De erfgenaam van llomegg,
toespraak door den lieer K. Blaauboer, moedigde
de Heer Morra hoofdonderwijzer aldaar, in
gevoelvolle woordm, den leerlingen aan op den
ingeslagen weg te blijven voortgaan. Hij kon het
niet gelooven en wilde het ook niet gelooven,
dat zij bun best hadden gedaan otn een prijsje
te winnen, maar dat zij hadden gewerkt om
kundigheden te'versamelen, die hen elk in hunne
werkkring zou kunnen te pas komen, met het
doel voor oogenom knappe werklieden te worden,
en later te kunnen steunen op eigen krachten.
Tevens herinnerde spreker de aanwezige Dames
en Heeren genoodigden, dat zulk eene school
eenige geldelijke offers kostte en koesterde de
hoop, dat allen die belang stelden en toonden
in de teekenschool aan 't Zand, ook dan zeker
wel het hunne zouden doen, om het teeken-
onderwijs door eenige bijdragen te steunen.
Te Rome leefde de buitgewoon schoone
Rosina, die dikwijls tot model voor schilders
gediend had, in de groote armoede; zij liep
door Rome's straten met een beeldschoon kind
te bedelen. Dezer dagen heeft een schilder,
Philibert C.. die langen tijd te Rome had door
gebracht en zich later tot zijn dood in België
had opgehouden, haar tot zijne eenige erfgenaam
benoemd. Zij komt nu, zegt men, in het bezit
van een half millioen.
«Gebruik bekend,of »nls voren» zijn
twee uitdrukkingen welke heeren apothekers
zeer ten onrechte gebruiken.
Zoo iemand mochten zij zich geenerlei ver
kortingen veroorloven, want de gevolgen van
hun haast kunnen te droevig zijn. Hoe licht
gebeurt het niet dat eene andere hand dan die
welke met het gebruik bekend was, de medi
cijnen moet toedienen en hoe moeilijk is het
niet om zich altijd precies te herinneren of
er b. v. oui het uur, of om de twee uur, een
theelepel of een eetlepel van iets moet gegeven
worden en welk verschil kan zoo iets niet
maken
Menigeen is geneigd om te denken «veel helpt
veel,« anderen om te meenen dat men de dosis
altijd wat kleiner moet nemen d.'<n de dokter
voorsch rÜft. doch hoe dit zij: wie den raad
van een geneesheer inroept en zijn voorschrift
wil volgen, moet hierin niet verhinderd worden
door de onachtzaamheid van een provisor en
het zou van belang zijn dal ieder steeds prote
steerde tegen het »gebiuik bekend.»
-- De orang oetang is een bewoner van onze
Oost-Indische bezittingen, bepaaldelijk van Bor
neo en Sumatra en behooit met den gorilla en
den chimpansé tot ééne familie. Deze drie soorten
van apen zijn groot, sterk van spieren en gelij
ken zeer veel op den mensch. Zij worden daarom
ook wel eens «hoschmenschen genoemd. Vele
menschen die in de gewesten wonen, waar die
dieren zich ophouden, beschouwen hen als
halve duivels en halve menschen en dat zij er
batig voor zijn, behoeft ons niet te verwonderen.
Nu, het is dan ook maar beter uit hunne
pootjes te blijven, want gemakkelijk zijn ze
niet, vooral niet als men ongewapend den strijd
met hen aanbindt. Rekent er dan maar op, dat
gij het verliezen moet.
De apen verdeelt men in twee talrijke familiën
en elke familie wederom in afdeelingen.
Tot de eerste familie behooren de meesteen
grootste apen, die het meest naar den mensch
gelijken. Zij bewonen de warme gewesten van
Azië en een groot gedeelte van Afrika. Tot de
meest bekende afdeelingen dezer familie behooren
de orang apen, waartoe de zooeven genoemde
oraug-oetang, de gorilla en de chimpansé. De
orang apen leven gaarne in de eenzaamheid.
Zij zijn onder de apensoorten wat sommigen
XLIII.
Hij zag terstond, dat, al was zij ook uiterst een
voudig gekleed, toch de snede van haar gewaad een
andere was dan die der meidon het blonde, weel
derige haar was blijkbaar met voel zorg opgemaakt
terwijl zij die vragen uitsprak, rukte zij haastig en
als beschaamd den zoom van baren japon, dien zjj;
om dezen te sparen, had opgenomen en in hare cein
tuur had gestoken, neder en gaf met de andere hand
den emmer aan een der meiden.
Leonbard zeide hij zich zeiven, een weinigje ver
legen over het vreemde dier eerste ontmoeting, dat
hij niet eene der nymphen uit de melkkamcr van de
grafelijke boerderij, maar de freule van den Randen
burg zelve voor zich moest hebben.
„Mag ik u eene aanwijzing verzoeken, hoe ik op
den rechten weg naar de voorpoort kan komen," zei
de hij, beleefd zijne reispet afnemende.
„Wilt gg naar h t hnis Randenburg? Loop dan
een eindweegs langs de schutting, tot gij eene ope
ning vindt, tenzij," voegde zij er bij, gij het verkies
lijker vindt daarover heen te klimmen dan zal ik
er u brengen."
Leonhard vond dit laatste zeker eenvoudigerhij
stapte op de onderste der dwarsgespjj korde planken
en wipte toen vlug over de schutting.
„Kom nu mede," ging zij voort, terwijl zij knikte,
als wilde zij hare tevredenheid te kennen geven ove r
die vlugheid, „hierheen."
Zij geleidde hem door de kleine weide, waarin Le
onhard zich thans bevond, daarna langs de gebouwen
onder de menschen zijn; kluizenaars. Het is
niet raadzaam, die heeren te vangen, wanneer
zij reeds op gevorderden leeftijd zijn, doch jong
zijnde, kan men hem temmen, maar toch nooit
zoo, dat zij in alles gehoorzaam zijn en worden
zij wat ouder, dan kan men wel ontdekken,
van welke afkomst zij zijn.
Dat het gevaarlijk is met apen om te gaan,
zegt de volgende geschiedenis.
Te Brunoy bij Parijs woonde de Heer Spon-
tini, een groot liefhebber van beesten. Hij had
op zijn villa ook een aap, die het gezelschap
door zijn grimassen amuseerde. Het dochtertje
van den heer Spontini, een meisje van drie
jaren, bevond zich eens met den aap alleen
in de eetzaal. Plotseling hoorde men angstkreten
van het kind uit dat vertrek. Men snelde toe
en wat zag men? De aap had het arme wicht
met een groot mes het neusje en een der oort jes
afgesneden. De aap werd wel oniniddelijk dood
geschoten, maar hiermede was de kleine niet
gered.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft het
drietal, dat in de vorige week wegens den na
maak en 't in omloop brengen van nationale
gangbare muntspeciën terechtstond, daaraan
schuldig verklaard en den eersten beschuldigde
veroordeeld tot acht, den tweeden tot zeven en
den derden tot vijf jaren tuchthuisstraf.
Petroleum moet, volgens het Scientific
American, hijzonder in deugd verliezen, wanneer
het bewaard wordt in vaten van metaal. Zoo
moet men het slechts eene week lang bewaren
in een looden vat, de petroleum zou zoo be
derven, dat de pit s'avonds verscheidene inalen
moet gereinigd worden, is de oppervlakte van
het lood metallisch zuiver, zoo moet de olie
reeds in een dag totaal bedorven zijn. Een ijzeren
vat schaadt aan de petroleum, met het oog op
de lichtkracht, weinig; de olie schijnt er alleen
een donkerder kleur door te krijgen en zet een
rooskleurig hc/.inksel af. Zink en slechte zink-
legeeringeo bederven de petroleum. Metalen
petroleum kannetjes moeten van tin, koper of
vertind koper zijn en niet met loodhoudende
legeeringen gesoldeerd, inaar bovenal verdienen
kannen of vaten van aardewerk of zoogenaamd
saniteitsgoed te voorkeur.
Om een paar Kabretleeren handschoenen
te maken, zijn drie personen benoodigd: de snijder
de naaier en de duinnnaker. Het naaien geschiedt
met machines, uitgezonderd de knoopsgaten. Het
werk van den snijder is oogenschijnlijk eenvoudig,
maar vereischt veel geoefendheid van oog en hand
zooals inen wel kan begrijpen, als men bedenkt
hoe net handschoenen moeten passen. Eene tafel
eene schaar, een mes, een pot met poeder, zijn
al de gereedschappen, üie de snijder noodig
heeft. Uit een gewoon vel komen twee paar
en uit een bijzonder mooi vel drie paar hand-
schoenen Nadat het vel gedroogd is, wordt het
zorgvu'dig uitgestrekt en nagezien of er scheuren
of breuken in zijn. Dan wordt het aan reepen
geknipt, die tweemaal de wijdte van de hand
schoenen hebben, en gewoonlijk blijft er dan
genoeg over om kleinere reepen voor de duimen
te knippen. Nadat de schaar aan de vingers het
behoorlijke iatsoen heeft gegeven, gaan de hand
schoenen in de handen van de naaiers over,
en vervolgens in die van de duinimakers, waaruit
zij spoedig in voltooiden staat te voorschijn
komen.
Te Munnekchurcn en Scherpenzeel hebben
meer dan 4°° turftrekkers het werk gestaakt,
omdat de bazen 80 h 85 ets. per are betalen
tegen f t.io d f i.i5 in 't vorige jaar. De tart
is echter aanmerkelijk iu prijs gedaald.
dor boerderij, die zjj links lieten liggen, terwijl rechts
de met riet bezette grachten van het oude kasteel den
weg vernauwden eo zoo langs de laatste tot aan de
voorzijde, waar een breede gemotselde brug tot hot
voorplein in het gebouw den toegang baande.
„Hoe kwaamt ge toch eigenlijk daar, in onze wei'
dekampen, waardoor toch geen weg loopt P" vroeg
zij, terwijl zij snel voortschreed en altijd oen pas
voor hem uitliep
„Ik kom uit het naastbij zijnde stadje, ik hob mijne
bagage daar achtergelaten en vertrouwde op mijne
gave om mij overal gemakkelijk te oriöntoero. om
het halve uur afstaads tot hier te wandelen Maar
het is mij slecht bekomen, ik heb anderhalf uur
lang gedwaald langs allerlei wegen en wanneer ik
naar bet doel mijner reis zag, schenen er zich altijd
weder nieuwe boschpartijen voor te plaatsen. Het
was alsof een ondeugend kaboutermannetje mij met
geweld wilde verhinderen, het huis Randenburg te
bereiken."
„Het wilde u misschien alleen maar ophouden,
opdat gij juist op het oogenblik zoudt komen om mijne
nederlaag te bedekken," zeide zij lachende; „ik had
de meiden berispt en w ilde haar toon en, dat ik beter
met eene onrustige melkkoe kon omgaan, dan zij,
het gevolg was niet zeer eervol voor mij. Dat ik u
nu juist den weg meet wijzen, maskeert echter op de
beste wijze mijnen aftocht. Nu hierheen re.hts
Zijt gij mijnheer Leonhard Korn F*
„Ja, die ben ik."
„En ik," antwoordde do jonge dame, ben uwe toe
komstige leerlinge."
Tevens wierp zij van ter zijde een onderzoeken
den blik op zijn persoon, een blik, die den zijnen
Sommige Amerikaansche bladen hebben
eene gevaarlijke voorliefde om misdadigers in
een romanesklicht te stellen. In bloemrijken
stijl worden bandieten als helden beschreven.
Jonge deugnieten verslinden zulk eene lectuur
en zien zich in hunne verbeelding reeds als
roemrijke moordenaar en moedige rooverkapileins
gevierd. Een berigtgever uit de Westelijke Staten
geeft in waarlijk hartroerende bewoordingen
zijne bewondering te kennen voor den onlangs
door gendarmen doodgeschoten Sam Basz, den
beruchten aanvoerder van de rooverbende, die
de spoortreinen aanviel.
»Toen de zon op haar rooskleurig leger aan
den westelijken gezichtseinder nederzonk, had
het volgende treffende tooneel in eene armoedige
planken hut plaats. Op eene harde, grove mat
lag een jong man, over wiens mannelijk voorhoofd
nauwlijks zeven en twintig zomers waren
gegaan. Van middelmatige lengte, eene wel ge-
ëvenredigde gestalte en een gespierden lichaams
bouw, met een schoon, maar door smart ver
wrongen, doodsbleek gelaat, behoorde hij tot
die mannen, die door de natuur bestemd schijnen
om over hunne makkers te heerschen en door
de vrouwen vergood te worden. Hij ademde
zwaar en met moeite, en nu en dan ontwrong
zich een onderdrukt gesteun aan zijne borst.
Niet ver van hel bed, waarop de stralen der
ondergaande zon vielen, stonden de Majoor John
B. Jones, commandant der Tcxasche jagers, en
de High van het district Williamson en beschouw
den den gewonde met onverschillige blikken.Maar
geenc liefhebbende vrouw, geen treurende vriend
was in zijne nabijheid. De jonge man, die daar
lag te sterven, was Samuel Basz, de vogelvrij
verklaarde, stoutmoedige aanvoerder der roo
verbende van Taxas. Het treurig uiteinde van
dezen grooten waaghals levert een van die
vuurbaken op, die haar licht over de zedelijke
schipbreuken op het strand van onzen tijd werpen
Zonderling dat een goede engel soms het donkere
pad van dit misdadig leven verhelderde. Een
schoon, rein meisje uit het noorden van Texas
waakte met liefdevolle oogen over het lot van
den roover. Zij was de stralende regenboog over
den duisteren afgrond van een verstoord ineu-
schenleven
De correspondent van zeker nieuwsblad
heeft de volgende beschrijving van eene Af-
gaansche schoone. Zij heeft blaauwzwart haar,
stijf met gom besmeerd en op verschillende wij
zen opgemaakt of in lange strengels op den rug
nederhangende De oorranden zijn doorboord en
met rijen zilveren ringetjes versierd, terwijl zij
bovendien nog een paar gewone groote oorringen
dragen. De hals en de borst zijn getatouëerd met
figuurtjes van sterren en bloemen, en het glin
steren van haar zwarte oogen wordt nog ver
hoogd doordien zij de oogleden met zwart an
timonium bestrijken. De wangen zijn rood ge-
blanket, en hier en daar zijn er gouden en zil
veren moesjes opgeplakt. Een losse neteldoekschen
of zijden rok, geel, hlaauw of rood, en eene wijde
broek van zijde of eene andere gekleurde stof
maken hare kleeding binnenshuis uit. Als zij
uitgaat, draagt zij eene lakensche broek, om de
knieën vastgebonden, schoenen van rood of geel
leder en eene soort van mantel. Sommige Jvrou-
wen dragen paardeharen sluiers, en andere maken
reukdoosjes aan haar voorhoofd vast, die rozen
olie of andere geuren bevatten. De Afghaansche
vrouwen oefenen veel invloed op hare halfwilde
mannen uit, en eene van Shere Ali's vrouwen
gaf hem soms duchtig met een pantoffel om de
ooren.
De onlangs overleden burgemeester van
Hamburg, Dr. Kellinghusen, heeft volgens zijn
testament een verinogen van ca. 14 milioen mark
niet ontmoeten kon, omdat hij juist naar het oude
gebouw opzag, welks voorkant zij thans hadden be
reikt.
„Gij ziet den onden Randenburg een beetje ver
schrikt aan," hernam zij glimlachend, „ik zal zeor leer
zaam en lief moeten wozen, om u te vorzoenen met
uw besluit, dat u herwaarts heeft gebracht. Hebt
gij niet al berouw, omdat gij geen prachtig kasteel,
geen park en geen wintertuinen met fonteinen vindt
„Waarom veronderstelt gij, dat ik zulk oen harts
tocht voor wintertuinen met fonteinen koester?
„Niet Nu, dan zult gij u wellicht met den Ran
denburg verzoenen. Mijn vader is blijde, dat gij bij
ons wilt komen en mijn broeder verlangt zeer naar
u. Schrik Diet, hij is zoo mak als een schaap en doet
geen kwaad."
Deze laatste woorden hadden geen betrekking op
graaf Albrecht von Bernswald, maar op een reus
achtigen berghond, die uit het voorportaal kwam
schieten en tegen de jonge gravin opsprong, zoodat
zij moeite had zich van hem te ontslaan.
„Zij leidde hem binnen in hot gebouw, in eene
groote gewelfde vestibule met gewitte muren, waarin
echter zeer Iraai gebeeldhouwde kasten stonden
vervolgens over hoogo en breede trappen en boven
door lange en nauwe gangen naar eene groote, lage
kamer, die met ouderwetscbe meubelen was gestof
feerd en naar twee kanten ramen had. Er stond een
reusachtig ledikant tejen den eenen muur en d .ar
tegenover een koiosale kachel.
„Hier moet gij u inrichten," zeide zij, hemvoorgain
de, „en zien hoe gij het vinden kunt met de mid
deneeuwen, waarin gij geraakt zijt. Ik zal mijn broe-
dor gaan roepen cn aan mijnen vader zeggen, dat gij