Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
Ao. 1S78.
22ste Jaargang.
No. iOSS.
Bekendmaking.
f;
VOOKJAAKS -GEDACHTEN.
Nationale Militie.
f °P 3'
SCI1AGER COURANT.
Dit blad verschijnt twee marl per week: Woens-
dag- en Zaturdaq avond. Bij inzending tot 's mid
dags 12 ure worden advertentiën in het eerstuitko-
mend No. geplaatst, ingezonden stukken een dag vroeger.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.6o.
Afzonderlijke nummers f 0.07J.
Advertentiën van een tot vijf regels f o 75; ieder
regel meer ƒ0.15. Groote letters naar plaatsruimte.
Postdirecteuren en Boekhandelaren aangenomen.
Naar volksheil zonder deugd te dingen.
Is arbeid aan een rots te biên.
POLITIE.
GEVONDEN
E«»n katoenen zakje, blaauw(geruit)
waarin eenige goederen; de eigenaar kan zich ter
terugbekoining aanmelden ter Secretarie van
Schagen.
l'en jare 1877, uitgenoodigddie vóór den 3osten goedheid ten toon spreidt! Zeker, ook de na-
Junij aanstaande in te leveren, ten einde zich tuurbeschouwing in het voorjaar kan er toe
daardoor voor de nietigheid en verjaring ervan,]
.10' medewerken dat de mensch met meerderen moed
te vrijwaren.
Schagen den 28 Mei 1878
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, a. i.
Cs DE PATER VVetlt.
De Secretaris,
DENIJS.
Onderzoek van verlofgangers te lande.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
brengen ter kennis van de in die gemeente ver-I
blijfhoudende verlofgangers der Militie te land, I
Ffcrnndspuitdienst.
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
Maken bij deze bekenddat op Zaturdag den
lij aanstaande, des namiddags ten 6 uren,
'8:6T ,,wv« „or-
en ,877 voor zooverre zij voor den I April I den 3™°'n™ met de
1878 in bet genot van onbepaald verlof waren IIOODE lil. 4 Al HE (IIIAMISPII TE\,
jesteld, dat zij zullen hebben tegenwoordig te zijn j rn rnrprn daartoe op al het dienstdoend per-
*ij het onderzoek, hetwelk zal plaats hebben te soneel bij genoemde spuiten om op dien dag voor
v nagen op Dondeidag den Jiinij 1878, ^es nt n.) qemrld uur aldaar teqenwoordi 11 te zijn
voormiddags ten 9! ure, ten Randhuize aldaar.
Wijders worden aan belang,hebbenden in her
innering gebragt de navolgende bepalingen uit
de Wet op de Nationale Militie van 19 Au
gustus 1861 (Staatsblad No. 72).
Art. 130 Het Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgs
tucht voor het krijgsvolk te lande sjjn op de manschappen der
Militie te land, die zich onder de wapenen bevinden, van toe
passing en met opzicht tot de verschillende gevallen van desertie
op al ae bij de militie te land ingelijfden.
Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn:
lo. zoolang zij zieh bij hun corps bevinden;
2o. gednrende den tijd, dat het in art 138 bedoeld onderzoek duurt;
3o. in het algemeen, wanneer zij in uniform zijn gekleed.
Art 140. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in uni
form gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken
bem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje
en van zijn verlofpas.
Art 141. Behoudens, het bepaalde in art. 130 kan een arrest
van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen pro
voost of het naasthij zijnde huis van bewaring of arrest, door
den militie commissaris worden opgelegd aan den verlofganger:
lo. die zonder geldige reden niet hij het onderzoek verschijnt;
2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet
voorzien is van de in het voorgaand aitikel vermelde vo - neerpen;
3o. wiens kleeding- of uitrustingstukken, bij het onderzoek niet
in voldoenden staat worden bevonden
4o. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behooren
de, als de zijne vertoont
Art 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand
artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan
kau hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest worden ge
bragt
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan de
hem opgelegde straf, dan wordt hij, op schriftelijke aanvrage
van den militie-commissaris, te richten aan den burgemeester
der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder
verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbjj-
zijnde huis van bewaring of arrest overgebragt
Art 143. Onverminderd de straf, in art 141 vermeld, is de
verlofganger verpligt, op den daaitoe door den militie-com
missaris te bepalen tjjd en plaats, en op de in ait 140 voorge
schreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden onderzocht
Art 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig
maakt aan het feit sub 4o van art 141 bedoeld, of niet over
eenkomstig art 143 voor den militie commissaris verschijnt, of
aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert, snb 2o. en 3n.
van art 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van
drie tot zes maanden gehouden.
Art 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan
eene oproeping voor de werkelijke dienst, wordt als deserteur
behandeld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, ver
manen allen wie dit aangaat om, door in acht
neming van hunne verpligtingen, zich voor on
aangenaamheden en straffen te vrijwaren.
Schagen den 21 Mei 1878.
Burgemeester en Wethouders voorn.
C. DF. PATER, Burgemeester a- i.
DENIJS, Secretaris.
tegenwoordig te zij
an één guld>
ieder afwezige, welke boete voor de hoo/dlieden
op verbeurte eener boete van één gulden voor
wordt verdubbeld.
Schagen 28 Mei 1878.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
C. DE PATERWeth.
I)e Secretaris,
DENIJS.
en meerderen lust zijn levensweg vervolgt. Uit
die beschouwing toch leert hij dat hij op zijn
weg een leidsman heeft die zelfs de bloemen des
velds niet vergeet, het grasscheutje op zijn tijd
doet uitkomen en koesteren door de verwarmende
zonnestralen. Die gedachte, die wetenschap stemt
hein tot wezenlijken ernst, tot een opvatten van
het leven, niet enkel als een last of een gevolg
omstandigheden als eene noodzakelijkheid
neenmaar integendeel als een gave des
hcinels, als een voorrecht dat verdiend gewaar
deerd te worden.
Niet altijd zijn wij vervuld met het »fou sacré"
niet immer hebben wij den moed 0111 de 011-
standigheden die ons vaak zoo inoeielijk schijnen
en het ook niet zelden in werkelijkheid zijn,
onder de oogen te zien. Geen Inzonderheid mag
het heeten wanneer de mensch onder den last
der omstandigheden bezwijkt; dat door gebrek
aan wilskracht het leven een last wordt en ons
de kleine rampen des levens, als daar zijn
voorbijgaande ongesteldheid, tegenspoed in zaken
die ons bestaan betreffen, teleurstelling in vrien
den en dergelijken, ter nederdrukken en morrend
doen klagen over de rol die ons op het aardsch
tooneel wordt voorgeschreven.
Leven wij in dergelijken toestand, en wie kent
Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Schagen.
Brengen naar aanleiding van art. 228, alinea
2 der wet van den 29 Junij i85l, (staatsblad
No. 85) aan belanghebbenden in herinnering, dat
alle vorderingen ten laste der gemeente, zullen
moeten ingediend zijn binnen zes maanden vol
gende op het jaar waarover dezelve 1 nopen en
dat bij gebreke daarvan, die vorderingen zullen
verjaard en vernietigd zijn.
Wordende dus allen, die nog eenij;/ vordering
ten laste dezer gemeente uiogten hebben, over.
't Is een Onmiskenbare waarheid dat de weers
gesteldheid invloed uitoefent op de gemoedsge
steldheid van den inensch.
Is 't regenachtig koud en guur onwil- hem niet hij ervaring dan zijn we den slaap in-
lekeurig gevoelt men zich minder opgewekt; de 1 getreden die in de natuur den winterslaap heet
optimist bij mooi weer, krijgt pessimistische Maar ook voor den mensch breekt weer de lente
neigingen zondra de barometer tot regen enmet haar frissche geur, met haar heerlijken
wind daalt. Is de zomer teil einde en kondigen zonneschijn aan. De aandachtige en ernstige
koude en gure regenvlagen de koinst aan van naiuurbeschouwer put uit de outwakende natuur
het najaar met zijn gevolgde winter, dan stemt 1 kracht en moed tot een nieuw en opgewekt leven.
Zij spoort hein aan om met nieuwen lust te
werken in den kring waarin hij geplaatst werd
om zich meer en meer te weiden aan de
taak diè ook hij als lid der groote Maatschappij
heeft te vervullen om bij toeneming werkzaam
te zijn in het waarachtig belang van zich zelve
dat meestal hand aan hand gaat met het belang
van het algemeen. Een blik op de ontwakende
natuur is hem eene drijfveer om naar zijn ver
mogen mede te werken tot dooding en uitroeiing
van den slender en sleurgeest, die, helaas, nog
maar al te zeer ook onder ons den scepter
zwaait; tot opwekking van nieuw leven en
belangstelling in de zaak waarbij ieder is betrok
ken tot bestrijding en vervolging van alles wat
onedel, onrecht en onbillijk is,tot bevordering van
alles wat edel en goed is; tot bestrijding nogmaaG
van den geest die de domper-politiek huldigt,
die onze kinderen in domheid en onwetendheid
wil doen opgroeien; die het licht en den voor
uitgang haat omdat zijn werken en streven den
toets van een deugdelijk en nauwgezet onderzoek
niet kan doorslaan.
Laten we hel der wereld toonen dat ook wij
getooid zijn; wanneer daar de crocus en hvacinth de leute van eeu nieuw leven zijn ingetreden:
in alle kleiir-schakeeringen een tooneel aan zijn dat wij niet alleen en in de eerste plaats bij
04»g vertoont dat hem met heilig vuur bezield ons doen en laten ons eigen persoonlijk belang
beoogenmaar steeds op de algeuieene zaak
ons dit meestal zwaarmoedig; allerlei bezwaren
die we anders de eer de aandacht niet waard
keuren, rijzen dan, zoo al niet als bergen dan
toch als heuveltjes voor ons op. Hebben we
den winter achter den rug dan doet de lente-zon
weder liaar best oin met haar liefel ijke stralen
de aarde te verwarmen: gras en kruid ontkiemen
boom en struik ontluiken -alles zegt ons
dal de zomer in aantocht is. In wiens gedachte
is de herinnering niet levendig aan die heerlijke
avonden, wanneer de nachtegaal zijn lied kweelt
te inidden van eene doodsche plechtige stilte
die ons roept tot hooger gedachte; die avonden
welke ons zwijgend spreken van eene andere
wereld, van een leven in den geest, afgescheiden
van het koude proza der werkelijkheid? Ja,
onze geest heeft er wel eens behoefte aan om
ontrukt aan die koele berekeningen, erbij bepaald
te worden dat het leven nog iets anders is dan
een werken en zwoegen om eer, aanzien en
geldelijk voordeel.
llij d ie poëzie vindt in liet aanschouwen van
een rijke schoone natuur, hoe is hij opgetogen
wanneer onze velden in prachtigen hloemendos
met eerbied voor den Grooten en Onzielit-
baren die ook in de hloe:u zijn grootheid en
onzen
blik
hebben gericht; dat we vóóruit