Gemengde berichten. Schuldig of niet schuldig Burgerlijke Stand der gemeente Schagen Ingeschreven van 27 April tot en met 3 Mei 1875. Burgel stand der gemeente Callantsoog regering aan een ieder die niet blind wa«, in het oog ■ioestca Tallen, scheen de constitntioneele mo narchie in Frankrijk casten wortel te schieten. Lo- dewijk Philips werd als een model van alle con stitutioneel koningen geprezen. Was het wonder dat Thorbecke ook deze regeringsvorm bij ons zocht OTer te planton en hij plantte hem OTer toen reeds de troon van Orleans was geTallen, niet omdat de troon te onvast was gemaakt, maar omdat hij ge bouwd was op een vulcaanschen grond. De on dervinding heeft geleerd dat onze bodem voor zulk een troon geschikter is. De vergelijking van Thorbecke met Oldenbarneveld gaat mede niet op. Het is sinds eenige jaren mode geworden Thorbecke aansprakelijk te stellen voor de vervolgingen der afgescheidenen in 1837. Wat is er waar van deze beschuldiging Thorbecke was in 1837 noch minister, noch lid der Kamer, als staatsman had hij er niets mede te maken, doch in de gazette de la Haije schreef hij enkele malen artikelen en daarin verdedigde hij a a ook de houding der regering, uit oen oogpunt der wettig heid Was dit nn een aandeel hebben in de vervolging der afgescheidenen? Als Staatsman is hij meer dan oons voor dezelfde afgescheidenen in de bres ge sprongen. Het is toch heel wat anders iets als wettig te verdedigen dan als staatkundig aan te prijzen. Thorbecke had geen hart voor het volk achter <le kiezers, dit is eene bepaalde onwaarheid. Neen, hot volksleven bepaalde zich niet bij Thorbecke tot oen kiezen van afgevaardigden. Het volksleven was hem heilig, maar wanneer om aan do wet haar ontzag te ontnemen werd gewezen op dit volk achter de keizers, dan weerde hij roet kracht zulk een aan val af. Opleiding des volks was het groote doel zijns levens. Dit doel lag aan de meeste wetten van hem afkomstig ten grondslag. Zjjno wetten goed toegepast geven juist de oligarchio die de wet be schermde den genadeslag. Een standbeeld voor Thorbecke heeft dus een juist tegenovergestelde beteekenis dan er ron voor Oldenbarneveld en do Witt zoude hebbon, het be- teekont heerschappij van Oranje, handhaving der godsdienstvrijheid on eene regering tot heil van allen. Met genoegen vermelden wij dat bij uitgevers Gebr. Kraay een goedkoope druk der geïllustreerde Gedichten van den schoolmeester verschijnt, die bij inteekening in tien afleveringen van 25 cents kompleet zal zijn. Wij wenschen aan deze editie den besten uitslag toe. Ieder kan zich nu dit fraaije boek aanschaffen. Z. M. heeft bij besluit van 24 April aan den generaal majoor A. W. P. Weitzel, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als Minister van Oorlog, onder dankbetuiging voor de vele en ge wichtige diensten aan Z. M. en aan den lande bewezen, en tot Minister van Oorlog benoemd den heer >1. Euderlein, kolonel van den genie; een en ander met ingang van 29 April a. s. In ten 7/aagsclie correspondentie van de sZutf. Cr.s wordt medegedeeld, dat tnr. W. baron Van Goltstcin, Minister van Koloniën, lid is gewor den van de Vereeuiging tot bevordering van Volks onderwijs in Nederland. Do heerlijke omstreek, het gezonde klimaat en de aangename conversatie doden mij, verscheidene jaren geleden, besluiten, eenigon tijd in do hoofdplaats van eene der zuidelijkste provinciën van Frankrijk te vertoeven. Ik had het genoegen door vele familiön vriendelijk ontvangen te worden. Onder hen, die ik alzoo aantrof, bevond zich een zekere heer Eugène Luncreville. Hij was iemand, die terstond belang inboezemde, had een slanke gestalte, was innemend van voorkomen en zedig van gedrag. Bij den eerste oogopslag maakte bij derhalve een gunstigen indruk, die echtir bij nadore waarneming zijner gelaatstrek ken verzwakt werd. Een diepe naad van het voor hoofd tot den mond liep over zijne wang en gaf ziju gelaat eene onaangename uitdrukking. Soms was bij stil en iti gedachten verdiept, ja bijna knorrig eu vervelend, terwijl op een anderen tijd een gesprek met hem levendig en onderhoudend was, en Tan oeuo uitgebreide belezouheid en gewigtige ondervin ding getuigde. Hij kou niet ouder dau 40 jaar zijn, vu terwijl de bruine kleur van zjjn gelaat en de naad over zijn regter wang mij deden vermoeden, dat bij tot den militairen stand behoorde, ontweek hy echter elke vraag, welke daarop betrekking had. De beer de Mcrac, een wel gesteld en achtbaar grondbezitter, leefde met een zoon en eene dochter in de nabijheid der stad. In zijn buis had ik Lan- ereville altijd aangetroffen. Hij dong naar de hand van Josephine de Mcrac en zijne aanzoeken wer den gunstig opgenomen. Hoe hij met deze familie in kennis was geraakt weet ik niet, alleen had ik toevallig eens gehoord, dat Lancrevillo August, den zoon van den heer de Mer&e, in eene gewigtigo aangelegenheid, toen beide in Parijs waren, eene wezentlijke dienst had bewezen. De jonge de Mcrac werd vooreen ligtzinnigen verkwistend mensch gehouden, en zou aan zijne betrekkingen veel ver driet en kommer berokkend hebben. Zijne zuster Josephine was een beminnelijk, vrolijk meisje. Het was mij onverklaarbaar hoe Lancreville hare toege negenheid verworven had, daar verschil in leeftijd en karakter gewoonlijk beletselen voor eene weder- keerige toegenegenheid opleveren. Hij was een ernstig, achterhoudend man, bij wien onaangename rvaringea een buitengewonen indruk hadden ach- teergelaten, welke hem somwijien terugstootend eu geheimzinnig scheen te doen zijnzij daarontegen (Onder de aarde.) In het Borpataker dal bt, Nagybawv» in //ongarije werkten den 20en der vorige maand verscheiden mijnwerkers aan de pompen. Drie hunner, twee timmerlui en een jongen, bleven in de mijn, toen al de anderen deze reeds hadden verlaten, om nog eenig werk aan de pompen in orde te brengen, 't Viel op, dat ze ook den vol genden dag niet te voorschijn kwamen. Men onder zocht en bevond, dat uit de schacht veel minder water te voorschijn kwam, als gewoonlijk. Verder voortdrin gend, vond men den moud der mijn ingestort en geheel verwoest. Dadelijk spande men natuurlijk alle pogingen in om te redden. Er werd een nieuwe opening gegraven, maar ook deze storte in. Eindelijk, nadat met boven menschelijke inspaning dag en nacht was doorgewerkt, gelukten het der 25en, 's «vonds 10 uur, toegang tot de mijn te krijgen, waarlangs het opgestuwde water begon weg te loopen. Na verloop van twee uur waagden eenige moedige arbeiders, tot aan de henpen in 't water plassend, de mijn in te gaan. Op een afstand van 100 voet zagen zij het schijnsel van een lampje. Een der ingesloten arbeiders viel den redder om den hals: „En de beide anderen?" vroeg deze. „Zij leven ook." Buiten gebragt, stond een bekwaam geneesheer ter hunner ontvangt gereed, onder wien- zorgvuldige behandeling zij spoedig herstelden. Zij verhaalden, dat zij het instorten van d« monding eerst hadden bespeurd aan het rijzen van het water, er. dat zij zich daarop verder naar het binnen ge deelte van de mijn hadden teruggetrokken, en om de olie der lampen te sparen, vuur gemaakt had den. Toen het water voortdarend steeg, waren zij in hun angst begonnen te bidden. Dc ongelukkigen hadden in volle zes dagen niets gegeten. De soldaat Roghair, wien even als den le luit Comfurius de beide oogen zijn uitgeschoten is Maan dag te //arderwijk aangekomen me» het transport koloniale militairen, //ij heeft f 300 pensioen. Iii Indië bracht men voor hem f6000 bijeen; bij aau- komst in Nederland werd hij aan de boot opgewacht door heeren en dames, omhein deelneming te betuigen en deze lieten de bewijzen dier deeluetning in den vorm van bankbiljetten in zijn handeu achter; één daarvan was zelfs f 200 groot In de vceartsenijkundige school van Alfort, bij Parijs, zijn door den veearts Leheau de volgende merkwaardige proeven genomen, die met het oog op de gevreesde hondsdolheid wel de aandacht verdienen. De heer Lebean heeft tien honden genomen en op verschillende deelen van hun lichaam giftig speeksel van een aau watervrees lijdende hond in geënt. Na drie dagen gewacht te hebben om de smetstof eerst goed in 't bloed te laten doordriugen, begon de heer Lebeau zijn behandeling, en na verloop van dertig dagen, als onder gewone om Handigheden het dier aan de dolste razernij ten prooi is, constateerde een der hongleeraren van genoemde school dat de honden in volkomen wel stand veerkeerden. eca levendig meisje, blocijend in alle achoonhoid van jeugd en onschuld. De diepzinnige, stille Lan creville was echter met betrekking tot Josephine do Mcrac een hartstogtelijk minnaar. Ook was het in zijn voordeel, dat Tader en zoon hem blijkbaar zeer hoogschatten. Lancreville was noch bij de dames noch bij da hoeren van den omtrek zeer gezien. Niemand wilde met hem vroeger bekend geweest zijn, en iedereen was bereid heimelijk nadoelige geruchten nopens hem te verbn iden. Dan had men eene aanmerking over de domheid en blindheid des vaders, die een geheel vreemden man, welke steeds het zwijgen over zijne familie en afkomst bewaarde, den omgang met zijne dochter veroorloofde; en dan weder duidde men Lancreville zijne bekendheid met den verkwis tenden August ten kwade. Laugzsmerhand begon ik aan deze geruchten geloof te slaan. Ik zag Lan creville half en half voor een fortuinzoeker aan, die ernst veinsde en zich in geheimzinnigheid hulde om zijne grondbeginsels des te beter te verbergen want het was algemeen bekend, dat Josephine de Merac behalve datgene, wat zij van haar vader te wachten had zelve een aanzienlijk vermogen bezat. Verschil van inzigten en soms voorkomende woor dentwisten bragten er het hunne toe bij, om mij nog meer tegen hem in te nemen, en ik geloof, dat onze afkeer wederkeerig was. Of hij mijne oplet tendheid jegens Josephine kwalijk nam, weet ik niet, doch bij brak allengs den omgang met mij af, en zou gaarne, naar ik meen, geheel roet mij gebro ken hebben, zoo hij slechts eenige aanleiding daar toe had kunnen vinden. Ik was in den herfst eenige dagen bij mijnheer de Merac, om in don omtrek te jagen, en ik moet bekennen, dat Lancreville's afwezen mijn Temaak zeer vergrootte. Op zekeren avond had ik mij met de familie ter rast begeven, doch do atmosfeer was zoo drukkend dat ik niet slapen konik stond op en kleedde mij weder aan. Nadat ik het venster geopend had, plaatste ik mij er Toor om eenige frissche lucht te scheppen. Er was een zachte wind opgekomen, do wolken dreven aan den trans des hemels Toort en bedekten het licht, dat de maan bijwijlen van zich grf- Zoo had ik daar reeds tot na middernacht I tnsschen droom en en waken doorgebragt, toen ik een ligt gerucht in mijne nabijheid hoorde. Ik luisterde naauwkeurig en hoorde dat het nit de Drie stoomschepen zijn te New-Orleans door brand vernield. Vele personen hebben daarbij het leven verloren. Aangaande deze ramp worden de volgende bijzonderheden vermeld: Een der in de havende liggende stoomschepen vatte vnnr en dreef tegen twee andere aan, waarop zich eene menigte toeschouwers bevonden. Dtzen konden zich alleeu redden door overboord te spriDgen; verscheiden hunner vonden echter den dood in de golven, //et verlies aan menschenlevens is nog niet met zeker heid bekend; het wordt op 20 tot 100 geschat. Aan de D. Landw Ziet. wordt uit Sleeswjjk- //olstein aldus bericht 5edert eenigen tijd is het gebruik van petroleum als mid el tegen allerlei en vooral tegen ongedier te bij dieren, in dc mode. Er is reeds dikwerf tegen deze handelwijze gewaarschuwd, en er zijn gevallen aangehaald, die duidelijk bewezen, hoe gevaarlijk een onvoorzichtige behandeling van de dieren met petroleum worden kan. Twee gevallen met bijkans even ongelukkigen afloop zijn in den laatsten tijd voorgekomen. Een jager wreef zijn kostbaren jaeht- hond, om 't dier van vlugge bloedzuigere (vlooien) te bevrijden, aan nek en rug overvloedig iti met pe troleum, Dadelijk verloor het dier allen eetlust en sidderde over het geheele lichaam, kermde van smart en stierf binnen 8 dagen. Erger nog ging het een joug landbouwer, //ij wreef 19 koeien en vaarzen met petroleum iu om ze van ongedierte te bevrijden. Ten gevolge daarvan stierven 3 vaarzen de e.-rste dagen en alle overige dieren werden ziek. Het haar hebben ze bijkans geheel verloren, zijn overal met. wonden, denkelijk door herhaald likken bedekt en vermageren zienderoogeti. Bij eenige melkkorien was in de beginne de uier geheel blauw en waren de spenen sterk gezwollen; deze verschijnselen zijn echter verdwenen en er is hoop, dat de dieren, zij t ook langzaam, alsnog herstellen zullen. GEBOREN: 1 Mei, Jantje, dochter van Cornolis Kossen en Aagje Blom. ONDERTROUWD: 30 April. Pieter Jongejan j.m. van beroep koopman oud 24 jaren,en Catharina Bakker j.d. van beroep naaister oud 22 jaren, beiden wo nende to Schagen. GEHUWD: 30 ApriL Simon Molton, j.m. van beroep landman oud 22 jaren en Ouurtjo Leiding jjL zonder beroep oud 20 jaren, beiden wonende to Schagen. 30 April. Pieter Bakker, j.m. van beroep landman oud 22 jaren, wonende to Haringcarspel en Manrtje Mei ten j.d. zonder beroep oud 26 jaren wonendoto Schagen. 30 April Jochem Smit, j.m. van berop landman oud 30 jaren, on Toetjo Asjes j.d. zender beio p oud 29 jaren beiden wonende to Schagen. OVERLEDEN Geeue. 1 Maart tot 30 April ONDERTROUWD: Geene. GEHUWD: Geene. GEBORENPieter zoon van Jan Prins en Teuna Noderveen. Jan Coraelis, zoon van Dirk Vos en kamer beneden mij kwam, on het scheen, alsof hot door vijlen en andore dergolijko worktuigeu voroor- zaakt werd. Daarop meende ik zacht te hoor :n spreken, en toeu werd het doodstil. Eindolijk hoorde ik voetstappon en bet juist doorbrekende licht der maan dood mij zion hoe iemand voorzigiig den boek van het huis omging. Doch hoe groot was mijiio verwondering toon ik Lancreville's gelaat en gestalte herkende. Dij zag mij niet. In mijne verrassing sloeg ik echter met de hand tegen het venster on veroorzaakte daardoor een gorncht, dat Lancrevillo hoorde en hem zijne schreden deed verhaasten. Ik verloor mij in gissingen wat hem daartoe mogt gedreven hebben. Toen do morgen aanbrak en het gewone uur voor het ontbijt gekomen was, stond ik in tweestrijd of ik het voorval vau dezen nacht wel mede zou deelen. Wij zouden dien dag op do jagt gaan, doch toen ik in de ontbijtkamer trad vond ik er allcon Josephine haar broeder had haar door een briefje verwittigd, dat hij naar do stad gegaan was, om daar den dag door te brengen. Juist hadden wij besloten haar vader te doen roe pen, toen hij in hevige gemoedsbeweging binnen kwam en ons mededeelde, dat hij dien nacht van eene aanzienlijko som gelds beroofd was. Do heer de Merac had 3 of 4 dagen geleden 15,000 franca aan schuldbekentenissen van de fransche bank en even zooveel aan goud ontvangen; dit geld, zeide hij, heb ik in een ijzeren kist gedaan, die van een sterk slot voorzien en in eene kamer onder uw logeervertrek geplaatst is. Gisteren avond voor het ter ruste gaan heb ik mij overtuigd dat alles in goede orde was; van zulk een diefstal kan ik mij geen denkbeeld vormen. De heer de Merac be sloot zich onverwijld naar het politie-bureau te be geven. Voor dat hij ging verhaalde ik hem, wat ik van den diefstal wist; alleen verzweeg ik dat ik Lancreville had herkend en daarvoor had ik mijne redenen. Ik had een alkeer van Lancreville, dit wist de familie; zoo ik dus alles verhaald had, zon men mij niet geloofd en hetgeen ik gezien had voor een droom verklaard hebben. En hoezeer ik ook tegen Lancreville ingenomen was, zoo schaamde ik mij echter over de vermoedens, die in mijne ziel oprezen en die ik niet vermeldde. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1875 | | pagina 2