llflllG
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
Ao. 1879.
23stc Jaargang,
No. 1166.
Bekendmakingen.
\lcjn diamanten knoopen.
Dit blad verschijnt twee maal per week: IFoens-
dag en Zaturdag avond. Bij inzending tot 's mid
dags 12 lire worden advertentiën in liet eerstuitkoinend
No. geplaatst, ingezonden stukken een dag \roeger.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar J 3.Franco per post f 3.6o.
Afzonderlijke nummers 0.07J.
Advertentien van een tot vijf regels fa gó; iedere
regel meer ƒ0.15. Groote L-tteis naar plaatsruimte.
Postdirecteuren en Boekbandelaren aangenomen!
Naar volksli.nl zonder deugd te dingen
ls arbeid aan een rots te bién.
Jagt en Visscherij.
De Burg-'mees'er van Schagen brengt ter kennis
van belanghebbenden het navolgend besluit
De Commissaris des Konings in N. Holland
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten
dier provincie van ia Februarij 1879, no a3;
Gelet op art. it der wet van i3 Juni/ 1857,
(staatsblad no. 87):
Brengt ter kennis van belanghebbenden
1. dat de jagt op eenden voor dit jaar in Noord
Holland zal worden gesloten met l Maart
a s., na welken tijd ook het kooi jen niet meer
zal mogen worden uitgeoefendzullende de
kooieenden opgesloten of gehokt moeten zijn
tot 1 Mei aanstaande
2. dat de jagt op ander waterwild voor dit
jaar in Noord Holland, zal worden gesloten
met ia April aanstaande
3. dat het weispel van kwartelen met steekgaren
of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend van
1 Mei tot 15 Julij aanstaande
4- dat de visscherij met uitzondering van die
met aalkorvcn, aaldobbers en paling fuiken,van
die met het schepnet of de gebben om kleine
vischjes te vangen voor de aaldobbersen van
die op snoek in de gemeente Texelvoor dit
jaar in Noord Holland zal zijn gesloten -van
I Maart tot l5 Mei aanstaande.
En zal dit besluit in het Provinciaal blad
worden geplaatst en in iedere gemeente van Noord
Holland worden aangeplakt.
Haarlem, 17 Februavj 1879.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(get.) ROeLL.
Schagen, 26 Februarij 1879.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
Het Hoofd van het Plaatselijk bestuur der
gemeente Schagen, brengt bij deze ter kennisse
van de ingezetenen, dat het kohier van het Pa-
tentregt dienstjaar 1878/9 derde kwartaal) op
den a4 Februarij 11. door den Heer Inspecteur
der directe belastingen te Amsterdam is execu
toir verklaard en op heden aan den Heer Ont
vanger van 's Rijks Belastingen voor deze gemeente
ter invordering is ter hand gesteld-
leder Ingezeten die daarbij belang heeftwordt
alzoo vermaand op de voldoening van zijnen
aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle
geregtelijke vervolgingen welke uit nalatigheid
zouden voortvloeijen, te ontgaan,
Schagen, den 27 Februarij 1879
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voorn.
G LANGENBERG.
De bovenbedoelde lotelingen, die om gemelde
redenen vrijstelling van ae dienst der militie
verlangen, worden aangemaand, om op den be
paalden tijd voor den militieraad te verschijnen
echter veel als jong mensch en vestigde zich in
Ralaghant waar hij arbeider werd in de groote
diamantmijnen gewoonlijk bekend onder den
Eerste zitting van den Militieraad.
Burgemeester en fFethoudcrs van Schagen,
brengen ter kennis van de lotelingen dezer ge
meente, behoorende tot de ligting van het jaar
1879, dat de Militieraad, op Dingsdag,den II
Maart 1879des voormiddags ten lij ure, in
het Raadhuis te Hoorn zitting zal houden, om
uitspraak te doen omtrent de vrijwilligers voor
de militie en de lotelingen, die reden van vrij
stelling hebben ingediendcp grond van de
bepalingen der wet van 19 Augustus 1861 (S/W
No. 7a); alsmede omtrent de lotelingen, die
volgens de artt. 55 en 56 der wet, niet tot de
dienst der militie kunnen worden toegelaten, en
alle overige lotelingen.
Bij art. 54 dier wet is bepaald, dat geene
vrijstelling, aangevraagd wegens ziekelijke ge
steldheid of gebreken of gemis aan lenqte, wordt
verleend, wanneer de betrokken lotelingr.iet
voor den militieraad is verschenen, zijnde dit
evenwel niet toepasselijk op den loteling, die
wegens ziekte of gebreken buiten staat is voor
den militieraad te verschijnen, daar deze, volgens
art. 89 der wet, geneeskundig zal kunnen worden
onderzocht op de plaats, waar hij zich bevindt
en zich met te verlaten op het ontvangen van naam van, de mijnen van Golkonda. Mijn
een oproepingsbiljet, daar het niet ontvangen van Lrootvader was een ernstige, stilleen ongezellige
dit bil/et niet ontheft van de verphgting tot het
verschijnen voor dien raad. j man* en was met 1)emmd onder zijne medear-
Schagenden 28 Februarij 1879. beiders. De eerste opzigter, stelde echter vee|
Burgemeester en IFethouders, vertrouwen in hem, en toen mijn grootvader
De Burqemeester
G IA NGENBERG ran& Tan °Pz,iIter "ad Rek regen, trad hij
Dc Secretaris 'n 'let huwelijk. De eenige spruit van die ver-
DEN1JS. bindtenis was Adjai Ghosat, mijn vader.De iliiidus
stellen, zoo als u mogelijk bekend zal zijn, veel
I belang in bet onderwijs, zelfs de armste beeft
zoo veel achting voor eene goede opvoeding als
Mijnbeer zeide de vreemdeling «deze knoopen j zelfs weinig bij den arbeiders stand in eene
behooren mij.« j beschaafde streek bel geval is. Bij geen mensch
Wij zaten alleen, tegenover elkander. De trein in zijne omstandigheden was dit gevoel zoo
waarmede wij reisden legde dertig mijlen in een sterk als bij mijn grootvader, zelve zonder
uur af.
Het begon reeds te schemeren en wij bevonden
ons halfweg tusschen Luik en Brussel.
Ik schrikte eu staarde hem aan, zijn haar was
donker eu hing in krullende lokken om zijn
hoofd, zijn oog was wild en vurig en hij droeg
een wijden mantel met een hoogen pelskraag.
Ik meende dat de man niet goed bij 't boold
was en begon van angst te beven. Eindelijk vond
ik den moed hem te vragen, «zeidet gij iets
Mijnbeer?* Ja zeker. Gij draagt daar een garni
tuur diamanten knoopen in mat goud gevat)
opvoeding, wenschte hij niets zoozeer dan dat
zijn zoon die voorregten genoot die, zooals bet
gewooulijk beet, slechts den rijken ten deel vallen
en door deze eerzucht gedreven, zond hij Adjai
Gliosal toen hiji elf jaar oud was, naar eene
beroemde academie te Benares. In het begin
verwonderden de menschen zich en vroegen
elkander wat dat zou beduiden en hoe of de
opzigter tot de middelen daartoe kwam.
«Hebt gij misschien in kort een aanzienlijken
schal gegraven?" vroeg de een.
«Wilt gij uit den kleinen Adjai een diamant'
zeer smaakvol gevat steenen van het zuiverste slijper maken?" vroeg een andere,
water, maar ze hooren u niet toe." Maar mijn grootvader zweeg, men hield
Hooren ze mij niet toe? langzamerhand op zich te verwonderen, eu
De vreemde knikte met het hoofd. j spoedig was de geheele zaak vergeten. Zoo
Ik bad ze voor naauwelijks acht dagen ge-gingen weder elf jaren voorbij tn toeu mijn
kocht, ze trokken mijn aandacht bij de uitstalling vader twee en twintig jaren telde werd bij naar
in liet venster van een juwelie- te Berlijn en Balachant terug gezonden om den zegen van
kosten mij neen ik durf niet bekennen hoeveel zijn stervenden vader te ontvangen. Hij vond
ze kosten uit vrees dal mijne vrouw het inogt den ouden inan op eene mat uitgestrekt en bijna
vernemen. Ik haalde mijn brieventasch te voor-van spraak beroofd. «Adjai fluisterde hij, Adjai
schijn en reikte den vreemdeling de rekening j miju zoon, gij komt juist bij tijds, want ik bad
toe, «Mijnheer» zeide ik. Wees zoo goed dit te j niet kunnen sterven zonder u nog eens te
lezen en u te overtuigen dat dit garnituur nie- j zien."
mand anders dan mij toebehoort Mijn vader drukte hem de hand en wendde
Hij wierp een blik op de rekening en gaf mij zijn gezigt af.
die terug. «Adjai" zeide mijn grootvader, «Ik moet u
«Werkelijk*, zeide bij schouder ophalend| een vreeselijk geheim toevertrouwen, wat mijne
beeft bet den schijn als of gij door aankoop de ziel niet mede in hel graf kan nemen, kunt gij
regtmaiige bezitter waart en des niettemin be j verdragen bet te hooren?"
hooren ze mij door regt van erfenis. Ik kan u
dat zeer ligt verklaren wanneer gij mijne ge
schiedenis wilt aanhooren, dan kunnen wij een
plan bedenken oin de vraag uit te maken wie
van ons de regtmatige bezitter is.
De moed ontzonk mij bij de koele vastbera
denheid van zijne stern en gebaren.
Zal ik voortgaan? vroeg hij en stak eenen
sigaar aan.
O ik bid u daarom, antwoordde ik.
Hij lachte beteekenisvol en schudde met het
Mijn vader drong hem tot spreken.
«Het is mijne eigene schande die ik u vertel
maar ik buig mijn hoofd voor de straf.
Mijn zoon ik heb gezondigd."
Mijn vader werd nieuwsgieriger.
«Gij zult mij in uwe herinnering niet ver
achten, Adjai."
Bij Brama, neen, zeide mijn vader en bragt
de band aan het hoofd.
«Zoo hoor
De oude bergwerker hief zich op zijne elle-
hoofd, woelde eenige keeren met zijne vingeren bogen in de hoogte en spande al zijne krachten
door zijne lange lokken, legde zijne voeten zeer in. Mijn vader knielde voor hein neder en
ongegeneerd op de bank tegen over, richtte
den blik vast op mij en begon.
«Ofschoon een Rus en in Petersburg geboren
luisterde: «Het gebeurde voor drie en twintig
jaren begon mijn grootvader te vertellen, toen
ik nog een eenvoudige arbeider in de mijnen
ben ik toch van Indische afkomst. Mijn groot- was. Eens stootte ik op een buitengewoon rijken
vader was ai' de provincie Hijderabad; reisde] ader. Mijn zoon ik kwam in verzoeking. De
f