een WIT LAM,
drie Lammeren,
eeu wit lam
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
28 llï.
Achttiende Jaargang.
op Donderdag 21 Mei 1874,
S/O.
Ao. 1874
Advertentie van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
ee:
Bekendmakingen.
Straten en Wegen.
.Nieuwe La agzijde".
POLITIE.
VERMIS T:
GEVOIDEI'
CORNEL1S WAKKER, in Maart 1874 met ge
zin uit de gemeente Zijpe, alhier ingekomen, wordt
in zijn belang aangemaand zich, zoo spoedig
mogelijk, aan te melden ter Secretarie van Schagen-
Nationale Militie.
ONDERZOEK VAN VERLOFGANGERS TE LANDE.
Onderwijs en oorlog.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verrschïjnt op Woensdagavond; doch wordt
met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Paus per jaar 8,—. Franoo per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers 0,07J.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
Boekhandelaren eD Postdirecteuren aangenomen.
Burgemeester en Wethouders Schagen, brengen
ter kennis van het algemeen dat het vroeger
toebehoord hebbende af thans nog toebehoorende
land aan de erven II. KEET, gelegen aan de
Hoep alhier, voor zoo verre daarop reeds is of
zal worden gebouwd, voortaan den naam zal dragen
van
Schagen den 23 Mei 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. J Muller.
De Secretaris,
van Bevervoorden.
KENNISGEVING.
Het hoofd van het plaatselijk bestuur der gemeen
te Schsgcn, brengt bij deze ter kennis van de
ingezetenen dier gemeente, dat het kohier No. 5
voor de belasting op het personeel, dienst 1873
1874, (vierde kwartaal) op den 19 Mei jl. door
den heer provincialen inspecteur in de Provincie
Noord-Holland is executoir verklaard, en op heden
aan den heer ontvanger der directe belastingen
binnen deze gemeente ter invordering is ter hand
gestpld.
Ieder ingezeten die daarbij belang heeft, wordt
alzoo aangemaand om op de voldoening van zijnen
aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle
geregtelijke vervolgingen welke uit nalatigheid zou
den voortvloeijen, te voorkomen.
Schagen, den 27 Mei 1874.
Het hoofd van het plaatselijk bestuur voorn-
G. J. MULLER
uit het land van C. Brommer in Burghom, ge
meente Schagen
gemerkt een stukje uit het regter oor
op de markt te Schagen,
waarvan een gemerkt met een blaauwe streep over
het linker oor; de tweede met roode streep op den
neos, terwijl de derde bij het vermissen voorzien
was, van een vwart bandje, om den voorpoot.
Zij die omtrent dit vee eenige inlichtingen kan
nen verstrekken, worden verzocht die te geven ter
plaatselijke secretarie van Schagen.
op JFoensdag den 20 Mei 1874, in bet land van
Dirk Keet Dz.,
gemerkt met eene schuine teerstreep op den kop.
Regthebbende wordt verzocht zicii zoo spoedig
mogelijk, aan te melden, ter secretarie bovengenoemd.
IILTOLIilAL
Burgemeester en Wethouders van Schagen, bren
gen Ier kennis van de in die gemeente verblijf
houdende Verlofgangers der Militie te land, be-
hoorende lot de ligtingen 1870, 187 1, 1872 en
1873 dat zij zullen hebben tegenwoordig te zijn
bij het onderzoek hetwelk zal plaats hebben te
.Schagen op Vrijdag den 12e Junij a. s. des voor
middags ten half tien ure, voor het raadhuis aldaar.
Voorts worden aau belanghebbenden in herin
nering gebracht de navolgende bepalingen der
Wet op de Nationale Militie van 19 ugustus
1861 (Staatsblad No. 72):
Art. 130. //et Crimineel Wetboek en het Re
glement van Krijgstucht voor het krijgsvolk te lande
zijn op de manschappen der Militie te land, die
zich onder de wapenen bevinden, van toepassing
en met opzigt tot de verschillende gevallen van
desertie op al de bij de militie te land ingelijfden.
Die manschappen worden geacht onder de wape
nen te zijn:
lo, zoolang zij zich bij hun corps bevinden
2o. gedurende den tijd. dien het in art. 138
bedoeld onderzoek duurt;
3o. in het algemeen, wanneer zij in uniform
zijn gekleed.
Art. 140 De lofganger verschijnt bij het onder
zoek in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding.
en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met ver
lof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn
verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130
kan een arrest van twee tot zes dagen, te on
dergaan in de naastbij gelegen provoost of het
naastbij zijnde hnis van bewaring of arrest, door
den militie-comuiissaris worüeu opgelegd aan den
verlofganger:
lo. die zonder geldige reden niet bij het on
derzoek verschijnt
2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder gel
dige redenu niet voorzien is van de in het voor
gaand art eel vermelde voorwerpen;
3o. wiertV» kleeding- of uitrustingstukken, bij het
onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden:
4o. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een
ander behoorende, als de zijne vertoont.
Art. 142. Is de verlofganger, wieo krachtens
het voorgaand artikel arrest is opgelegd, bij bet
onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk onder
verzekerd geleide in arrest worden gebragt.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich
niet aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij,
op schriftelijke aanvrage van den militie—commis
saris, te rigten aan den burgemeester der woon
plaats van dien verlofganger, aangehouden en on
der verzekerd geleide naar de naastbij gelegen
provoost of bet naastbij zijnde huis van bewaring
of arrest overgebracht.
Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141
vermeld, is de verlofganger verpligt. op den daar
toe door den militie-commissaris te bepaler, tijd
en plaats, en op de in art. 140 voorgeschreven
wijze, voor hetn te verschijnen om te worden
onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich bij herha
ling schuldig maakt aan het feit, sub. 4o. van
art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143
voor den militie-coinmissaris verschijnt, of, aldaar
ver chonen zijnde, in het geval verkeert, sub 2o.
en 3o. van art. 141 vermeld, wordt onder de wa
penen geroepen eu van drie tot zes maanden ge
houden.
Art. 145. De ver'ofgangcr der militie, die
niet voldoet aan eene oproeping voor de werkelijke
dienst, wordt als deserteur behandeld,
Burgemeester en Wethouders voornoemd, ver
manen allen wie dit aangaat om, door iD achtne
ming van hunne verpligtingen, zich voor onaange
naamheden en strafTen te vrijwaren.
Schagen den 26 Mei 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. J. Muller.
De Secretaris,
van Bevervoorden.
Enkelen en dat wel van onze meest liberale mannen
laten zelden de gelegenheid voor bij gaan ona op te
merken dat op onze ataatsbegrooting de kosten van
onderwijs vorgoleken bij die voor oorlog zoo uiterst
gering zijn. Voor hooger-, middel-en lager onderwijs
to samen wellicht niet moer tonnenals voor oorlog
millioenenDe moraal die hieruit gotrokkeu wordt
is eene in verzuimstclling van de regeringeene aan
klacht wegens verspilling voor oorlogskostenwegens
gierigheid voor onderwijszaken. Het kost weinig moei
te om de groote dwaling waarin men ver\alt to laten
uitkomen. Vooreerst vergeet men dat terwjjl eene
begrooting voor oorlog noodzakolijk op da staatsuit
gaven behoort voor te komen die voor onderwijs nauw
genomen daarop niet te huis behoort. De oorlogs
kosten liovsr de kosten ter instandhouding onzer ver
dedigbaarheid voorzien in eene behoefte voor allen
waarin op geeno andere wijze kan voorzien worden
dan van staatswege. Ons staand leger, onze krijgs
voorraad onze vestingen dienen ten bate van het go-
heel en kunnen niet dan door het geheel naar eeu
vast plan geregeld en onderhouden worden. Zoo is
het niet met onderwijs. De behoefte aan onderwijs
is ofsehoon eene algemeens toch altijd eene bizondere.
Het onderwijs behoort zich te regelennaar ieders
aanleg en behoeftenzijdie van het enderwijs hun
vak maken kunnen zich daaraan als aan eene bizon
dere industrie wijden en de tusschenkomst van den
Staat kan in zekeren zin dus onnoodig geacht worden.
Ieder burger behoort voor zijne kinieren eene gelegen
heid te benutten die hem past en aau zijn kroost
eene flinke opleiding belooftde keuze en de bekos
tiging daarvan is eene huiselijke uitgaaf aan de ouder
lijke zorg het bsst toevertrouwd. Strikt genomen komt
de eisch dat de Staat hiervoor zal zorgen neer op eene
onteigening van het kind en leidt men ons hierdoor
om de woorden van den heer van Zinnicq Bergman
te gebruiken, naar Sparta. Van daar dat onze
Staat zich eigentlijk bepaalt tot het maken van inrich
tingen voor onderwijshij beschouwt het als zijne taak
de gelegenheden te scheppen ter verkrijging van on
derwijs, maar daaruit volgt nog volstrekt nietdat
deze opgenomene verplichting niet meer dan vol
doende behoort goed gemaakt te worden door do te
ontvangen baten voor het te genieten onderwijs.
Onderwij» behoort in den zelfden zin tot de staat s-
verplichting als de postdienster behoorde «en over
schot een batig saldo te zijnhet voordeel moest
althans de lasten dekkeD. Doch tot eene dusdanige
ontwikkeling heeft men bet in Nederland nog niet
kennen brengen. Bevoegde beoordeelaars erkennen
de noodwendigheid dat de Staat zich het onderwijs
aantrektwil er voor gewaakt worden wat de Grond
wet eischtdat overal voldoend lager onderwijs ge
geven wordt. Maar ten tweede zijn de uitgaven van
staatswege zoo gering als men die wil voorstellen?
Het is waar, op de staarsbegrooting prijkt slechts