Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. 8 Gemengde berichten. S88. Achttiende Jaargang. Ao. 187/i. ttekciidmakingcn. GEVONDEN een DUIMSTOK. Vrijstelling van zegelregt voor sommige j stukken. b bet in art: 3 dier Wet bedoelde voor belang hebbenden bestemde Afschrift der uitspraken van Gedeputeerde Staten op die bezwaai- sch riften, en van Bevervoorden Het rechtsgevoel. i Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Paus per jaar 3,Franco per post f 3,ti0. Afzonderlijke nummers f 0,07$. ADVERTBXTiës van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biên. POLITIE. op den lsten September laatstleden Regthebbende wordt andermaal verzocht zich zoo spoedig mogelijk ter plaatselijke Secretarie al hier aan te melden. Burgemeester rn Wethouders van Schagen. Gelet op de circulaire van heeren gedeputeerde Staten dezer provincie, van den I Oden September 1874, No. 41, opgenomen in het provinciaal blad No. 64; Brengen ter kennis van het algemeen het hierna volgende besluit,: Wij Willem III, bij de Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz. enz. enz. Op de voordragt vau onzen. Minister van Fi- nancien van deu 2G Augustus 1874 No. 62, j Jiegislralie; Gelet op Art. 44 der wet vau 3 October 1S43. (Staatsblad no. 47); Hebben goed gevonden en verstaan: Vrijstelling van zegelregt te verleenen voor: a. de bezwaarschriften tegen aanslagen voor het regl van patent, bedoeld bij art1 der wet van den 4 April 1870. (Staatsblad no. 60; C. de ordennanlie van teruggave dien ten gevol ge te verleeneu. Onze Minister voornoemd is belast met de uilvoering van dit besluit. 's Hage den 30 Augustus 1S74. (get.) Willem. De Minister van Financiën. (get.) II. J. van der lleim. Schagen, den 29 September 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd G. J. Muller De Secretaris, Waar niets is verliest de Keizer zijn recht. Be ter eeu half ei dan een lege dop. Men moet met groote heeren geen kersen eten. Zet eens een vuist als gij geen hand hebt. Contre la force, il n'y a point de résistance. Men moet met de wolven in het bosch huilen. En een tal van zegswijzen meer, dagelijks gehoord, dagelijks toegepast, doen ons geen hoogen dunk opvatten van het rechtsgevoel in deu boezem der menschheid. Het zijn alle raad gevingen van een zekere wereldwijsheid, die rust als het hoogste op prijs stellende ons influistert om waar het op ons recht aankomt, niet te eischend te zijn. Wat kunt gij winnen, is de vraag die, men zich zelvcn doet en indien het antwoord daarop geen materiaal voordeel aanwijst, is men weinig genegen om ter handhaving van het recht zich veel moeite te getroosten. We zijn zoo han delende niet op het rechte spoor en inoeten het opstel lezen, waarmede professor van Boncval Fa ine in het Gidsnummer van Mei onderden titel (1 e strijd om het recht do Nedcr- latulsche vertaling aankondigt van een in het Duitsch verschenen geschrift. Hoe wordt hot recht geboren, is de eerste vraag, die in dat s'uk beantwoord wordt. Wij leereu er uit dat hier omtrent ver schillende beschouwingen bestaan hebben, afgeschei den van de zeer oude en helaasnog niet versleten theorie, dat mncht het recht mankt. Volgens de ccne ontwikkelt zich liet recht hij een volk even ongemerkt als de taal, zonder strijd, zonder inspan ning, langzaaam maar zeker. Die voorstelling wordt genoemd die der historische school. Onze lioog- lccranr laat anti hare verdienste volkomen recht wedervaren. Zegevierend, zegt hij, is v. L a r i g n ij met het beginsel opgetreden, wel eens ccne openbaring genoemd, dat het recht niet gemaakt wordt door de willekeur des wetgevers, noch Hoor de willekeur van wien ook. Doch de nieuwe schrijver acht het onhistorisch om deu groei van het recht aau een onhemistc werking too Ie schrijven en zoekt zoowel groei als bloei in den s t r ij d dien het rechtsge voel tc voeren heeft tcgon het onrecht. Hij lier- leidt, en doet dit naar ons inzitu terecht, het recht van eenc uiting tot den plicht. l)e strijd voor het recht, 7.00 zegt hij, is een plicht van den rechthebbende tegenover zich zeiven. En wel, omdat ieder in zijn rechten de voorwaarden verdedigt van zijn zedelijk bestaan. Waar hij toch zijne rechten loslaat, waar ilie «loor willekeurig geplecgt onrecht gekrenkt worden, geeft hij een deel prijs van zijn bestaan, liet is, zoo gaat hij voort, bij de handhaving van het recht, niet te doen ,om eene zuiver geldelijke waarde, het is de verbinding van het recht met den persoon zdven, welke aan alle rechten, van welken aard ook, die onschatbare waarde geeft. De schrijver bewijst verder dat de plicht om zijn recht te doen gelden niet alleen een plicht is van den reglhebbende tegenover zich zelf, maar ook tegenover de maatschappij en bet algemeen. Het laat zich ook gemakkelijk hooren, dat waar liet individu in den plicht ver traagt om zijne rechten te handhaven, de maat schappij, waarin geen verzet tegen het onrecht plaats heeft, zelve schade lijdt. Indien het waar is, zegt de duitsche schrijver, dat ieder met zijn recht, tegelijk de wet en met de wet, tegelijk de onontbeerlijke ordening van de maatschappij ver- dededigt wie zal ontkennen, dat hij daar mede tegelijk eeD plicht jegens de Maatschappij vervult? Iudien de Maatschappij het recht heeft hen op te roepen tok den strijd tegen een bui- tenlandschen vijand, tegeuover welke hij lijf en leven voor haar qpo fleren moet, waarom dan ook niet tegen den bionenlandschen vijand, die hare orde niet minder in gevaar brengt dan de buiten- landsche En indien in genen strijd de laffe vlucht als verraad van het gemeenschappelijk belang be schermd wordt, kunnen wij haar dan hier dien naam ontkennen? Neenl recht en gerechtigheid knnnen in een land daardoor alleen niet bloeien, dat de rechter altijd klaar zit op zijn rechter stoel eu dat de policie hare dienaren' uitzendt, maar ieder uioct voor zijn deel daartoe mede werken ieder is geroepen en verplicht de h ij- d r«r van den willekenr en van de wetteloosheid, waar zij den kop durft opsteken, dien af te houwen. Ik durf onderstellen dat mijne lezers deze taal met vernieuwd genoegen hooren. Wij zijn gewoon ge raakt aan den eisch, dat onze zedelijke rechten zich moeten plooijen in die vormen, waarin zij niemand aanstoot geven. Wij hebben het spreek woord »wat niet buigen kan moet barstenv omge keerd. Wij zijn op dien weg geraakt door te veel te luisteren naar een geest van toenadering, van vrede, van rust. Alles heeft daartoe medegewerkt wij zijn zoo schuldig niet. Onze godsdienst, in do eerste plaats, is langzamerhand geworden eeno niemand kwaad doende, eene alles vergetende en vergevende oude sloof. Voor alles zorgende om anderen niet te krenken, ontzegde zij ons vaak het recht om tegen ongodsdienst op te komen. Ons belang, dat telkens met nieuwe draden ons bindt aan dat van anderen; onze nationaliteit, die ons zoo bekrompen voorkomt bij het schoone denk beeld van verbroedering der volken, belet ous vaak niet meer tegen iets schijnbaar góeds ons reebt te verknopen. En dau de ultiini ratio, de kracht, in onzen dienst te nemen en ons recht tot eene waarheid te maken, wij komen er in onze zoetsappige eeuw niet meer toe en spreken liever van vrede en van liefde, en laten het onrecht in middels het gebruik van de kracht. Wij schaffen de doodstraf af, wie zal het laken? - Zoo dit maar niet geschiedt, omdat wij het kwaad niet durven straffen. Wij verfoeien den oorlog, wie bemint deu vrede niet? maar verfoeien wij het onrecht nog uieer dan de oorlog en beminnen wij het recht niet minder dau den vrede? zal, zoo vraagt onze hoogleeraar, deze theorie van den strijd niet eenigzins anders over den oorlog inoeten doen oordeclen dan door sommige voorstanders vau deu vrede gedaan wordt? Niemand zegt de Duitsche schrijver, zal een volk veroordeeleo, dat om een vierkante mijl lands een oorlog onderneemt, die aau duizenden hel leve» kost, kommer en ellende in hutten en paleizen verspreidt en millioenen schats kan verslinden. Want een volk, dat men ongestraft eene vierkante mijl kan afnemen, zal inen ook het overige ontnemen tot dat het uiets meer over heeft en als Staat heeft opgehouden tc bestaan. Terwijl wij midden in eene wereld van strijd leven, terwijl noeste vlijt alleen slaagt in het on derwerpen der natuur krachtens, laten we, niet geloovig en kinderlijk vertrouwend, maar laf eu lni, op zedeljjk gebied, den goeden God slechts zorgen. Het kan niet zijn, dat we om onze rechten de wereld omver werpen. Het is onbestaanbaar dat we om elke kleinigheid vuur en vlam ziju. We zijn als godsdienstige, redelijke en zedelijke wezeDS ver plicht wat wij kunnen opofferen, op te offeren in het belang van anderen. Maar wij mogen nimmer, het recht verraden. Wie bij onrecht kalm blijft heeft het geweten te veel. Hij is een geschantvlekt edelman, hij is een koning, zonder eer. 31. Woensdag avond te 10 ure is in de Rijp braud uilgebroken in *ene wouing met pak-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1874 | | pagina 1