Dl ÏMDMKM6.
MARKTBERICHTEN
Allerlei.
onder. De kogel spat als een ei uit elkander en er
komt een kleine vogel uit tevoorschijn, zoo groot als
het lid van een vinger, die een liedje fluitin het
volgende oogenblik is de tooverij verdwenen, de kleine
goochelaar maakt eene diepe buiging en iet zich met
alle deftigheid weder voor zijn tafel.
De restaurateur te Brussel, die het diner van den
30n Juni leverde, is door het feestcomité met 3000 frs.
beboet: 1000 frs. omdat de „garcons" geen nnmmers
hadden, 1000 frs. omdat niet al de flesschen wijn op
tafel stonden, 1000 frs. omdat er gasten waren die
niets te eten kregen. De belft der boete zal worden
verdeeld onder de huiszitteodo armen, de helft aan de
schoolspaarkassen worden geschonken.
Bij het regiment grenadiers en jagers de
acht regimenten infanterie, de vier regimenten
husaren en de cempagniën hospitaalsoldaten zijn
de milicien-verlofgangers der lichting 1873 on
der de wapenen geroepen van 7 Augustus a. s.
tot 14 September daaraanvolgende.
J. Obdain, ontslagen machinist van de
Holl. Spoorwegmaatschappij, is door de recht
bank te Haarlem wegens het zonder opzet ge
vaar doen ontstaan voor een trein, waardoor
eene botsing is ontstaan (op i5 April 1G78, bij
Driehuizen gem. Velsen), ten gevolge waarvan
verscheidene personen, hoewel niet belangrijk,
zijn verwond geraakt, veroordeeld tot eene cel
lulaire gevangenisstraf van 6 maanden.
Amsterdam schijnt nog altijd begunstigd
te worden met den invoer van worst en gerookt
vleesch van verdacht allooi. Is Meppel een tijd
lang het centrum geweest, waar bedorven vleesch
tot die einden werd verwerkt, in Zwolle schijnt
men het thans de loef af te steken, daar in
Meppel de controle te scherp wordt.
Dagelijks hebben daar aanhalingen plaats van
bedorven vleesch, afkomstig van huiten de ge
inccnte gestorven vee. Wat te Meppel niet wordt
toegelaten, ontvangt men te Zwolle, en men zal
wel doen in Amsterdam nauwkeurig toezicht te
houden op worst en vleesch uit die gemeenten
naar Amsterdam verzonden.
Burgerlijke Stand der gemeente Schagen
Ingeschreven vau 2 tot en inet 4 Julij 1878.
GEBOREN: 1 Julij. Cornelia, dochter van
Arte Bood en Maria Thomêe.
ONDERTROUWDgeene.
GEHUWD: geene.
OVERLEDEN geene.
Schagen 4 Julij. Aangevoerd 5 Paarden f80 a 180
Veulens f a Ossen f a
Stieren f a6 Geldekoeijen 170 a 190; 12 vette
dito f 220 a 290 12 Kaltkooien f 200 a 280.
Vaarsen a 10 Nuchterekalveren f 7 a 18
Rammen f a .50 magere Schapen f 20 a 26
Overhouders f a 100 dito vette f 35 a 36
50 Lammeren fll a 15. 10 Bokken en Geiten. 1 a
6. 50 magere Varkens f 11 a 15, 25 Biggen f 3a 5
30 Konijnen 10. a —60 20 Kip- f 0 40 a060; Eenden
Duiven f 0.af 0.200 Ki.ogr. Boter f 1 30 a
1.36 Kaas per kilogr. f 40 a 50. Kip eieren per 100 f3.
a 350; 1000 Eend-eieren f 3.40 a 3.50
WORMERVEER. 3 Juli Kaas: aangevoerd 20
stapels; hoogsto prijs voor kloine f 29.50, voor mid
dclbare f por 50 kg.
Uitgeest 3 Juli. De aanvoer en besteede prjjzea
ter markt vin heden waren als volgt: Koe f
Paarden f anuchter Kalf f af
54 Schapen f 32 a 34; Lammeren f .a
per stuk; vet Varken ct. per kilo; Biggen
f a 140 koppen Boterjvan 0.65 kilo]90 aI.O5
1060 Kip-eieren f 350; a 4 eenden dito f per
100 st.
HOORN, 4 Julij. Kaas: Ter waag gewogen 400
stapels, wegende 122950 kilo. Hoogste prijs: kleine
Hooi-f id Gros-f 32.50; Middelbare i<Lf
per 50 kilo.
Vóór twintig jaren werd als voorbehoed
middel tegen de aardappelziekte aanbevolen
tusschen de aardappels erwten te zaaijen, en
destijds werd geconstateerd dat de erwten de
aardappelziekte voorkwamen. Van Engeland uit
wordt deze raad nu opnieuw gegeven en als be
wijs aangevoerd, dat de genomen proeven in
derdaad een bevredigend resultaat hebben op
geleverd. Niet alleen dat de aardappel voor ver
rotting gevrijwaard is wat ten deele aan de
omstandigheid wordt toegeschreven dat de erw
tenplant eene groote menigte vocht uit den
grond haalt maar ook de erwten schieten welig
op.
Een O.-I. kapitein van langen diensttijd
en die reeds menige campagne in de Oost had
meegemaakt, liep zeer vrolijk af op een jongen
tweeden luitenant, die kersverse!» uit Europa
was aangekomen, en zeide, in de handen wrij
vend
Mijn jongen! Het zal er morgen op los
gaan Een flinke slag, dat beloof ik je
Hoe weet ge aat? vroeg de luitenant.
Wel, in het hoofdkwartier zijn een menigte
ridderkruizen en wel vijftig ziekenwagens aan
gekomen.
Een vader schreef onlangs aan zijn zoontje,
dat op de kostschool is
»lk heb een brief ontvangen van den lieerG.
(de kostschoolhouder), die zeer ontevreden over
je is. Gij zijl lui schrijft hij en brutaal. Ik
ben zeer hoos en als een pak slaag per brief
kon worden overgezonden, liadt gijer reeds lang
een gehad.
»lk hen wel; je moeder ook; zij is al te
goed voor je en als ik brom verdedigt zij je
altijd.
«Als bewijs dat zij te goed is, zendt zij je
ingesloten een couponnetje, maar buiten mijn
weten.
»Je vader.»
Een lang heer zei tot een kleine dame die de lange
sleep van haar kleed over den arm droeg: Veroor
loof mij uw regenmantel te dragen." Hij nam haar
sleep, kreeg een kleur ou vioeg om vergeving.
Hoor eens, wat mijn buurman een slechte vent is!
We hadden elkander ons woord van eer gegeven, dat
wij bij de kiezing van een lid voor den gemeenteraad
op elkaar stemmen zouden en nu heeft die schoft van
een buurman mij zijne stem niet gegeven. Er is ech
ter maar één ding dat mij troost dat is dit, dat ik
hem mijne stem ook niet gegeven heb."
de Noordpool trekken.
De heer Pierson behandelde de vraag: „Wat kan
den zendingsijver opwekken?" Te drienren hieldjhr.
Van Weede van Dijkveld, van Utrecht, op spreek
plaats no. 2 eene toespraak over de zending als eene
oefenschool in het Koningkrijk der Hemelen.
Intusschen had op spreekplaats no. 1 de heer T.
M. Looman, van Amsterdam, een overzicht gegeven
van de werkzaamheden der elf te onzent bestaande
Zendingsvercenigingen. Na hem traden aldaar op dr,
P. Cassel, van Berlijn, die in eene Duitsche toespraak
tot deelneming aan het werk der zending onder de
Israëlieten opwekte, en ds .A. Brummelkamp, van
Alkmaar, die aan bet leven van Livingstone eenige
lessen tot aankweeking van den echten zendingsgeest
ontleende.
Op spreekplaats na 3 sprak ds. Sjoers, van Dor
drecht, over de zending en den sterken drankds.
P. C. van Oosterzee, van Heino, had tot onderwerp
de zending eene vrucht des geloofs, en de heeren
E. E. Gewin, van Abcoud en A. Voorhoeve, van
Dedemsvaart, voerden het woord over het nieuwe ar
beidsveld, dat in Afrika door de jongste ontdekkingen
\oor de zending geopend is.
Daarmede was de tijd voor de afscheidsrede van
ds. Hogerzeil, van Amsterdam, en voor de slotrede
van ds. Hoog, van Haarlem, gekomen. De eerste gaf
zijnen hoorders drie vragen mode: Wie zijtgij? Wat
doet gij? Wat verwacht gij? Inde slotrede wekte ds.
Hoog zijne hoorders, naar aanleiding van I Cor. XV
58, ernstig en nadrukkelijk op om ijverig mede te
worken aan het uitnemende werk dor zending, in den
ruimsten zin genomen.
Vrijdag werd een kostbaar vrachtje uit Pest naar
Parijs gezonden, namonl. Hongaarsche schuldbrieven
tot eene waarde van 21 millioon florijnen, die door
den Hongaarschen minister van Financiën aan bet
Parijscho huis Hothschild werden gezonden om te wor
den gestempeld De stukken waren verpakt in acht
kisten en maakten de reis in gezelschap van twee
hoogo ambtenaren in jen salonwagen eerste klasse Te
Parijs waren de beambten Yan het huis Rothschild
aan het station, om de kisten terstond naar het ban-
kiorshuis te doen overbrengen, waar de stempeling
ongeveer 10 k 12 dagen zal duren. De reis van Pest naar
Parijs duurde 42 uren en gedurende dien tijd mochten
do Hongaarsche hoeren geen oogenblik slapen.
In de laatste 14 dagen zijn er op de Parijsche
veemarkt Ia Villette verkocht: 13,581 ossen, 432
stieren, 2562 koeien, 95,534 schapen, 11,797 kalveren
en 12,680 varkens.
In de afdeeling der Franscho uurwerkmakers
op de tentoonstelling te Parijs trekken voornamelijk
twee kunstwerken, waarvan men ter nauwernood do
wolergade zal vinden, de aandicht. Vogels, die gehecle
liederen zingen als het kwartier, half of heel uur slaat
zijn geon zeldzaamheden meer. Z;j zijn in zooschoone
exemplaren voorhanden, dat zij zeker meer opmerk
zaamheid zouden trekken, indion niet de beide be
doelde kunstwerken het publiek geheel bezighielden.
Het zijn twee gewono pendules met slagwerk. Op de
eene zit eene kostbaar gekloede Griekin, een beeldje
van ter nauwernood oen span hoog. Op haar knieën
rust een klein draaiorgel, waarop oen knaap zit. Als
do pendule het volle uur slaat, speelt, het orgel ten
melodie, b. v. het „Carnaval de Venise," terwijl de
knaap de muziek met bewegingen van zijn boofd op
de maat begeleid. Op den linkerarm der Griekin zit
eene bonto vink. Als het stuk uit is, steekt de vogel
zijn kopje op en herhaalt de melodie, terwijl de Griekin
door bewegingen van haar hoofd de maat aangeeft.
Het tweede mechanisme is nog merkwaardiger. Boven
op bet uurwerk zit een goochelaar, in Oosterscho
kleederdragt achter een gouden tafel, Aan zijn reg-
terhand staan drie zilveren klokjes op een bord. Het
uurwerk slaat, de goochelaar staat op en gesticuleert
roet de handen, als wilde hij 't publiek op zijn kunst
stuk voorbereiden. Hij neemt 't eene klokje op en
laat aan het geëerdo publiek zien, dat het ledig is,
grijpt naar het andere en zet beiden op tafel. In het
volgende oogenblik ligt bij ze beiden op en onder
ieder klokje ligt een verguld ei, dat vorschijut en te
rugkomt. Nu grijpt de goochelaar naar 't derde klokje
zet het op tafel en ziet, er ligt een bronzen kogel
SLOT
Ik weet het, dat gij altijd een goeden dunk van
mij hadt, ofschoon gij mijn omgang ook zorgvuldig
vermeedt, omdat mijn toon u dikwerf kwetste. Ik vind
u thans diep terncêrgebogen en dat doet mij leed:
nog meer leed doet het mij, daar ik weet, wat gij,
door een ongelukkig zelf bedrog misleid, gedaan en
geleden hebt. Wat zoudt gij zeggen, oude heer, indien
ik u in staat steldo, om u met de Voorzienigheid, met
uwe lieve kindoren, met u zeiven te verzoenen, en u
zoo een vrolijk afscheidsuur te bereiden. Het toeval
neen, Gods goede voorzienigheid deed mjj Egon's en
Krailie's verblijf ontdekkenik vond beide ziek, in de
diepste ellende, en hielp zoo goed ik kon. Toen mij
echter voor eenigen tijd het g- ld begon te ontbreken
geen christen en geen jood mjj moer borgen wilde,
en juist toen uw kleinzoon, mijn lieve peetzoon, ge
boren werd, ging ik naar een uitdrager en verkocht
hem mijn overjas. De oude vent beloofde mij den jas
eenigen tijd voor mij te bewaren, want ongaarne scheid
de ik van dit kleedingsfuk, dat mij herinnerde aan
een tijd, toen ik zeer gelukkig was. Eerst gisteren
kon ik er aan denken, mijn ouden vriend uit deu uit
dragerswinkel te halen. Ik ging daartoe op weg; de
winkel was gesloten; ik vraag naar de woning van
den manmen wijst men die. Doch niet mijn oude
uifdtaster komt te voorschijn, maar wel een jonge man
die zich de zoon van den oude noemt; deze was voor
vier weken overleden. Adieu, mijn lieve jas! dacht ik,
de erfgenaam van den oude zal hem sinds lang hebben
verkochtIk vraagde den jongen man er echter naar,
en gaf hem eene uitvoering beschrijving van het klee-
diugstuk. Ziedaar, mijn oude, eerlijke uitdragei had
mij zeer nanwkeurig aan zijn zoon beschreven, en hem
bij zijn doodbed doeu bolooveu, slechts mij mijn jas
weder to verkoopen. Vrolijk en blij maakten wij het
accoord, maar verbeeld u mijne verwondering, toen ik
den borstzak vond digtgenaaid, en in den zak een
voorwerp, dat zich op het gevoel als een pak brieven
vertoonde. Ik vraagde den zoon naar deze omstandig
heid deze wist mij er verder niets van te zeggen,
dan dat hij den jas zoo van zijn vader had overge
nomen, onder de gestrenge voorwaarde van den zak
niet te openen. Indien dat voorwerp vroeger niet in
den zak was geweest, dan had de vader het er zeker
voor mij ingestoken.
In gespannen verwachting wat dit alles te betee-
kenen hebben zou, opende ik den zak.
Een brief aan mij zelvon gerigt, is het eerste wat
mij in handen valt. De oude kleêrkooper bezweert
mij daarin de overige papieren, die het pakket bevat,
eerst nauwkeurig door te lezen en die dan aan u over
te geven.
Ik heb de papieren gelezen, en daaruit gezien, dat
mijn onde eerlijke kleêrkooper niemand anders was
dan die schelmsche Willem, uw bediende dien gij zoo
zeer vertrouwdet en die u zoozeer bedroog toen hij
u Ravenstein als een verrader en trouwelooze afschil
derde Voor omstreeks twintigjaren joegt gij hem om
andere slechte streken uit uwe dienstdat echter zijne
beschuldiging van Ravenstein valscn was geweest,
verna&mt gij nietwant hij moest, zoolang hij leefde
zwijgen, als hij zich zeiven niet de deure van het
tuchthuis openen wilde. Deze brieven zullen u van Ra-
venstein's onschuld overtuigen, en deze overtuiging
zal u billijk jegens Egou en Emilie maken, die slechts
op een enkelen wenk wachten, om voor u te ver
schijnen
De president was door deze mededeeling zoozeer
getroffen, dat hij niet in staat was te spreken; één
blik op den inhoud van het pak vergewiste hem, dat
alles was, gelijk Lodewijk hem zeide.
Waar zijn mijne kinderen? vraagde hij met eene
zwakke stom.
Lodewijk opende de deu*, en Egon en Emilie traden
binnen, gevolgd door Cainilla, die den kleineu Lode
wijk op de armen droeg.
Afgedaan! sprak de hofraad, terwijl hij zijn
neef hartolijk omhelsde. Gij zijt een edel mensch, Lo
dewijk; wij allen hebben u groot onregt ge laan. Maar
zoo gaat het in de wereld; wie zich niet naar de
eenmaal aangenomen vormen schikt, mag op misken
ning rekenen. Overigens hoop ik, dat Camilla, wanuecr
zij maar eerst uwe vrouw is, het weldra zoover zal
brengen, dat gij u minder vertoornt. En dus nogmaals
afgedaan.
En Lodewijk sloeg toe en zeide
Ik weet niet, of wij menschen niet het verstan
digste en beste handelden, door in ieder opzigt aan
ons zeiven getrouw te blijven en onze gebreken zoowel
als onze deugden in ons te bewaren. Willen we ons
anders vertoonen, dan we werkelijk zijn, dan kunnen
wij het ergste zelfbedrog niet ontgaan. Dat heeft de
arme president op eene bittere wijze ondervonden,
wiens dood ik niet beklaag, daar hij toch wel geheel
zijn leven door op eene pijnlijke wijze zou hebben
gevoeld, hoe verkeerd zijne handelwijze was. Spreken
de menschen van hunne veredeling, zoo moet ik over
hunne aanmatiging lagchengeen me sch wordt beter
dan zijne inborst hem maakt. Te zorgen dat onze gebre-'
ken'geene ondeugden worden, dat is onze taak, en wie
gevoelt daartegen opgewassen te zjjn, die is, naar
mijne wijze van zien, do eenig gelukkige mensch.
Zeer natuurlijk! riep Wallner in geestdrift uit,
en van een logisch standpunt beschouwd
Flora lachte, en Wallner verstomde.