m JMBiiiJ.
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
ZOND 1G
Ao. 1880.
24ste Jaargang.
Y>. I25S
Bekendmakingen.
een gouden oorhanger.
een wit sehaap.
Nationale Militie.
Onze lieve vrouw van
Partenkirch.
Zitting van den Gemeenteraad van
13 Jannarij 1880.
Dit blad verschijnt twee maal per week. fFocns-
dag en Zaturdag avond. Bij inzending lot *s mid
dags 12 ure worden advertentiën in bet eerstuitkomend
No. geplaatst, ingezonden stukken een dag vroeger.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar 3.Franco per post f 3 6o.
Afzonderlijke nummers 0.07.J.
Advertentiën van een tot vijf regels f o 70; ieder
regel meer o.tü. Groote Ltteis naar plaatsruimte.
Postdirecteuren en Boekhandelaren aangenomen.
Naar volksheil tonder deugd te dingen
!s arbeid aan een rots te bicn.
POLITIE.
GE VONDEN
tijdperk van overgang, waarin de meeste j aan de jeugd eigen, en ik durf althans tot inijn
1 jreenigde j troost «eggen, dat mijn geschilder geen kuntwerk
kind met heeft bedorven. Onze lieve vrouw van Partenkirch
Inlichtingen zijn te bekomen ter Gemeente
secretarie van Schagen.
GEVONDEN:
Inlichtingen zijn te bekomen ter gemeente
secretarie van Schagen.
is mij evenwel eerst later duidelijk geworden.
destijds heb ik baar niet iteoordeeld, maar ik
heb baar bewonderd en aangebeden....*
En toch hebt gij mij zoo herhaaldelijk ver
zekerd dat ik uwe eerste liefde was!* riep de
jonge vrouw uit. en hare oogen schoten blik.
seinstralen.
Dat rijt gij ook«, gaf bij rustig ten antwoord
liet Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der j HeU "m "W ?hez!t «CWerU pn Klampt. Gij
Gemeente Schagen; brengt bij deze ter kennisse woet hoelang.... Dat elfenkind daarentegen heb
van de ingezetenen dier Gemeentedat het ik slechts uit de verte aangebeden en nimmer
Kohier der grondbelasting op de gebouwde en ;s (|e mogelijkheid van haar bezit in mijne ge-
onqebouwde einendommen, over het laar 1880,
op den .0 Januarij »88o, door den Heer Pro- j dachten °P6«komen ee" k~r tk haar
vincialen Inspecteur in de Provincie Noord gesproken, slechts zelden in het voorhij gaan
holland is executoir verklaard, en op heden bare stem gehoord en de. geheele droom heeft
aan den Heer Ontvanger der directe belastingen slbchts v(M.rtjen dagen geduurd.
vinnen deze Gemeente ter invordcriug is over-
In het
jonge meisjes, hoekig en spichtig zijn vereenigde j troost zeggen. dat mijn geschilder geen kuntwerk
zij de onbewuste bevalligheid van bet
de onbewuste waardigheid der jonkvrouw. Dat Wi,s eene der gewone landelijke hemelskoning
innen in een blaauwen mantel, met nedergolvend
Mond baar en zegenend uitgestrekte banden
lecht en slecht door een braven handwerker
uitgevoerd.
Het beeld was erg beschadigd, het gelaat
vooral zoo dat ik bet zoo goed als nieuw moest
schilderen, en daar bleek toen, dat de weg uit
bet oog, door den arm in bet penseel, of liever
uit bet hart in bet penseel, dikwijls digter bij
is, dan wij vermoeden. Onbewust waren iict de
trekken van bet blonde elfenkind, die ik aan
gegeven,
leder
ingezeten
Eens op een avond dat na dat de dag
welke daarbij belang heeft j gewoon drukkend geweest was, ontstond
on-
wordt alzoo vermaand op de voldoeniug van
zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten
einde alle geregtelijke vervolgingen welke uit
nalatigheid zouden voortvloeijen te ontgaan.
Schagen l5 Januarij 1880.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voorn
G. LANGENBERG.
Burgemeester ee Wethouders der gemeente
Schagen;
Brengen, ter voldoening aan de derde alinea
van Art. 26 der wet op de Nationale Militie
van den I9en Augustus 1861 [Staatsblad no. 72],
ter kennisse van de belanghebbenden, dat liet
overeenkomstig art. ai» dier wet afgesloten In
scbrijvings register van 1879, met de daaruit
opgemaakte alpbahe'.iscbc naamlijst, op beden
ter secretarie der gemeente voor een itder ter
lezing is nedergelegd tot en met den 21 Jann-
orij 1880, van des morgens 9 tot des namiddags
4 u re
Schagen den i3 Januarij 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. LANGENBERG.
De Secretaris,
DENIJS.
XI.
Dat zijt gij thans nog, merkte de jonge
vrouw aan, terwijl bare stem eenigzins beefde.»
Hij scheen dit niet op te merken en vervolgde:
Nu bedacht ik mij niet langer; ik bleef in
Partenkirch. Haar te zien werd het doel van mijn
streven, al het andere geraakte op den achter
grond. Reeds des morgens vroeg lag ik op de
loer. In hare omgeving was zoo menig schilder
achtig plekje, om na te teekenen, dat ik mijne
waarnemingen kon doeD, zonder haar lastig te
worden. Zoodra ik baar dan met bare begeleidster
eene andere dame zag uitgaan, sloot ik
mijn schetsboek en volgde haar op behoorlijken
afstand, of baalde baar in en verborg mij dan
ergens om ze nog eens voorbij te zien gaan....
Zij was niet alleen bet schoonste, zij was ook
bet bevalligste schepsel op Gods aardbodem
onweder, wat dat van beden, aan lievigheid
niets toegaf, maar bet duurde veel langer, bijna
den balven nacht, terwijl er regenbuien aan
wolkbreuken gelijk nedervielen. Den volgenden
morgen bleek dal bet oude dak der kerk hieraan
geen weerstand had kunnen bieden. De zolder
was doorweekt, de kalk boven bet hoofdaltaar
bad losgelaten en in bet nederstorten bet beeld
der hemelskoningin, die als onze lieve vrouw
van Partenkirch wijd en zijd vereerd werd, erg
beschadigd. En bet was den 6den Augustus. Op
den tf>, Maria Hemelvaart, stroomde bier jaarlijks
bet landvolk van nren in den omtrek te zamen....
Wat zou bet die vrome zielen een ergernis geven
als zij bet vereerde beeld zoo onkenbaar en
bedorven vonden en welk eene schande voor den
pastoor, die bet hein toevertrouwde heiligdom
zoo slecht bewaard bad! Toen ik in de kerk
kwam om de schade in oogenschouw te nemen,
stond de oude Heer radeloos met den koster te
beraadslagen. Plotseling begonnen ze met elkander
te fluisteren, toen begonnen ze mij te bekijken
en eindelijk trad de hoogeerwaarde op mij toe-
Ik bad zoo vlijtig zitten teekenen; zeide bij, of
ik misschien ook kon schilderen en de schade
die deze nacht had aangericht, herstellen?
Indien ik bet beeld slechts eenigzints weder kon
opknappen voor den >5den, zou hij mij rijkelijk
beloonen.
Het bloed steeg mij naar liet hoofd, Ancb io
sono pittore! klonk het in mij had'ik niet
jaren lang mede gezondigd aan de portretten van
Wedemeijer! dus gaf ik ten antwooid schilderen
kon ik wel maar had niets geen benoodigd-
heden daartoe hier, geene kleuren, geene pen-
seelen Al bet noodige zou hij mij bezorgen,
onderbrak de pastoor mij: een Heer uit Munclien
bad alle mogelijke schilder benoodigdheden in
de herberg terug gelaten en ter wille van d
goede zaak wilde hij. de Pastoor, den inbreu
op bet eigendom van den vreemde op zich nemen
Ik moest hem nu den dienst doen van ter>tond
aan het werk te gaan.
•Dit deed ik dan ook met bet zelfvertrouwen
de hemelsche gaf - in het begin althans on
bewust en toen dit mij duidelijk begon to
worden kreeg mijne geestdrift voor het inij op
gedragen werk nieuw voedsel. Den aanblik van
liet oorspronkelijke beeld moest ik tot mijne
diepe droefheid ontbeeren. Het weder was re_
genaebtig gebleven, de vrouwen waren bierdoor
ten huis gebonden en slechts enkele malen zag
ik voorbijgaande, mijn schoon ideaal op de ga
lerij of voor bet raam.
Op den zevenden dag, mijn werk was reeds
een heel eind gevorderd, verraste mij toen ik in
de herberg kwam om te eten, hst bericht dat
do kunstenaar van Munchen uit bel gebergte
was teruggekeerd. De waard bad hein reeds van
mij en van mijne koene onderneming verhaald,
en toen ik in de kamer trad kwam mij een
tatig man met een schoon verstandig gelaat te
geinoet, greep mijne band, zag mij scherp aan en
zeide met geroerde s'em; «sprekend zijn vader!*
ging toen op vriendelijke, vrolijke wijze voort,
was vol deelneming voor mijne plannen, beloofde
mij zijnen hulp, indien ik aanleg had om een
kunstenaar te worden -- kortom bij nam mijn
hart uiet storm in.
Wie was het dan?* vroeg de jonge vrouw.
Ik meende dat mijn vader uw vriend en
leermeester geweest was...."
Gij zult den naam we! raden* antwoordde
bij; hoor slechts verder- Wij aten te zamen en
toen moest ik hem vertoooen wat ik kon. Nu
wist ik op eens dat ik «iets kou, en ik geloof
dat hij mijne moedeloosheid bemerkte! Het
hoofd omhoog! zeide bij toen wij de kleine
sakristij binnen traden, die ik mij als werkplaats
bad ingericht. Maar nu zag hij het beeldver-
mderde van kleur, trok de wenkbraauwen zamen
trad snel op mij toe, hield mijn arm zoo vas'
dat ik wel bad willen schreeuwen van pijn en
vroeg op bet beeld wijzend: Van waar kent
gij inijne nicht? ik antwoordde dat ik haar hier
in Partenkirch nu en dan op de wandeling ge
zien bad.
Hij keek uiij daarbij zoo doordringend aan
en ik boog liet hoofd, en was overtuigd dat bij
alles wist.
In deze zitting werden, na voorlezing en
goedkeui ing van dc notulen der voi ige, gelezen