Gemengde berichten.
De Erfgenaam van Ilornegg.
h.
de tuchtroede voor hare tekortkomingen van al
lerlei aard reeds ziet opgeheven. De vrees geeft
haar woorden in, die zij anders niet zoude ge
sproken hebben, op geheel andere gronden dan
die daar gesproken zijn moet, het algemeen stem-
regt worden afgekeurd, ik hoop deze later te
ontwikkelen.
SCHAGEN II December 1878.
In de vergadering van den raad dezer
gemeente, d.d. 10 dezer, werd, na mededeeling
van een paar missives van heeren Gedeputeerden,
ten geleide der goedgekeurde begrooting, dienst
1879, en de mede goedgekeurde suppletoire ko
hieren voor hoofdelijken omslag en hondenbe
lasting, een adres behandeld van /F. Kottel man
ter bekoming, in eeuwigdurenden erfpacht, van
bouwterrein aan het Hoog alhier, omtrent welk
verzoek werd besloten bet gevraagd terrein aan
adressant behoudens eenige nadere bepalingen,
aftestaan, tegen een jaarlijkschcn erfpacht van
7I cent per vierkante meter, afwijzend werd
daarna beschikt op een gelijk verzoek van K.
Wuiten om bouwterrein aan den weg leidende
van 't Jaarsdorp naar 't Tjallewal hoofdzakelijk
wijl door den raad bet bouwen van woningen, op
de bermen der wegen buiten de kom der ge
meente, niet wenschelijk werd geacht.
Vervolgens werd besloten dat de gemeentetoren
zal worden verzekerd tegen brandschade, voor
een bedrag van f 4°*ooo.Daarna werden de
gewone jaarlijksche verpachtingen van markt-
gelden, grasgewas enz. besproken, waarbij, wat
het ophalen der haardaseb en vuilnis enz. be
treft, eenige discussie ontstond voor het wenscbe-
lijke om den pachter voor bet vervoer daarvan
van gemeentewege va"n een gesloten voertuig
te voorzien. Bij meerderheid van stemmen werd
echter besloten bet volgend jaar daartoe nog
niet overtegaan iniar den pachter de zorg
opteleggen, dat bij bet vervoer de ingezetenen
niet worden gehinderd door het stuiven van
asch enz.
Nog werd der vergadering door den voorzitter
medegedeeld, dat de herstellingen aan den ge
meentetoren, voor zoo verre dte dit jaar moesten
geschieden, waren afgeloopen en dat het werk.
ofschoon niet op den bepaalden tijd, echter in
voldoenden staat was afgeleverd.
Bij de daarna gestelde vraag, of de boete door
den aannemer wegens te late oplevering van
bel werk beloopen, zal worden toegepast, werd
met algemeene stemmen besloten, daarvan kwijt
schelding te verleenen.
Verder kwam ter tafel eene missive van den
Heer J. Groot, onderwijzer aan de gymnastiek
school alhier, waarbij deze den raad alsnog de
voldoening van gemeentewege verzocht, van bet
thans tot t 17.teruggebragt tekort, op de
openbare gymnastiek uitvoering, door hem met
zijne leerlingen gehouden in.Februarij 11. Bij meer
derheid van stemmen werd echter besloten, deze
zaak, welke in een vorige vergadering was ver
klaard geheel van particulieren aard te zijn,
niet verder in behandeling te nemen.
Onder luide en herhaalde bijvals betui
gingen werd alhier Dingsdagavond, door de re
derijkerskamer Pbilotecbnie van den Wieringer-
waard, opgevoerd, (als No. 3 van den wedstrijd,)
«Schuld en Boete* van II. J. Schimmel.
Niet alleen dat het geheel den indruk gaf
van diepe studie en flinke oefening, maar er
waren onder de dames en heeren dilettanten,
die bewezen in hunne rol volkomen te buis te
Terwijl hij speelde, was mevrouw Ada met twee
heeren in het aangrenzend vertrek in een vrij luid
gesprek gewikkeld. De een was een man van niet
meer dan middelmatige grootte, iemand met een
alledaagsch gezicht; zijno trekken verrieden een zwij
gende wilskracht en somwijlen gleed er een lachje
over, dat er dan iets onaangeraams aan gafdaar
was iets boosaardigs in dien glimlach. Des te meer
viel de andere heer in het oog. Hij was groot en
forsch gebouwd, br» ed geschouderd en op den zwaren
nek rustte een xeer interessante fiere kop, met diep
ingedrukte en bruine trekken; zijne kin verdween
in een zwarten vollen haard 't sou oen fraaie
studiekop zijn geweest, indien hij eene meer opene
en innemende uitdrukking had gehad en er niet iets
onregelmatigs in geweest ware, waaromtrent men
eerst na nauwkeurig onderzoek zich rekenschap kou
geven. Het rechteroog lag kts hoogerdan het linker
en was ook eenigzins verder geopend, jukt zoo veel
alsof die verwijding ontstaan was door eene jarenlange
gewoonte een lorgnet te dragen, wat echter het geval
niet was; want de vreemdeling behoefte geen lorgnet
en droeg het evenmin.
Hij was juist bezig een bezoek te beschrijven, dat
hij des morgens had afgelegd hij den heer, die naast
hem stond en dien hij dokter Spengler noemde, en
van het vreemde gezelschap, waarin hij hem had aan
getroffen. Dokter Spengler had eene zeer geremo-
meerdc inrichting voor zenuwlijders overgenomen, eene
.dichting voor ziekelijk gevoelige hysterische patiënten
zijn en met regt ruimschoots het applaus der
aandachtige toehoorders verdienden.
De rollen werden over het algemeen goed
vervuld en van velen was het spel natuurlijk.
Verreweg het grootste gedeelte der aanwezigen
zal voldaan huiswaarts gekeerd zijn, dankbaar
voor den genotvollen avond, de overtuiging mede
nemende, dat liefde tot de kunst en goede lei
ding veel vermogen.
Ware het tooneel iets grooter en het decora-
tief meer toepasselijk geweest, het schoone van
het stuk zou beter zijn uitgekomen.
Gepasseerden Zondag den 8 dezer, woonden wij
de opvoering van Va rie Jeanne, of de vrouw
uit de volksklasse, door de rederijkerskamer te
Sint Maarten, hij; en toen wij vernamen, dat
zij datzelfde stuk, in de maand Januarij. als no.
4 van den Wedstrijd, alhier ten toonecle voe
ren, stond het bij ons vast dat zij in dien strijd
den palin der overwinning zou wegdragen, maar
nu wij gisterenavond Pliilotecbnie zagen opvoe
ren willen wij geen uitspraak doen, en verheugen
wij ons dat er eene jurij bestaat aan wier wij
zer oordeel de beslissing gerustelijk kan worden
overgelaten.
Het paardenspel van den liter Herman
Dassie, voldoet bij uitstek, er worden toeren
ten uitToer gebragt, die in het cirque van Carré
niet worden aangetroffen.
Benoemd tot hoofdingeland van Wnstfriesland,
van wege het ambacht van Westfriesland, genaamd
do Schager- en Niedorperkoggen, do heer P. Meurs en
tot hoofdingelanden- plaatsvervangers de heeren K Bree-
baard en P. van der Oord; tot heemraad van hot
ambacht van Westfr'esland, genaamd Drechterland van
wege de Oosterkoggen, do heer R. Kooiman Pz en van
wego de Middelkoggen de heer K. do jong; tot hoofd-
ingelnndplaatsvcrvanger de heer R. Bronkhorst; tot
hoogheemraden van den Hondsbosscho en Duinen tot
Petten van wege Waterland, Jhr. mr. D. van Aker
laken, en van wege Duinkarol, de heer J. Brasser
Jausz.; tot heemraden van het ambacht van Wost-
feiosland, genaamd de Vier Noorderkoggen, van wego
do Wognummerkogge, do heer A.Kistemakcr, en van
wego de Middelkogge, do heer S. Laan; tot Hoofdin
geland voor Westfriesland, van wege het ambacht de
Vier Noorderkoggen, do heer A. Commandeur.
Ilct hoofdbestuur der Vereenigin^ voor
lijkverbranding te 's Gravenhage beeft zich
tot de Tweede Kamer gewend met een adres
ter zake van hetgeen in bet voorloopig verslag
over het vijfde hoofdstuk der staatsbegrooting
afdeeling medische politie, wordt aangevoerd
over de wenschelijkheid eener wijziging van de
wet op bet begraven van lijken en hetgeen in
memorie van beantwoording daartegen wordt
ingebragt. Het adres bestrijdt de argumenten der
regering, en is van oordeel, dat zij ten onregte
schroomt maatregelen voor te dragen 0111 de
wet in overeenstemming te brengen met de
billijkheid, die, volgens adressanten, eischt, dat
aan de voorstanders van bet verbranden evenzeer
vrij sta naar hunne zienswijze te handelen, als
aan de voorstanders van bet begraven. Mitsdien
rigt bet hoofdbestuur tot de Kamer bet eerbie
dig verzoek, de belangen van ben, die door de
thans vigerende wet onbillijk bejegend worden,
in bare magtige bescherming te willen neinen.
Te Gotha beeft de eerste lijkverbranding
['laats gehad, gepasseerden Zondag is bovenge
noemde hoofd commissie uit s'Gravenhage der
waarts vertrokken om die plegtigbeid bij te
wonen.
Te Wemeldinge (Zeeland) bad jl. Vrijdag
eene onvoorzichtigheid grooteen verschrikkelijke
gevolgen kunnen hebben. De nieuw benoemde
burgemeester, de beer P. Dekker Jz.,was feestelijk
ingehaald, en zoowel het dorp als de geheele
burgerij was in eene vrolijke stemming. Een
inlaudscb kramer uit Goes wilde van die ge
en wanneer men den hoer naast hem, in zijn drogen
scherpen spot, de ongelukkige hoorde beschrijven, met
welke hij den dokter aan het ontbijt had getroffen,
zou men mccnen dat het eene verzameling was van
zoo potsierlijke, hersenlooze dwazen, dat men. in do
geheelo wereld haar gelijke niet vinden kon. Mevrouw
Ada moest gedurig om zijne beschrijving lachen
met een onderdrukte lach, want zij lachte nooit luid
en hartelijk. Eindelijk zeide zij:
.Maar gij zijt toch boosaardig, graaf; hebt gij dan
volstrekt geen mtdclijden met die arme, zii kememeben?
.Medelijden met krankzinnigen? Neen. Ik vind het
niet practisch, medelijden te hebben, oin 't even waar
mede, want ik zou niet weten, waar ik dan eindigen
moest. Ik zou ten slotte nog medelijden moeten hebben
met een hond, omdat hij geen menseh is, of met eene
struik, omdat zij geen boom is waar zou men dan
eindigen
.Mcvronw heeft evenwel gelijk,* viel dokter Spengler
in ae rede.
Mij althans boezemen die ongelukkig lijders groote
belangstelling in. Ik kan het mij zeer goed verklaren
dat de oosterlingen in een krankzinnige een heilige
zien. Die nnnschen leven sterker, dieper, gevoeliger
dan wij, hun leven is de karikatuur van het onze
zij worden de martelaren Tan mecseheljjke eigenschap
pen en hartstochten, waaronder wij slechts in meerdere
of mindere mate lijden. Zij zijn martelaren, wel niet
van het geloof, maar van hetgeen echt menschelijk
is, waarom zouden 2ij dan niet ook heiligen kunueu
zijn
.Martelaren van het eeht menschelijke! riep de
graaf uit. ,Ik vind, dat gij zeer gelukkig geslaagd
zijt -v de euphemismen to vermeerderen, die wij er
egenheid profiteeren on eenig Toordeel te be
halen en was met een zak gevuld met voetzoef
kers of zwermen en ander vuurwerk naar W e-
meldinge gekomen, om deze onder de feestvierende
bevolking aan den man te brengen. De zak had
hij, zonder dat iemand van den inhoud kennis
droeg, in de gelagkamer van het gemeentehuis
nedergezet, en (hoe? is tot'nog toe onbekend)
eenig vuur is daarmede in aanraking gekomen
waardoor bet vuurwerk ontplofte, de petroleum
lampen verbrijzeld werden en de kamer plotse
ling in lichte laaije vlam stond. Ijlings werden
in die kamer en de aangrenzende Raadszaal
waar bet bestuur en enkele corporatiën aan
wezig waren, de rainen stuk geslagen en zocht
ieder een goed heenkomen. Gelukkig was de
brand spoedig gebluscht en bad dit ongeval op
de vrolijke Steinimng der bevolking geen zeer
merkbaren invloed. Alleen mocht het olficiëele
vuurwerk dien avond niet worden afgestoken.
De burgemeester verklaarde, dat hij aan bet
niet officiëele vuurwerk genoeg had.
Omtrent bet vergaan van het Nederlandsche
schip Anna, op den Theems, vernemen wij het
volgende:
De Anna, kapt. W.H. Korfker, kwam van St.
Petersburg met bestemming naar Londen, en
was 'den 27en Nov. op de rivier voor Londen;
daar het stormachtig weer was, kon geen loods
aan boord koinen en moest de kapitein wel
doorzeilen. Zoodoende is bet schip aan den grond
geraakt, waarbij bet geweldig begon te stootcn,
zoodat bet al spoedig zand bij do pomp kreeg.
Wegens de hooge zee en den storm kon geen
stoomboot bet schip naderen en daar het
steeds bij bet wassende water meer begon te
stooten, besloot de bemanning bet te verlaten,
eerst inet de groote boot, die echter omsloeg'
en daarna met de sloep.
De equipage bad zelfs geeu tijd om bare klceren
te redden, en nauwelijks waren zij van boord,
of een der masten viel omlaag. De bemanning
kwam eerst den 28011 November behouden aan
wal te Southhead.
Onlangs ontsnapte te Londen een beer uit
zijn bok, doordat de bodem daarvan brak. Ieder
een, tot de oppasser toe, vlood weg, de beer volg
de een vrouw, die in doodelijke angst vluchtte
tot in een lakenwinkel. De vrouw sprong over
de toonbank en de beer haar na. Gelukkig rende
vriend Bruin baar voorbij naar een kamer ach
ter den winkel, bekeek zich daar, denkelijk voor
t' eerst van zijn leven, in een grooten spiegel,
en zette zich toen voor bet vuur dat beider in
een open haard brandde. Ongelukkig verstoutte
hij zich zijn poot op bet heeta ijzer te leggen
en brandde, zich deerlijk, zoodat hij onder een
geweldig gebrul terugliep naar den winkel, waar
hem reeds eenige oppassers wachtten, die hem
spoedig in verzekerde bewaring namen.
Ongelukkig,» zegt de heer Bolle van
Rotterdam, was bet nommer waarop de prij s
van f IOO, 000 in de staatsloterij is gevallen,
nog bij mij. Zulke ongelukken doen zicli gelijk
bekend is, bij verlotingen meer voor. Maar Bolle
is een genereus man. Hij wil de 42^o niet
beelemaal in zijn zak stoppen, maar geeft er
duizend van weg. De rest moet bij houden om
zich over zijn «ongeluk" te troosten, ,t Is ook
zoo ellendig als men niet eens gelegenheid krijgt
om de priemie voor een vmonsler-aanbicding»
van oude boeken kwijt te raken: men zou ge
neigd zijn om bet heele vak van loten schaggeraar
naar den drommel te wenschen. Komt bij of
iemand anders weer met zoo,n aanbieding
voor den dag, dan zal het publiek er natuurlijk
weer inloopen, zonder te vragen welke waar
borgen er gegeven worden, dat alles zuiver in
den haak is
voor gekken op na houden."
„Het kan zijn," antwoordde de dokter, „maar die
naam is volkomen juist. Het ia echt menschelijk om te
huiveren wanneer men des nachts door een donker
woud gaat; maar bij hon, wier geestvermogens ge
krenkt zijn, is dit huiveren gestegen tot een ontzetten-
den angst, tot het zien van schrikbeelden, die heu
vervolgen en kwellen. Het is echt menschelijk, eergie
rig te wezen en bijvoorbeeld, als men graaf is, te
wenschen dat men prins wordt maar bij den
krankzinnige is die echt menschelijke begeerte om
meer te wezen, tot eeno kwellende voorstelling ge
worden, dat hij een gevangen koning is, een mishandelde
monarch, die door een overweldiger met vergif en
dolk bedreigd wordt."
De graaf had zich half omgedraaid, terwijl de dokter
dus sprak: op het oogenblib, toen deze hem fixeerde
bij de woorden „dat men prins wordt", die met een
veel bettekenenden glimlach waren uitgesproken,
knikte hij, als getroffen, niet opgetrokken wenkhraau-
wen, even met het hoofd en ging toen plotseling,
als werd hij op eenmaal door zekere passage der
muziek aangetrokken, met zachte, op het tapijt bijna
onhoorbare sehreden naar de voorkamer.
Mevrouw Ada en de dokter wisselden een veelbe-
tcekenenden blik.
„Zeg mij toch," fluisterde mevrouw Ada tot den
dokter, „waarom hebt gij eigentlijk dezen graaf
Bernswald, dat wonderlijk sinjeur,hier gebragt? Wat
zoekt hij, wat wil hij in onzen burgerkring, waar ik
eigenlijk niet weet, wat ik met hem beginnen moet?"
,^at hij zoekt? Kennis met u te maken, Ada; en
wat hij wil? U het hof maken."
ȟtjj wat, bij kan zijn complimenten bjj veel voor-