianten afgegeven bewijs,
dat hij daar is geweest, toegezonden worden. Als
een bewijs van genade wilde hij het later aange
merkt hebben, dat de vrome man met de betaling
van een subsidiare aanmerkelijke boete vrij kwam.
Van zijne verregaandeonverdraagzaamheid jegens
al wat godsdienstig was zijn verscheidene staaltjes
die aan het belagchetijke grenzen opgeteekend.
De verdraagzaamheid van Frederik II is dus zonder
eenige waarde. Hetgeen hij heeft gedaan voor
de volksbeschaving kan hem waarlijk ook niet als
deugd worden aangerekend, hij riglte vele scholen
op, maar het voorname oogmerk daar mede was
goede soldaten te vormen. De schoolmeesters die
hij aanstelde waren en soliede soldaten en onder
officieren, men leere den kinderen, dat zij niet stelen
en moorden, schreef de Kouiug, want het heele
volk is een dievenpak, voor alles scherpe men
bij hen het geweten als soldaat, het volk heeft,
dacht hij, eveu als zijn vriend Voltaire, godsdienst
even als de honden roggebrood noodig.
Bij een ontwikkeld meusch dutde men het niet
op de tafel. Als christen stond Lodewijk XIV
inwendig hooger. De tranen door den Koning
bij het hooren van Massillons leerrede, over het
klein getal van uitverkorenen, geschreid bewijzen
toch dat hij geloofde in een hooger leven, do
fransche Koning geloofde in God, in christus, ou-
stervelijkheid en menschelijke deugd, maar voor
Frederik II was alles lang een dwaliug. Van de
menschheid sprak hij; als van vervloekt geslacht,
op het laatst van zijn leven hield bij alleen van
zijn leven. Van christus sprak hij als van een
dwazen Jood. Alexaoder (schreef hij aan zijn
broeder Prins Hendrik): Tinius, Dschengiskken,
Caesar en Karei XII hebben zich aan den duivel
overgegeven om van zich te doen spreken, maar
er is een Jood geweest, die zich heeft laten op
hangen op den Calvarienberg om daardoor boven
allen uitteraunten, ik verzeker u echter dat ik
liever een kelderrot in Rbeinsberg zoude zijn dan
de onstervelijkheid van mijn naam voor dezen prijs
te koopen. Ruwe platheid is bet wat ons 't meest
uit het intieme leven om den tweeden Frits toe-
grijnst, ruwe platheid omhangen met een mantel
van nagebootste fransche beschaving. Van den
gemoedelijken, innigen geest zijns volks begreep
hij niets, voor de letterkunde als uiting van dezen
geest, had hij dan natuurlijk niets over. Der
fransche letterkunde, die hij beschermde en be
oefende, heeft hij meer kwaad dan goed gedaau,
want hij maakte van de fransche letterkundigen
Berlijnsche tafelschuimers en door zijn aanraking
bedierf hij den fijnen glans die een noodzakelijke
eigenschap van de fransche beschaving moet zijn.
En toch ondanks dit alles blijft men dezen halven
barbaar den naam van groote toekennen. W aarom
omdat hij een magtig rijk heeft gesticht. Doch