8 Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. Ao, 1877. 21ste Jaargang. No. 1011 r I lekend ma kinnen. Een leclijke plaats uit Shakespeare. SCHAGER COURANT Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager marktberigtden volgenden avond verronden aan hen die znlks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster Abonnementen op dit blad worden door alle Paus per jaar 3.Franco per post f 8.60, Afzonderlijke nummers f 0.07} ADVERTKNTiëx van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biêu. Postdirecteuren en Boekhandelaren aangenomen. BEVOLKING. NEELTJF. van DAANBERG wordt in haar belang aangemaand zich zoo spoedig mogelijk aan te melden ter Secretarie van Schagen. Aanbesteding van Remontpaarden Burgemeester en Wethouder» van Schagen brengen ter keunis van belanghebbenden, naat aanleiding eener aanschrijving van den commissaris des Konings in deze provincie, dat ingevolge de door den minister van oorlog gegeven bevelen, op den £0 Februarij e, k, des middags ten l£ uren, in hel openbaar zal worden aanbesteed de levering van 570 remont paard, en wel door de hoofdad- ministratie van het le Regiment Hussaren te Haarlem, 45 stuks v 2e v v n Venlo, 55 v 3e v ir s'Gravenhage. 60 v 4e v nu Leiden, 60 v v le regement Veld artillerie te Utrecht, 290 r v v rijdende ir r Amersfoort 60 l)e voorwaarden, waarop de aanbesteding zal plaats hebben, liggen ter visie voor belang hebben den aan de Provinciale Griffie van Noord Holland te Haarlem. Een derde van de te leveren paarden zal van iulandschen oorspong moeten zijn. Schagen, den 5 Februsrij 1877. Burgemeester en Wethouders voornoemd. G, J. MULLER, De Secretaris. DENIJS, Grondbelasting. Oe Burgemeester van Schagen, brengt naar aanleiding van art: 15 Sde lid der wet van den 26 Mei 1870, (Staatsblad No 82) ter kennis vau belanghebbendendat hij ter Secretarie van de gemeente' gedurende 30 dagen ter inzage heeft nedergelegd eene opgave van uitkomsten van meting en schatting bedoeld in de artt: 15, 23 en 43 der gemelde wet. Schagen, den 5 Februarij 1877. De Burgemeester voornoemd, G. J. MULLER, Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen Gelet hebbende op art. 264 der wet van 29 Junij 1851 (staatsblad No. 85), Brengen ter openbare kennis, dat het door hen voorloopig vastgestelde kohier van den hoofdelijken omslag cn dat voor de belasting op de honden, voor het loopende dienstjaar, gr durende veertien dagen, en wel van Dingsdag den 6en Februarij 1877 tot en met Maandag den 19 Februarij aaostaande, ter secretarie dezer gemjeute, voor een ieder ter lezing zal uederliggen. En is deze afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te doen gebruikelijk is. Schagen, den 6 Februarij 1877. Burgemeester eu Wethooders voornoemd, G J. MULLER. De Secretaris, DENIJS. Waarschuwing, van den geneeskundigen Raad voor Noord Holland tegen het ge vaar van groene arsenikhoudende kleurstoffen, Arsenikgroen, in den handel onder de nameD Parijschgroen, Schweinfurteruroen, enz: bekend, is een hoogst gevaarlijke verbinding van koperoxijde met Areenikzuur fwit rattenkruid.) Als groene verfstof in vele huishoudelijke zaken, komt het bijna in ieder gezin voor, waar hel aan leiding kan geven tot het doeu ontstaan van slepende ziekte-toestanden, die met altijd zoj kenmeikeud "ptreden, dat hun oorzaak spoedig is te ontdekken. Het genoemde Arsenikgroen, dat, zoowel om zijn geringen prijs als om zijn fraai groene kleur, gezocht is, lost in Ammonia met een blaauwe kleur op, waaruit het, bij verdamping van deze, vuilgroen terug blijft. Deze eenvoudige proef kan door iedereen worden toegepast, door op de verdachte kleur, waar en hoe ook aangebracht, enkele droppels van genoemde Ammonia renigen tijd te laten inwerking. Bij te genwoordigheid van Arsenikgroen wordt de Am monia donkerblaauw gekleurd en droogt, op wit papier overgebracht, vuilgroen op. Het Arsenikgroen laat zich daarenboven erkennen door dien het steeds als papverf op de stoffen is aangebracht en bij schuren of wrijven van het weefsel daarvan gemakkelijk loslaat. Bij den minsten twijfel echter vrage men het onderzoek van een deskundige, opdat men niet roekeloos, tot schade van zich zei ven en zijn gezin een gevreesdeu vijand in z'jn woning biuneuleide. De volgende in de huishouding voorkomende zaken bevatten dikwijls deze gevaar ijke kleurstof: A. Behangselpapier eu papieren rolgordijnen; B. Muur— en plafondverven; C. Vloerzeilen en daaronder de in deo laat- sten tijd ingevoerde soort (Linolerim); D. Meubelsitsen voor gordijnen, enz; E. Sistpapieren, zoowel ae soorten die vaak voor omslageu van boeken, voor brieven enve loppe» enz: gebruikt worden, als de meer dikkere waarvan lampenkappen cn etiquetten vervaardigd en doozen mede beplakt worden; F. Japouuenstoffen (Tarlatau), alsmede de bij het verven aan gebrachte moesjes; G. Groen gekleurd speelgoed, kunstbloemen, groene blaadjes voor suikerwerk, enz; II. de groeue blokjes der waterverfdoozen. Behalve het groote gevaar van vele dezer zaken voor kindereu, die de voorwerpen in den mond nemen en het schadelijke vergift derhalve direct in het lichaam brengen, bestaat er, zelfs zonder onmid- delijke aanraking inet die stoffen, gevaar vau groot nadeel voor de gezondheid, daar vele dezer voorwer pen, als behangselpapieren,papieren rolgordijnen, enz. door allerlei invloeden hun arsenikgehalte, in de vorm- van fijne stofdeeltjes of als een zeer gevaarlijke gasvormige verbinding, in de omgevende lucht verspreiden om bij de ademhaling onbemerkt te worden opgenomen. Er zijn intusschen ook onschadelijke groeue kleur stoffen, waaronder de meer donkergroene klenren, zooals vau damast, tafelkleeden, lakenstoffen, enz. mogen gerekend worden, die het mogelijk maken, dat er, zonder gevaar, enkele groengeldeurde voor werpen in de huishouding kunnen toegelaten worden. Aldus vastgesteld in de vergadering van den Geneeskundigen Raad voor Noord-Holland. Amsterdam, 19 December 1876. De Geneeskundige Inspecteur voor Noord-Holland, J. PEXN. De tijden zijn lang voorbij dat Helmers, Tolleos, en Spandauw, in hnnne van vaderlandsliefde blakende liederen, den roem van Nederland verre overschatteden, de tijden toen het voor een mis daad werd geacht als meu koel bleef bij het lied, dat de eer der vaderen verkondigde. Andere tijden, andere zeden. Wij hebben geleerd op ons vaderland met een soort van minachting te zien, eigentlijk gezegd beschouwen velen onzer zich te voornaam om een nederiandsch borger te zijn. 't Is waar in deo polilieken strijd zwetst men no en dan nog zoo'n beetje van den roem en den vrijheids zin der vaderen, maar heel veel meent men daar niet van, want kan men die vaderen op de eene of andere wijze declineren, men doet het zoo gaarne. Op onze nationale letterkunde vooral heef» men het erg geladen. Wat al reputaties heeft men op dat gebied niet trachten om te slooten. Zoo b.v. heeft het werk van professor Jonkb'oet over onze letterkunde als een najaars-slor n over den bloem hof gewaaid. Deze vcroordeeling zoude nog zoo erg niet zijn hadden onze critici daarbij niet de gewoonte om de grootheden van huiteulandsche letterkunde te vergoden. Neen! wij hebben er niets tegen dat men dweept met Shakespeare, Göthe, Daute, Calderen of Molière, maar als men deze mannen altijd verheft ten koste van onze vader- laudsche dichters dan komt ons nederiandsch bloed daartegen in verzet. Te wijzen op de gebreken onzer letterkundigen en van hunne schoonhedeu te gewagen als oasi-n in den woestijn, daarentegen buitenlandsshe dichters optehemelen en den lezer onbekend te laten met hunne fouten dat noemen wij een onvaderlandslievend streven, dat niet genoeg gebrandmerkt kan worden. Bij het lezen van zulke ophemelingen komt men soms wol in verzoeking oui te vragen, kent gij de goden waarvoor gij knielt wel in al hun daden Gij b.v. die Dante roemt, hebt gij hem wel waarlijk geheel en al doorgelezen of kent ge mogelijk alleen 'de plaatsen waarvan de critiek u zeide dat zij schoon waren, tien tegen een, durf ik wedden dat niemand de divina comoedia geheel heeft doorgeworsteld zonder het werk, meer dan eens taai cn saai genoemd te hebben, gij die op Lessing roemt kent gij ook zijn geest-looze blijspelen, b.v. de jonge geleerde En gij die in Shakespaere nooit iels anders dan te bewonderen vondt, kent gij de Tites Andronicus of het eerste gedeelte van ,den Hendrik VI? Vindt gij ook die stukken schoon, dan is uwe bewondering van de andere stukken der engelsche dichters zeker ook niet van de echte gehalte. In de geschiedenis van Frankrijk, is er geen edeler gestalte dan die van de maagd van Orleans, geen figuur, die met een reiner lichtglans is om geven. De teedere maagd, eenvoudige dochter van 't land, bezield door reine vaderlandsliefde en geloof die Frankrijk redde toen mannen bezweken en het aan den rand des afgronds stond, die inaagd die door de ruwste krijgers als een uit den hemel gedaalde heilige werd vereerd, de aiaagd die Schiller's tnuse inspireerde, zoodat zij de heldin van zijn schoonste treurspel werd. Deze vleklooze figuur wordt door Shakespaere in zijn Hendrik VI geschetst als een eerzuchtige heks en een ligtekooi van het minste gehalte. Teregt heeft men Voltaiie sterk veroordeeld omdat hij het vuile slijk van zijn vaak morsig vernuft op zulk een edel beeld wierp en toch was de Pucelle in vele opzichten slechts een navolgicg van Shakespeare stuk. De fransche dichter had redenen om het beeld te bezoedelen, op de maagd van Orleans beriep zich het catholieke Frankrijk als op het zigtbaar teeken der bescher ming van de heilige moedermaagd over den aller christelijksteu koning. Hij beschouwde het als zijn levenstaak dat bijgeloovig christendom te vernietigen, zijn aanval op de maagd van Orleans lag dus op zijn weg, haar bezoedeld beeld kan geeo wouderen meer doen. Maar Shakespeare kan geen ander doel met zijne vuile voorstelling hebben dan om de lage veroordeelen en gemeene driften van het volk te streelen. 'tls waar de verbittering der Engelschen tegen de jeugdige heldin, die hunne beroemste veldheeren had overwonnen, zal in dien tijd zeker groot geweest ziju, de laster waarvan Shakespeare de tolk is komt dan ook in eukele cronieken voor, maar toch toen het trenrspel was vervaardigd, waren nagenoeg 160 jareu verloopen sinds den dood van Jeanne d' Are. Het volksveroordeel had dus tijd genoeg gehad om zich te verbetereo. Onder de regering van koningin Elisabeth toen Shakespeare zijn hi torische treurspelen schreef warei. Frankrijk eu Engeland bondgenooten tegen Spanje, aan het 'tak kon dus ook geen politieke strekking om de haat des volks tegen Frankrijk optewekken worden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1877 | | pagina 1