HOSITA. Eene peruviaansche geschiedenis. Allerlei. Kenmerken van Hondsdolheid. Naar de dagbladen melden is te Parijs een vereeniging tot stand gekomen, welke, in overleg met liet gemeentebestuur, van den 1 sten Juli af, in uitgestrekte der stad toebehoorende gebouwen in de nabijheid van het tentoonstel- lings-terrein goedkoop buisvesting en voedsel aan de bezoekers der tentoonstelling zal aanbieden Voor slechts 5o fir. krijgt men gedurende zeven dagen eene kamer, twee goede maaltijden daags en vrijen toegang tot de tentoonstelling. Zij, die biervan gebruik verlangen te maken, wenden zich ten spoedigst tot de «Société d'alimentation et de logements a prix réduits», 6 Boulevard d^nfer, ten einde alle inlichtingen te ontvangen en den tijd van het bezoek vast te stellen, aan gezien elke week de toegetredenen voor andere moeten plaats maken. Betreffende den voor een paar dagen te IJmuiden gepleegden moordaanslag vernemen wij nader, dat de misdadiger een gepension- neerd O. I. ambtenaar, die als scheepswachter aan die haven onlangs is aangesteld -zeer ver slaafd was aan den drank en de vrouw, met welke hij leefde, voortdurend mishandelde. Een bij hen inwonend nichtje moet op dien dag hare tante beklaagd hebben over de gruwzame boosaardigheid, die deze van den inan te ver duren bad; de man luisterde in een aangren zend vertrekje dit gesprek af. en verscheen eens klaps, met een mes gewapend, in de kamer, greep het meisje aan, en bracht baar een gewel dige snede over den geheelen hals toe. Op bet hulpgeschreeuw van de vrouw en het ineisje schoten er buren toe, en werd de woestaard verhinderd zijn moorddadig voornemen verder te volvoeren. Dadelijk werd om een geneesheer geseind en deze liet zich gelukkig niet lang Wachten. Ofschoon het ineisje zeer veel bloed verloor, moet haar toestand niet hopeloos zijn. De man werd dadelijk in verzekerde bewaring genomen. Men schrijft ons uit Vlaardingen: Als een bewijs hoe sterk het bijgeloof nog heden ten dage is kan dienen, dat alhier in enkele buurten groote opgewondenheid heerscht, doordien 4 jonge dochters hetooverd zouden zijn. Alle 4 lo den van een Christelijke Jongedochtersverecniging De wonderlijkste en bespottelijk; t3 dingen wor den verhaald en honderden slaan er geloof aan. Zij, die beschuldigd wordt deze meisjes hetoo verd te hebben, is een turfverkooper, die zich bijna niet buiten de deur durft vertoonen uit vrees van beleedigd en nagejouwd te worden, wat reeds bij herhaling gebeurde. Gepasseerden Zaterdag had zij reeds een aantal harer klanten verloren. Uit het noorden des lands meldt men dat de grasmaaiers in geen jaren zooveel product hebben aanschouwd, als thans 't geval is. Er zijn streken, waar meer dan bet dubbele van anders geoogst wordt; dit, gevoegd bij den nog aanwezigen grooten voorraad hooi, doet eene goedkoopte van het wintervoeder te gemoet zien, die zeker in het laatste io-tal jaren niet heeft plaats gehad. Voorde huurders van boerenerven, de zoogenaamde »\veiers, is zulks eene verade ming van de vele opbrengsten, die hen tot hier- V. Over deze eerste schets voldaan, hief don Patricio zijn hoofd op, otn te beter over het effect te kunnen oord elen, toen een stortregen van kleine steentjes, die rond hom neèrvielen, hom uit zjjne beschouwing wekte. Een meisje klom van den top des bergs af, haar voet op de losse steenen der rots plaatsende, en hoe ligt haar tred ook wezen mogt, toch werden deze steenen, die op de helling lag.-n, door de aanra king harer voeten, in beweging georagt. Dit meisje, dat uit de wolken scheen te val en, was Ro-ita. Don Patricioriep zij uit op den jongen lui tenant toespringende, don Patricio, red u! Gij hier! antwoordde Patrick. Eu wat komt gij in deze eenzaamheid doen Red u, wat ik u bidden mag! herhaalde het meisje, hem bij de hand vattende. Kjjk; ziet gij die stofwolk niet in het dal?.... Zij zijn het. Maar wie dan toch hernam don Patricio met ongeduld. De roovers! hervatte Rosita met eene bevende stem. Kom spoedig, berg uwe papieren en vluchten wij naar de vlakte. Op dit woord van roovers haalde Patricio een ver rekijker uit zijn zak en rigtte dien op het dal, van waar eene stofwolk opsteeg. Hij zag duidelijk drie ot vier ruiters, die, met sabeh en snaphanen gewa pend, het bergpad trachtten te bereiken. Voorover gebogen op den hals hunner paarden, die zij driftig aanspoorden, galoppeerden zij met losse teugels over wegen, die met groote steenen als bezaaid waren, nu eens plotseling ter regter- dan wed;r ter linkerzijde groote omwegen makende, alsof zij nagezet werden en tot eiken prijs hunne vervolgens vooruit wilden komen. Toen bij hiernaar eenige oogcnblikken gekeken bad, nam don Patricio zijne potlooden weder op en begon hij uit zijn geheugen dat kleine groepje vlug- telingen te schetsen, dat een 'zeer levendig tooneel v ormdc. Wat doet gij riep Rosita, die bleek van schrik was, hem toe, ziet gij niet dat zij hierheen komen? toe drukten, en strekt de lage hooiprijs als équivalent van de steeds opgedreven pacht sommen, die bij niet weinigen grooten druk veroor zaken. De politie te Oosterhont doet onderzoek naar de daders van een zeer vreemden diefstal. In 1873 werd daar op het Protestantsch kerkhof de heer M. W begraven, op wiens nitdrukkelijken last op de lijkkist een rol perkament onder de graftombe werd gelegd. Aan de tombe is nu eeweld gepleegd, blijkbaar alleen met het doel om die machtig te worden, en toot zoover men door de gemaakte o pening ken waarnemen, is zij verdwenen. Op een winteravond bij het gezellig vuur gezeten, werd in een familiekring, een akelige schatgraversgeschiedenis verhaald. Ieders haren rezen te berge, maar een klein meisje zat on ophoudelijk te lachen. «Waarom lacht ge toch« vroeg de moeder; «weet ge wel wat een schat is «Wel zeker», antwoordde 't kleine meisje, «dat is de vrijer van onze keukenmeid!. Boer. (Tot den nienw aangesteldcn rent meester.) Het doet ons genoegen, dat u er zoo goed uitziet. Zwaarlijvige rentmeester. Dank je. Maar waaraan heb ik het te danken, dat gij daarin zoo levendig belangstelt? Boer. Ja, ziet u, wij denken zóó: als ge u al ergens anders vetgemest hebt, dan behoeven wij 't niet meer te doen! Hoe weinig geschikt een beschrijvingsbil- jet voor de personeele belasting ook moge wezen oin dichterlijke gedachten op te wekken, bet verhinderde een werkman niet de in bet biljet voorkomende vragen volgender wijs te beant woorden 18 stuivers is mijn wekelijksche huur: Door één schoorsteen-stook ik mijn vuur; Door twee ramen ontvang ik mijn licht, En 'k doe 's avonds een vóór- en achterdeur dicht. Mijn h uisraad is wel in één vrachtje te dragen, En 'k zal er dus maar geen taxatie van vragen. -- Een kindje, aan de «zorg» eener dienst bode toevertrouwd, viel, dank zij die »zorg,« met bet kinderwagentje omver. «Wel ineisjezei eén vrouwtje, dat medeliielp om het wagentje weder op te richten: «vergeet toch niet, het kir»d eens te laten drinken.. »Oeh,« luidde liet antwoord «dat hoeft niet; want de kleine is er al aan gewoon, bet gebeurt wel eens meer Oom. Hoor eens jongen, je bent nu van school af en begint zoo zoetjes aan een groot mcnsch te worden, je moet nu eens aan een beroep gaan denken. Wat zou je willen, dat oom je liet leeren? Neef. Als oom zoo goed wil zijn om mij iets te laten leeren, dun zou ik bet allerliefst willen leeren biljarten. eg-a--r* jmijmm «*um mi i II——— Binnen vijf minuten zullen zij bij ons zijn. Het geluid van onderscheidene schoten, die in dien zelfden oogenblik in hot dal weerklonken, sloten haar den mond zij viel half bewusteloos aan de voeten van don Patncio neder; deze boog zich over do rots h-en on keek aandachtig naar het geen er gebeurde. Hij had zijn verrekijker niot moer noodig, om al de bijzonderheden na te gaan van het treurspel, dat nu digt bij hem voorviel. Terwjjl de roovers vlugtten, was een gedeelte van de afdeeling lanciers, die tot hunne vervolging waren uitgezonden, den berg om gereden, om hun de vlugt af to snijden. Deze welnit- gevoerde beweging had eene ontmoeting ten gevolge. De roovers aarzelden een oogenblik, losten vervolgens in het wild hunne vuurwapenen op de soldaten, die hen het digst genaderd waren en wierpen zich toen midden in de digte boschjes, welke da hellingen der rotsen bedekken. De kogels hunner musketten haddon ecnige lanciers ligt gekwetst en twee of drie paarden gedood; echter werd hun vuur onmiddelijk door de lanciers beantwoord. De karabijnen van dezen trof fen juister dan de wijduitloopende trabucos der roovers; een kogel verbrijzelde een der vlugtelingen de dij en hij viel. De anderen, in plaats van hun makker te verdedigen, lieten hem in de handen der gcregiigheid achter en gingen zich in de stijlten der nabijliggende bergketen verschuilen. De gekwetste had geen lust om zich levend te laten gevangen nemen. Met zjjn rug tegen een boom geleund en geknield op het eenige been, dat hem nog kon ophouden, tartte hij door beleedigende woorden de soldaten uit. en beschreef met den gapenden mond van zijn Tuurwapen een kring rondom zich. "Was het wapen geladen of niet? De lanciers wisten dh niet en niemand hnnner wilde er gaarne de proef van nemen. Gedurende eeni- ge oogenblikken bood de bandiet den aanvallers het hoofd, even als een wild zwijn, dat door de honden is aangevallen; maar eensklaps gaf een brigadier zijn paard de sporen, stiet zijn lans den gewonde in hel hart en reeg hem daarmede aan den boom, die hem tot steunpunt gediend bad. De bandiet liet zijn wapen vallen zijne oogen, schitterende van eene laatste woede, sloten zich weldra en hij blies den adem nit. Het was een mulat van eene eolossale gestalte en reusachtigen bouw. De soldaten, trotsch op hunne overwinning, laadden zijn ligchaam op een hunner paarden, om het In het jaar 1620 werd Generaal Papen- heim in den slag bij de Witte bergen zoo zwaar gewond, dat hij bewusteloos onder de gesneu velden liggen bleef De krijgsman verhaalde later eens «Ik was bij mijn volle bewustzijn, ten minste ik kon denken, maar hooren, zien of mij bewegen kon ik niet. Ik meende dus niet anders, of de sabelhouw, die mij had ge troffen, bad mij 't levenslicht uitgeblazen, en 'k begon over mijn toestand natedenken. In den hemel, dacht ik toen bij mij zelf, ben ik niet, want van de hemelsche vreugde moest ik dan ten minste iets merken. In de hel ben ik even min want pijn of smarte gevoelde ik ook niet. Bijgevolg, redeneerde ik bij mezelf, moet je in een andere plaats, waarschijnlijk in het vagevuur zijn beland. Toen ik dit zoo had overlegd, wilde ik ook wel eens weten, in welk gezelschap ik mij daar bevond, en maakte werktuigelijk de beweging om rond te zien. Dit was juist mijn behoud, want op 't zelfde oogenblik trok men mij zorgvuldig van onder de dooden weg. Men had aan eenige beweging van mijn hootd be merkt, dat ik nog leefde. Rechter, En je bent getrouwd? Beschuldigde. Ja. Rechter. Met wie Beschuldigde. Met men vrouw. Rechter. Dat spreekt van zelf. Beschuldigde. Neen, menheer de rechter, dat spreekt niet van zelf; daar heeft u mijn zuster bijvoorbeeld, die is met der man getrouwd. lo. De honden wijken geheel van hnnne gewoonten af; sommigen worden stil, treurig en brommig; an deren zoeken donkere plaatsen op terwjjl een derde categorie onrustig en prikkelbaar wordt en neiging tot bijten of wegloopen verraadt. 2o. Vela dolle honden verlaten in de eerse dagen der ziekte liet huis van hunnen meester en loopen min of meer ver weg; ontmoeten zij geene hinderpalen dan keeren zij na verloop van 24 tot 48 uren terug. 3o. Vele aangetaste honden verliezen reeds na vor- loop van een paar dagen den trek naar bun gewoon voedsel, maar verslinden van tijd tot tijd andere za ken, die niet voor voedsel geschikt zijn, b. v. aarde, turf, stroo, hout, lappen, enz. 4o. Allo dolle honden blalfen anders dan gewoonlijk zij stooten nl. niet meer geluiden uit, die in toon van elkander verschillen, maar doen slechts één aanslag hooren, rekken dezen tamelijk lang en met een hoog accent. Deze soort van blaffen is een hoofdkenmerk der ziekte. 5o. Eenige honden blaffen zier veel, anderen daaren tegen zeer weinig. Bij do eerste wordt de stem lang zamerhand schor. 6o. Bijna alle dolle honden leggen moer lust tot bijten aan den dag dan in gozonden toestand- Dezo lust tot bijten openbaart zien eehter meer tegen an dere dieren dan tegen den monsch, maar zij is som tijds zoo groot, dat ook levonlooze voorwerpen niet gespaard bljjven. Do dolle houd herkent dikwijls zijnen meester en gehoorzaamt aan diens roed -, in andore gevallen wordt ook zijn meester niet door hem ont zien. 7o. Bij sommig dollo honden doet zich,dikwijls bij het ontstaan der ziekte, maar ook somtijds eerst na eenigen duur, eene verlamming van de kauwspieren vooi; tengevolge daarvan hangt het onderkakebeen in zegepraal binnen de stad te brengen. Zij hadden hem dwars over den zadel gelegdzjjne lange armen en beencn, die niet meer door het leven bezield waren stietten tegen de kejjen van den weg en de struiken geeselden dit gelaat, dat, met bloed en stof bemorst, nog schei n te dreigon. Nu zeide don Patricio tot het meisje, is de weg vrij; gjj kunt in alle veiligheid uwe wandeling voor zetten. Mijn God! Geheel alleen hier van daan gaan! riep Rosita uit; wie weet of zij nog niet meer zullen schieten Ik ga niet alleen van hier. Gij znlt mij naar huis geleiden, niet waar, don Patricio Wist gjj eens hoe bang ik ben En waarom, als gjj zoo bang zijt, waagt gij u dan alleen hier inde bergen? Luister zeide Rosita op ernstigen toon, en meer tot luitenant Patrick, die zich gere d maakte naar de stad terug te koeren, naderende ik was van ochtend een bezoek gaan brengen aan mijne peet, die daar in dat huisje, waar gij langs zijt gegaan om hier te ko men, woont. Zij is eene booze oude vrouw, die altijd op mjj knort en als bet niet was om mijne moeder te gehoorzamen, zou ik nimmer bij haar komen. Toen ik bij haar uit ging om naar de stad terug te keeren, ontmoette ik ruiters, die vlugtten en zeiden dat er roovers in den omtrek warende angst heeft mjj aan gegrepen En in plaats van wcêr bij uwe peet binnen to gaan, oordeeldct gij het voorzigtiger, om de kruinen der rotsen te gaan beklimmen Ja, om n voor het gevaar te waarschuwen en mij onder uwe bescherming te stellen, autwoorddo het meisje. Wie had n gezegd, dat ik hier was Wie het mjj gezegd had En wie heeft het mij ook gezegd, dat gij gisteren avond tot tien uro op den weg van Callao gewandeld hebt? Wie heeft mjj gezegd, dat gjj eergisteren een bezoek hebt afge legd bij de markiezen van Luister, don Patricio als eene Limanesche het oog op een caballero heeft laten vallen, hij moge dan een landsman of een vreem deling zijn, altijd zal zij al heel spoedig onderrigt wezen van al zjjne handelingen en van al zjjno on beduidendste daden. Terwijl zjj aldus sprak nam zij don Patricio's arm,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1878 | | pagina 6