Gemengde berichten. Schuldig of niet schuldig mededeelden Maar Zeus sprak tot TTere. „niet de doctoren, maar de ouders rijn toch eigenlijk d' ware schuldigen; het eenige wat-tot hunne ver- schooning kan worden gezegd i« dat de klenren—haat hen verblind en ten verderve heeft gebragt. In de jl. Donderdag te Sc hagen gehouden verga- dcring van de liberale Centrale KieaTereeniging in het kiesdristrict Alkmaar ia besloten het aftredende lid ran de Tweede Kamer der Staten-Oeneraal. mr. J. L. de Bruyn Kops, bij de aanstaande rerkiezingen wederom candidaat te stellen. Tot leden Tan het bestuur der centrale kiesvereeni- ging zijn gekozen de heercn W. C. BruinTia, te -kik* maar en T. Lanser, in de Zijpe. Voorts werd tot presi dent gekoxen de hear Ph. Hulst, notaris te Zuidschar- woude cn tot secretaris de heer mr. A. P. de Lange, te Alkmaar, Door de kiesverceniging .Vrijheid," Tan Lan gendijk en St. Pancras ia tot candidaat Toor het lid maatschap der Tweede Kamer Terkoxen het aftredend lid, mr. J. L. de Bruyn Kops. Aangaande de Teldgewassen in Overijsel Ter melden wtj, dat na langdurige droogte, een gevolg Tan het schrale voorjaarsweer, de regen der laatste dagrn eene ongekende Terandering aan alle veldge wassen heeft te weeg gebragt. De wiotergranen en raden staan uitmuntenden ontwikkelen zich voorbeel deloos. De zomergewassen laten in één woord niets te. wenschen over. De aardappelen zijn meest gezet en de zeer vroegen komen reeds hier en daar te voorschijn. Het gras groeit buitengewoon en bij zulk een toestand van digt gras is veel hooigras te verwachten. De veestapel is algemeen in de weide en gelukkig goed gezond. De vruchtboomen belo ven veel en zijn vrij vau den worm, een voordeel van koud voorjaarsweer, //ooi is iets tuinder in prija. Op de kust van Oost-Finmarken heeft dezer dagen een vreesselijke storm gewoed, die rele mensehcnlevens heeft gekost. Acht en twintig groote en vijf kleine booten, die zich op zee bevonden om te vissollen, zijn met maa en muis vergaan. Aangezien de groote booten metj minsten 5, de kleine met 3 koppen bemand zijn, gingen hierbij 155 menschenlevens te loor. In Vardö zijn deze stormen zeer gevaarlijk. De stad ligt op een tiland dat door een smallen sotid van het vaste land geschei den is. Deze sond wordt, voornamelijk als een Noordwester storm woedt, zoo in oproer gebracht, dat het soms dagen lang onmogelijk wordt hei water over te steken. t.t;..,. o-vs-J-t. ■»:- f- gen week te 's Bosch als milicien zou worden iiigelijfJ, heeft des daags te voren, naar hij beweert bij ongeluk, zich een vinger afgehakt, //ij is voor loopig in het burgerlijk eu militair gasthuis te s Üosch opgenomen. Vóór eenige dagen liep te Schoonoord een hondje rond, dut alle kenteekenen van dolheid vertoonde. Eer het afgemaakt kon worden, had het zes kinderen en eenige honden gebeten. Bij schouwing van het lijk verklaarde de rijksveearis eveneens, Hst het ealle kenteekenen van dolheid had. Een 30tal andere honden zijn daarop afgemaakt, terwijl voor de kinderen geneeskundige hulp is ingeroepen. De heer G., majoor der artellerie, was te- grlijkertije belast met de betrekking van bet aal meest er bij zijn regiment, dat te Vincennes, b j Parijs, in garnizoen ligt. Wet was derhalve algemeen hekend, dat hij steeds aanzienelijke sommen geldt in sijn onitig had, terwijl het niet minder algemeen bekend was, dat hij dea avonds geregeld de offtciers-so cieteit bezocht. Een onbeschaamde dief meende van die kennis, die ook hij bezat, gebruik te kunnen maken, om tijdens de afwezigheid van den majoor een bezoek te brengen aan diens woning, en zich de gelden van het rijk toe te eigenen. //ij wist echter niet, dat sedert eet.ige maanden de kinderen van een broeder dea majoors, die in den oorlog was gesneuveld, bij haren oom inwoonden. De dief wachtte het oogenblik af dat de officier zich naar de sociëteit begaf, en naauwelijks zag hij hem het hois verlaten of hij ging de trap op, opeude de deur met behulp van een valachen sleutel, stond tegenover de gouvernante der kinderen, eene jonge dame van nog geen zes en twintig jaren. De ellendeling greep haar aan, legde haar de hand op den mond om haar het roepen om hulp te beletten, en wierp haar met forschen vuistslag aan zijne voeten. In den waan dat zij geheel bewuste, loos was, liet hij haar liggen, en snelde naar hei aangrenzend vertrek, waar hij wist dat de kas was. Doch de gouvernante was slechts door den slag bedwelmd; zij stond op, herinnerde zich dat vlak bij haar in een kast een geladen revolver lag, nam dieD en de kamer binnentredende waar de dief druk bezig was met het openbreken der geldkist, legde zij op hem aan, en zond hem een kogel iu den buik. De roover liet een kreet van pijn hooren, rasp te ziju bos valsche sleutels op en nam da vlucht, Maar dat hij zwaar was gek west, bewees het bloe dig spoor Hat hij aehterlief, en dat de politie in staat stelde hem dwars door het vzld tot aan de Marne te achtervolgen. Dezer dageu had een jong mensrh te Parijs een groote hoeveelheid vuurwerk gekocht en daar mede al zijn zakken vol gestopt. Door de eene of andere onbekende oorzaak geraakte dit in brar.d n in een oogwenk geleek de ongelukkige op een wandelend vuurwerk. Uit zijne voorznkkeu gingen vuurpijlen op. Rouieinsche kaarzen vlogen uit zijn achterzakken, een zon kwam knetterend uit zijn borstzak te voorschijn en naar alle zijden vlogen vonken. Met groote moeite gelukte het bem een nat zeil over het hoofd te werpen, doch de ge vaarliike brniidwundeii. "'J" netiaatn oe<l-k', Hoen voor ztjn leven vreezin. Voor 21 frank. Zekere A. Victor, van Co lomhi/res, herinnerde zich, vier dageu na het overlijden van zijn schoonzoon, dat men den overledenen begra ven had met een kleedingstuk waarin men eene geldbeurs had vergelen, die 21 fr. en eenige crntiu.cn inhield. Bij klaarlichteu dag en onder de ongen de: bevolking, nam de gierige shoonvader breekijzer en -pade en begaf zich naar het kerkhof, waar hij het graf van schoonzoon opende. Na het lijk opgegraven te hebben, nam hij de beurs en den kuil gevuld hebbende, keerde hij gerust naar het dorp terug. Voor die gr.f sclieuding werd Victor echter door de regtbauk v»n SaintPons tot zes dagen gevangenis en 200 francs boete veroordeeld. Vervolg van A'o. 919. In den loop van den morgen begaf ik mij naar mijne woning in de staden hoorde van don heer do Merac, dien ik ontmoette, dat d<s polioio niet wist, wien zij moest verdenken. Ik at dien dag aan do table d' hóte en trof eenige minuten voor het middagmaal Lancreville aan. Wij groetten elkan der koelhij zeide dat hij in den namiddag naar de Meiac's wilde gaan, hoewel hij reeds den vorigen avoud was aangekomen maar dat hij toen nog te vermoeid was geweest om dadelijk een bezoek bij de familie to kunnen brengen. Het verwonderde wij natuurlijk zeer, hoe iemand, die van oeue reis te rugkeert en zeer vermoeid ia, toch omstreeks mid dernacht iD de duisternis nm een particulier buis wandelt en als een mi-dadiger op het hooren van gerucht wegloopt. Ik liet mij echter geen woord ontvallen, waaruit hij kou opmaken dat ik hem had bemerkt, en deed alleen deze vraag: of hij van den diefstal in het huis van den heer de Merac bad ge hoord. Lancreville's gelaatskleur veranderde bij deze vraag, hij scheen verward en antwoordde plotseling: dU hij daar iets van gehoord had, maar de nadere bijzonderheden van mijuheer Merac hoopte te verne men. Lancreville was niet genegen het onderhoud voort te zetten, en kort daarop werden wij aan tafel geroepen. Nu was ik volkomen overtuigd dat hij eemg aandeel in den dien nacht beganen diefstal had. Oudertusscheu was een oud vriend van mij eenigen- tijd te voren (terwijl Lancreville afwezig was) in deze stad aangekomen om oenige bloedverwanten die aldaar woonden, te bezoeken, Obrist Becroy geheoten, een aanzienlijk Fransch officier, die zich in vele veldtogton ond -r Napoleon een beroemden naam verworven had. Hij was door Lodewijk XVIII iu zijn rang bevestigd, doch had zich sintseenigen tijd uit de dienst teruggetrokken. Ik was verheugd hem zoo onverwacht aan te treflen, en hij had mijne uitnoodiging, met mij iLzju dag a.:n de table d' hóte te eten, aangenomen. Obrist kwam eerst toen wij reeds aan tafel zatenhij kon als model van een oud. dapper soldaat dienen, en was spraakzaam en goedhartig. Onder het eten was Obrist Becroy bij zonder stil, en beschouwde hij van tijd tot tijd Lan creville nauwkeurig; doch deze scheen hora niet te herkennen. Na den maaltijd ging ik met Obrist naar mijne woning en onderweg plaagde ik hem met zijne ongewone stilzwijgendheid onder tafel. Ja, vriend hernam hij, wie was toch om 's hemels wil die man met den houw over de regter wang. die aan het einde van de kamer zat Eu gêne Lancreville! antwoordde ik. Lancreville Lancreville, herhaalde Obrist in zich zelvend sprekendneen, neenzoo ia zijn naam niet. zelfs geene overeenkomst er mede; maar die naad, dat eezigt, die uitdrukking, ik kan het niet vergeten 1 Wie of wat is hij Dat weet ik niet mjjn beste Triend, ik kon het nooit te weten komen! was mijn antwoord. De nieuwsgierigheid van Becroy was zoo ligt niet te bevredigen; doch ik kon hem slechts mededeelen dat lancreville naar de hand van Josephine de Me rac dong. hetgeen ik bij gerucht gehoord had, en dat bij zeer achterhoudend was. Mijn vriend was blijkbaar in nadenken Terdiept en herbaalde meermalen: wonderlijk, zeer wonder lijk! Ten laatste verzocht hij mij om met Lancre ville, zoo ik hem zag, een gesprek over den vori gen oorlog aan te knoopen en hem te vragen of hij in den slag van Smolensko was geweest. Tevens beloofde mij Obrist, m, soodra ik hem Laeereville's antwoord terug bragt, mij de oorzaak >an zijne bewondering en vragen te verklaren. Het verzoek van mijn vriend was niet zoo ligt te vervullen. Sedert eenigen tijd had ik niet in de beste verstandhouding gestaan met Lancreville, en hoe kon ik hem dan zulk eene vraag doen Den volgenden voormiddag trof ik hem gelukkig in een koffijhuis der stad aanhet scheen dat hij by- zondcr opgewokt was, en bij sprak mij buitengewoon T»ce oude vrijste» uil de gemeente dyne jufvrouwen Rougeuiont, kort n» elkander ovni< o en die bij haar leven het medclijdeu opwekten door He ellende en de nijpende armoede, waaraan zij ten •rooi waren, hebben aar. haar erfgenamen het bagatel nagelaten van 368,000 franc». Mius'.-r.» de Helft van dit vermogen was in specie «jws'sneM in verscheide ne kasten. Keeds meendetaen al es gevonden te hebben toen aan den notaris, met het inventariseeren belast, j sehoorsleeiiplaat in het oog viel, waarachter meer dan vijftig stapels gouds" ukken werden gevonden. He dames uilige» aliijd srer jiover gekleed, waren ellendig gelogeerd en haar voedsel bestoud bijna uitsluitend uil brood met melk; op hooge feestdagen permiteerden zij zich de weeMe vaneen -takje vleesch, maai volgens de g tuigenis van dcuriagcr nooit meer dan 125 grammen voor beiden. Naar men verneemt, zijn door de politie te Jordrecht in beslag genomen twee baaltjes meel, als meelbloem in den handel gebracht, welke bij onderzoek van een monster door een deskundige, bleken, geen meel te zijn, maar atleen te bestaan uit koolzuur en zwavelzure kalk, als voe dingsmiddel geheel onbruikbaar en nadeelig voor de gezondheid en zou in deze zaak proces-verbaal zijn opgemaakt en aan de bevoegde autoriteit in gezonden. Men schrijft uit Odessa Voor een der vrede rechters alhier heeft dezer dagen een potsierlijke zaak gediend. Een troep jongen», van acht tot tien jaar, „kunstenaars" uit den circus van Jean Gode- frois, in deze stad voorstellingen gevecde, verschenen voor den rechter, om recht te vragen tegenover hun direkteur. Zij waren geëngageerd voor de panto- mine Aschepoetster en wel voor de rollen van Thiers, van den scbah van Perzië, een krijgsheld, den keizer van Ooslerijk, een Kussichen generaal, een Indiaanschen vorst en een marechaussee, tegen eene belooning van 20 kopeken de voorstelling eu 5 kopeken elke repetitie. De directeur evenwel betaalde huu het loon niet uil, dat voor eiken knaap ver scheidene roebels bedroeg voor de 25 voorstellingen die gegeveu waren; ook maakte de directeur reeds aanstallen, om zich naar elders te begeven. De comedie in Spanje wordt van dag tot dag belangwekkender. Van uur tot uur duikelen op het eindeloos lang tooneelplogram nieuwe personen op, die, roemrijker gedachtenis, zich geroepen voelen, de planken van het wereldtooneel te betreden, om of, als Cabrera zaliger gedachtenis, er imê vernield te worden oi wel te regter tijd hun onveilige positie te erkennen, om zich ijlings uit de voeten te maken Voor 't oogenblik schijnt „Sennnr Sai.ta Cruz,, zooals de roofzieke pastoor en moordenaar tegen woordig genoemd wordt, bijzonder in de achting zijner landslieden te rijzenvoor 8 dagen zou men hein nog aan de eerste lantarenpaal de beste hebben opgeknoopt, heden betoont eu regering en onderdanen een kinderlijke blijdschap dat het Santa Cruz goed- gedacht heeft, Z. M. Koning Alfons te erkennen. Ik geloof, dat de goede Spanjaarden eens weder san hun verstand beroofd worden, want al moge Santa Cruz ook in het carlistisch leper volgens regt gevonnisd zijn, zoo schijnt hij zijn landlieden, wat hun bestendigheid betreft, toch zeer nauwkeungte kennen en waarschijnlijk te jagen r.aar de hoogo eer, als voorvechter vau bet liberaal-ultramontaan- beleefd aan. Wij onderhielden ons over onbeduiden de dingen en toen hij over soldaten, die juist door de stad trokken, eene aanmerking maakte, maakte ik mij deze gelegenheid ten nutte en zeide: Met uw verlof, mijnheer Lancreville, gij hebt zeker vele veldtogti n medegemaaktwaart gij ook in den slag van Smolensko Nooit zal ik de uitdrukking, welke zijn gelaat toen aannam, vergeten. Zijne bruine wangen werden bleek of het uit toorn of uit verrassing ontsproot kan ik niet zeggen. Met een nitvorschenden blik antwoordde hij langzaam en honend Gesteld, ik ware in den slag van Smolensko geweest, of gesteld, ik ware niet daarin geweest, wat gaat het u aan, of waarom zou ik aan uwe nieuwsgierigheid moeten voldoen? Ik antwoordde, dat ik natuurlijk geen regt had, om hem naar datgene te vragen, waarop hij geen antwoord geven wilde, maar dat deze vraag zonder bepaald doel en zonder oogmerk om hem te belee- digen gedaan was. Lancreville maakte een stijve buiging, nam zijn hoed en ging met de woorden deze verklaring is voldoende, de deur uit. Zijne handelwijze beviel mij nietook was ik ontevreden op mij zeiven, dat ik aan het verzoek van Becroy gehoor gegeven en mij alzoo aan het gevaar van Lancreville te beleedigen blootgesteld had. Dadelijk begaf ik mij naar mijn vriend en verhaalde hem den ut» lag mijner zending. Becroy lachte mij uit dat ik door Lancreville's toon en antwoord zoo ontsteld was, en riep uit Ik weet l et reeds ik ben zeker van mijne zaak, ik kan mg niet vergissen hij is het het moet Leitsen zijn? W at meent gij Becroy Drijft gij den spot met mij? Luister, beste vriend, nu ral ik u alles verhalen. Zoo deelde hij mij het volgende mede. Slot volgt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1875 | | pagina 6