Il2 lOTHHBm Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. \o 894. Achttiende Jaargang. Ao. 1874, Hckciirimaking. Vrijstelling van zegclregt voor sommige stuk ken. Dc dagbladpers. SCHAKER CC MANT. Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzonden aan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar f 8,Franco per post f 8,60, Afzonderlijke nummers f 0,07$. ADVFRTESTiëv van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbrid aan een rots te biên. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen, Burgemeester en Wethouders van Schagen: Gelet op de circulaire van lleeren Gedeputeerde staten dezer provincie van den 2Asten Oclober 1874 no 118(5519 3de Afd. opgenomeu in het Provinciaal blad no. 71. Brengen ter kennis van het Algemeen het hierna volgende besluit. Wij Willem III, bij de gratie Gods koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz. enz. enz. Op de voordragt van onzen minister van Financien, van dan 5en Augustus 1874, uo. 11 Registratie. Gelet op art; 4,4 der Wet van 8 October 1843 (Staatsblad no. 47); Hebben gped gevonden, en verstaan 1. Vrijstelling van zegelregt te verleenen voor voor declaratien» mandaten en kwitantien wegens teruggave van alle door Ambtenaren of beambten van provinciën, gemeenten en waterschappen, voor de provincie, de gemeen te of het waterschap, bij voorschot gedane betalingen; 2. Deze vrijstelling toepasselijk te verklaren op de stukken van den geregdeo aard, wel ke vóór de dagteekening van dit besluit op ongezegeld papier zijn opgemaakt. Onze Minister voornoemd is belast met de uitvoering van dit besluit. Montreux, den 11 Augustus 1874. (get.) WILLEM De Minister van Financien (get.) van DELDEX. Schagen den 11 November 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd G. J. MULDER. De loco Secretaris, C. de PATER. Wethouder. Een zeeman spreekt het liefst over de zee, een landman over het land en zoo is een couranten- schrijver ligt genegen om te spreken over eene courant. Toch valt het hem soms-niet gemakkelijk om alles te weerleggen wat tegen het kind zijner liefde woidt ingebracht. Wat al aanvallen heeft een courant, inzonderheid een dagbladschrijver te verduren. Met wat minachting wordt niet vaak over zijn arbeid gesproken. Het is een broodschrijver, zegt de onbarmhartige critiek, die dag aan dag verplicht nie'nw te zijn, in een vervelends alle- daagschheid zich leert te bewegen. En al wil men de hoofdartikels van eene courant uit hoofde van huDne onleesbaarheid en onbeduidendheid, voor onschuldig verklaren, wat grieven worden er met tegen de courant zelve ingebracht? Sensatieberichten, vermeld om weer tegen gesproken te worden, prik kelen de gemoederen der lezers; geen misdaad wordt er gepleegd, waar ook, of tot in de minste bij- zonderbeden wordt het publiek daarop onthaald en langzamerhand het zedelijk gevoel gewend aan schandalen. Denk, zoo zegt de bestrijder van het dagblad even na aan den invloed alleen van de kracht in de samt nlevering is. dagelijksche noteering der effectenen help mij I Vooreerst toch, w at zou het zijn zoo wij afge- veroordeelen de bron waaruit al de ellende van I scheiden van alles wat buiten om ons voorviel, het effectenspel ontstaat. Hoe menig gezin, thans I «lag aan dag, beperkt bleven tot onze eigen, in armoede gezonken, zou nog de weldaad van t kleine omgeving? Er dreigt in den centoonigen gang een onbezorgd bestaan genieten, zoo de verleider t van het dagelijksche leven, in den beperkten om niet geweest ware, die eiken dag van groote per- gang dien wij Jiebben, in de vervulling van onze centen sprak, en in cijfers eén steeis klimmende») rijkdom beloofde. Spreek ons niet, zoo zeggen ze, van die Koningin der narde, die leidsvrouw der publieke opinie, zelve slavinne, slechts dienende en kruipende. Wat is er van dat leiden der pu blieke opinie? Het is van algemeene bekendheid, door welk talent, de Times, de groote wereld courant, zijn roem handhaaft, als leider van de kleine taak, een groot kwaad, dat der eenzijdigheid, bekrompenheid en eenzelvigheid. Zie, ieder in zijn stad of dorp, met zijn omstreken, zijn wegen, zijn burgemeester, zijn zaak, zijn conversatie is in zulk een klein kringetje besloten. Daarin levende, bewegende en zijnde worden we bekrompen en klein als die omgeving zelf. Wij overschatten wat wij om ons zien, omdat wat wij zien ons opinie der Engelsche natie: die opinie zelf volgende, t alles is. Wat zijn «ij groolsch op deze of gene week aan week van overtuiging veranderde, als in laan in den omtrek, wat vergasten wij ons op een spiegel, eiken trek van het beweeglijk gelaat 1 het sinakelooze gerecht je, dat dc gebeurtenis van des volks opvangende, schijnt zij de leidsvrouw, l een dag voor oi s bereidt heeft, en hoezeer ver maar is zij de weerslag van wat in het volk t lffezen wij eiken anderen maatstaf, voor groot en schoon en goed buiten dien der bekrompenheid? Maar daar komt het dagblad, en wij nemén het niet in de hand of «laan het oog niet in zijn kolommen of »l onze beperktheid verliest zich en wij leven iti do wereld. Wij lezen van Ben- leeft. Doch wij courantenschrijvrs kunnen ons bij dit vonnis niet nederb-ggen. Wij achten, niette genstaande dit alleen, de courant een inagtig mid del tot volksbeschaving en ontwikkeling. Hare ge breken willen we niet ontkennen, ofschoon nog al galen's hongersdood, wij lezen van Weenen's ten- wat in te brengen valt tegen de aangevoerde toonstelling, van kunst en wetenschap, van handel grieven. en politiek en zijn een oogenblik getuige van do Vooreerst is hetgeen men gezegd heeft van de wereld, die om s js. Alleen dat vergeten van courant als tierde en leefde zij in het vuil dat de zich zelf, dat bewust leven in een omvattende geschiedenis van eiken dag aanbiedt, haar grooten- i kring is een groote weldaad, die elke courant ons deels eigen omdat alle menscbelijk werk niet dagelijks bewijst. En zijn het alleen schaduw- vreemd is aan die eigenschap. Moeten we niet beelden, is liet alleen een uitspanning der ver- erkennen dat het opvangen, het verspreiden, en beelding, welke deze lectuur ons schenkt? Komen het grooter maken van alles wat op schandaal lijkt, s wij haar genietende niet tot het bewustzijn van een der inaniën is van ons menschen? Kan een de eenheid van alle menschelijk leven cn sterven; courant ter wereld wedijveren, zelfs het gemeenste zien wij niet lot or.ze verbazing, wat iu onze pamphlét met wat wij in de samenleving oin ons 5 omgeving gebeurt, veklaard door wat op verre gebeuren zien? Kan het tegengesproken worden dat afstanden geschiedt? Hoe hangen prijzen van le men, de onzichtbare, maar alom tegenwoordige vensiniddelen zaïneu met een oogst in Hongarije men Steeds den loerenden blik gevestigd houdt, of Java, hoe zien wij begrippen omtrent politiek, op elk gerucht dat den naam van onzen naasten maatschappij, school, verhouding van kapitaal, en schaadt, dat wij gretig steeds den vinger leggen arbeid, waarvan wij de nawerkingen om ons zagen, op elk vlekje dat wij zien en als de beste politoer- maar flauw en onbegrepen, iu een helder licht der wrijven tot er een vernis van vuil uitgewordeu 5 voor onzen geest verrijzen is? Doch wij geven toe dat hiermede de courant niet is Het veld is te uiiges'rckt dat voor onze ver schoon gewassen. Wij zonden nog op andere wijzen den S beelding zich opdoet, wanneer wij het nut der aanval kunnen bestrijden, en wijzen op de dag- 5 verbinding tusschen den mensch en de mensch- bladpers als een der trotsche overwinningen van heid een oogenblik slechts indenken. Nemen wij den menschelijken geest, die als het onmogelijke 5 slechts twee hoogten op dat onbeperkt gebied in tot stand heeft gebracht. i korte overweging. Twee begrippen zitten vast in Wat bezwaren zijn er niet te overwinnen om den kleinen mensch, dat de gezondheid een schat de duizendtallen van exemplaren eener courant da- van boven is en dat alles in deze beste der we- gelijks te schrijven, te zetten, te drukken, te relden op zijn best is ingericht. Maar daar komt corrigeren, te verzenden en dat alles binnen het het dagbladen spreekt vau een wet vansterften, kortste tijdsbestek van een dag, en dat dag aan van een leer der gezondheid. Den gang der be- dag, rusteloos, zonder font? Kuunen we veroordee- smeltelijke ziekten, teekent het ons af, reikt een len wat zoo krachtige getuigenis aflegt van de kroon van overwinning uit aan zorgzaamheid en plicht- menschelijke kunst en van haar alverwogen om het besef en herleidt den schat van boven tot een door algemeen te verplichten? Maar juist op dit laatste ieder verkrijgbaar foed. De droom dat hier alles op woord, op dat verplichten komt het aan zijn best zon ingericht zijn wijkt spoedsg voorde en men noemt de dagbladpers een macht ten) ellenden van oorlog, pest en hongersnood, biijkens kwade. Evenwel, daaarin is overdrijving. Wij ons dagblad steeds op de aarde bare verschrikkingen erkennen dat de dagbladschrijverij groote gebreken broeiende. Hoe wekt deze waarheid op tot in- heeft, ernstige plichten opleg», maar meeuen toch ook dat de zedelijke verantwoordelijkheid steeds' dieper door haar wordt gevoeld. Aan groote verbetering blijft even als bij al het menschelijke ook hierbij bohoefte, maar inmiddels achten we toch het bewijs te knDnen leveren dat een courant ook in baren onvolmaakten toestand eene heilzame spanning van kracht en bereidt zij de menschheid I tot een nieuw godsbegrip, dat alle lijdelijkheid uitsluitende, haar zelf aan bet werk roept om door inspanning van alle klachten den toestand om ons te begrijpen en te verbeteren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1874 | | pagina 3