DE RIDDER VAN VENETIê. mailberichten vindt men bet volgende in de Matararo, fcergisieren^acbi^22 Maart ontdekteSodiwirijo in de kampong Nagabebun dat men bezig was zijn woning te oialergraven. Leuk weg legde bij zich op een balé neder, naast de plek waar inen aan bet graven was. Geen half uur daarna was het gat voltooid, en slopen 2 manspersonen achtereenvolgens er door. Toen ze beiden binnen waren, stond Sodiwirijo bedaard op, begroette de indringers op zeer beleefde Javaansclie wijze, en verzoent bon sich te houden of ze te 'buis waren. De beide bandieten, door die groote mate van beleefdheid overbluft, verzochten ongehinderd weg te mogen gaan. Sodiwirijo stond dit toe, onder voorwaarde dat zij, onder zijn toezicht, bet gat weder dichtstopten. Dit deden zij; zij werkten er ongeveer een vol uur aan. Daarna ginger. zij, na een beleefden groet heen, met het verzoek aan den huisheer, de zaak niet aan te geven. Na de catastrophe van '70 kwamen vele Fransche dames tot het besluit om hare uitgaven voor mode artikelen een weinig te beperken; een maatregel, waarop, zij intusscben al spoedig weer terugkwamen, terwijl de aanhangsters van bet gevallen Keizerrijk zelfs in het minst niet genegen waren oin hare verkwistende gewoonten in dit opzicht aftezweren. Evenwel waren de eischen, die toen zelfs aan een matig toilet gesteld werden, alles behalve gematigd: men rekende toch altijd nog noodig te hebben voor: hoeden a3oo francs, coiftures 1800, valsch haar 5oo, corsetten a5o. linnengoed 5ooo, schoeisel 120O, handschoenen 100, overig toilet 20,000 francs, 't geen dus samen voor den benijdenswaardigen beer gemaal een bedrag van p. m 3o,oo0 francs maakte. Sieraden en bvouteriën waren niet daaronder begrepen, maar het is waarschijnlijk, dat in verband met bet overige wel een sommetje van 25,ooo francs daarvoor behoorde uitgetrokken te worden. Dit nu was bet'budget van eene dame uit de grootte wereld, die dè mode geliefde te volgen of, om de technische uitdrukking van den beaichtgever van de «Times» te gebruiken, liet butget Tune dame élégante mais bonnette. Om nategaan wat eigenlijk geld verkwisten aan toilet is, zou men de begrooting voor de kleeding eener wezenlijke dame élégante moeten consulteeren. Hier kent de verkvvitsing geene grenzen; genoeg zij bet aantevoeren, dal een van die superlatief elegante dames in één jaar meer dan 25,000 voor levende bloemen in bare vertrekken besteedde. De Echo de Japan geeft de volgende bijzonderheden aangaande den brand der stad Tokio. Niets weerstond dezen vuuiregen, die alleen door de zee gestuit werd, en als wilde zij worstelen tegen dit element, deelde zij zich mede aan verscheidene jonken, die zich op de rivier Sumida bevonden; een gedeelte van bet eiland Tsoukoudasbima, een mijl ongeveer daar van verwijderd, is evenzeer verwoest; men is bet vuur niet eerder dan ten acht ure's avonds meester geworden. De statistieke opgaven dezer ramp is lang; aantal verwoeste straten 35, verwoeste buizen 83i6, tempels 2, godowus 58, bruggen 5, jonken 36, stations van politie 2, aantal peisonen zonder dak 4^,000, personen in de vlammen omgekomen 120, gewonde per XXXL Wat den bijtenden spot van Mauro Bembo in eene nrenlango rede niet gelukt was, dat bad de wilde wraakkreet van den Duitschen meestor en het noemen van een dierbaren naam als met een tooverslag be werkt uit nieuwsgierigheid eerst lachend en schert send, toen door de opgewondenheid dor maskerade aangegrepen, brullend en zich zelve tot eenen toorn opwindende, welks oorzaak de achtersten van den troep niet eens kenden, groeide de menigte steeds meer aan en richtte zich dreigend naar het hertogelijk paleis. Toen openden zich, als op een gegeven teeken, plotseling de poorten van de bibliotheek cn van de procuraties, hellebaarden bliksemden, commandowoor den klonken, bontgekleorde soldatenrokken werden zichtbaar en van achter de Marcuskerk over de Piazza dei Leoni verschenen twee vaandels Paduaansche ruiters in slagorde en 1 enden op de menigte in, zoodat de marmeren steenen onder hunne hoeven barstten. Wat de infanterie misschien niet gelnkt was, dat bewerkten deze door den Baad ontbodene en plotseling ontscheepte ruiters, daar de lagere volks klasse van Yenetië paard en ruiter bijna slechts van hooren zeggen kende. Gelijk de bewogen zee onder den boeg van een door stormwind voortgedreven vaartuig, stoof de menigte nit elkaar voer de vast aanééngesloten pbalanx der centauren, van wier boefslagen de procuratiëD dreunden.... klaar werwaarts de menscbenstroom ook vloeide, bij stoof als een wilde branding terug voor den dubbelen wal van hellebaar dier en arquebusiers die langs de zuilengangen opge steld waren. Hier en daar knalden de ongeregelde salvo's der plompe op vorken rustende lontgeweren en de in zinneloozen angst teingstroomende men- schenmassa's lieten enkele zwarte gestalten op den marmeren vloer achter.... Slechts een klein, door den wilden sir^dlust van Jacopo meedegesleept hoopje, bad zich ernstig teweer gesteld. Uit de golven van eiken opstand duiken immers enkele van die wilde, sonen 100. Geen pen vermag de hartverscheurende tooneelen te beschrijven, die men te aanscbouweu kreeg; vrouwen, kinderen, grijsaards, zieken, van schrik als krankzinnig, onder bet uiten van woeste kreten heen en weer loopende, om huu ko-tbnarlieden te redden, gaven aan dit angst wekkend tafereel eenige gelijkenis met de tooneelen uit de hel, zooals die op de Japansche kakeinono zijn afgebeeld. Geen stad ter wereld levert voor den gemeenen man zoo velerlei kleine middelen van bestaan op als Parijs, en geen wijk van Parijs meer dan die der Halles Centrales. Zoo beeft men er onder anderen, de kooplieden in gekookt eten, die de kliekjes van de tafels der rijkeu opkoopen. Al die overschotjes worden door elkander in een gesloten wagen geworpen en naar de Halles, de zoogenaamde reserve gebracht. Daar gaan de kooplieden in 't klein hunne keuze doen. Alles wat nog herkenbaar is, wordt met zorg uitgezocht, schoongemaakt en op een bord gelegd. De stukken die volstrekt geen vorm meer hebben, de overblijfselen van schapenbout, van gevogelte, de koolstronken, gaan bij elkaar en maken dat afschuwelijk mengelmoes uit, waaraan men den naam van arlequins beeft gegeven. Vroeger noemde men het rogatons. En dat alles wordt grif verkocht. Zelden gebeurt bel. dat een koopman in gekookt eten zijne waar niet om elf uur aan den man heelt gebracht. De eerste keus der vleeschen wordt gekocht door spaarzame werklieden, gierigaards die zich bet noodige ontzeggen, zuinige huismoeders en eenige goedkoojie restaurateurs; de arlequins worden verkocht aan arme stakkers, aan werk lieden buiten betrekking, aan voddenrapers enz. die voor twee of drie sous huu eetlust bevre digen. Dan heeft men ook de kooplieden in kruim en broodkorsten, die bonlangers en vieux, «oudbakken bakkers», genoemd worden. Hunne koopwaar wordt bun voornamelijk geleverd door de kostscholen, waar de kinderen zooals men weet, veel stukjes brood bederven, die zij onder de banken of in de hoeken der speelplaats schoppen. Al die stukjes brood, met stof bedekt ■net inkt of modder bevlekt, in de plassen getrapt of op vuilnishoopen uitgedroogd worden zorgvuldig opgezameld en in de boulangers en vieux verkocht. Deze verdeelen hunne waar in verschillende soorten. De stukjes, die nog een weinig ooglijk zijn, worden in den oven gedroogd en daarna afgeraspt om geroosterd in de soep te worden gebruikt; de meeste stukjes geroosterd brood, in de vorm van dobbelsteenen aan de publieke tafels opgedischt. hebben geen anderen oorsprong. Het kruim en de korsten, die al te slecht worden bevonden, worden in een vijzel fijn gestampt en maken het witten schraapsel uit waarmede de slagers de coteletten bestrijken, alsook het bruine schraapsel waarmede de spekslagers de bankethammetjes bestrooien. Van de kruimeltjes weet de boulanger en vieux ook partij te trekken. Hij brandt ze, stampt ze in den vijzel en maakt er een zwart poeder van, dat, met meel vermengd en met eenige druppeltjes kruizemunt olie besproeid,... onstuimige gestalten op, die, zonder te vragen naar het regt of onrecht der zaak, waarvoor ze strijden, zich steeds voegen bij hen, die 't bestaande willen omverwerpen en hun ganscbe leven lang slechts schijnen gewacht te hebben op den wilden alarmkreet van het oproer om hun somberen wrok te bevredigen. Dit hoopje menschep die vroeger Jacopo nooit hadden gezien had zich met hem met doodsverachting op do soldaten dor Republiek ge.worpen maar was door de geharnaste ruiters van Padna weldra uiteengejaagd en naar do Marcuskerk teruggeworpen. Een der laatsten met zijn lang zwaard een geduchten kring om zich heen beschrijvende, trok Jacopo terug naar het atriim van den prachtigen Dom. Twee der ruiters brachten hem zeer in het Dauw, een bad reeds de laus geveld om te stooten, maar door eene handige wending, gelukte het Jacopo, hun op de linkerzijde te komen. Beider paarden drongen tegen elkaar; door Jacopo's breeds kling in den buik getroffen wentelde zich het eene zijnen berijder onder zich begravende, op den mezaieken vloer van het atrium en den met ijzer bekleeden ruiter ver van zich slingerende stortte hot andere dier daarover heen.... Andere ruiters renden uiet wilde kreten van wraak toe en de laatsten van Jacopo's schaar vluchtten in de Marcuskerk. „\Vraak voor Sarina!" riep Jacopo en zwaaide zijn lang zwaard. Toen voelde hij zich plotseling bij den arm gegrepen en zag hij het wilde, verwrongen gelaat der bedelares. „"Wraak voor Savina leef voor nwe wraak!" fluisterde zij. „Kom, ik zal u voeren naar eene plaats waar geen ruiter u volgen zal." Zij trok den meester in haren donkeren hoek en toen eene smalle trap af. Zij bevonden zich in de crypta der St. Marcuskerk. Vijftig zuilen van Grieksch marmer droegen dit onderaardsch gewelf, in welks midden een marmoren kist het lijk van den heiligen Marcus. den beschermheilige van Venetië, borg. Reeds sedert eene eeuw had de cryta wegens het bij zuid- westerstormen indringende water, niet meer bij kerkelijke plechtigheden gediend- Toch zon het den geloovigen Venetianen als iets misdadigs toegesebenen hebben, dat ook de reliquien van den Evangelist door tandpoeder oplevert; en, wat nog het zonder lingste van alles is. dit tandpoeder is in geen enkel opzicht slechter dan een ander. Een Engelsch landedelman verbeeldde zich de grootste bokser van heel Engeland te zijn. Hij schreef zelfs een lijvig boekdeel over het nut en het voordeel der kunst van het huisvechten. Aangezien bij hiermede evenwel niet zoovele leerlingen verwierf als hij zich had voorgesteld, gaf hij op zijn landgoed, aan ieder die er lust in had, gratis ondericht in het boksen. Eens ontving hij bezoek van iemand uil zijn nabuurschap, met wien hij onder het wandelen over het voortreffelijke zijner kunst sprak en over de voordeelen die men daarvan in de samen leving kon trekken. Eensklaps greep de bokser zijn gast aan en wierp hem over zijn hoofid. Deze, die op den grond viel en zich verwondde, stond toornig op. «Mylord, zei de handige bokser op hoog ernstige toon «wil dit beschouwen als een bewijs voor de groote vriendschap die ik voor u gevoel, want gij zijt de eerste, wien ik dezen kunstgreep heb laten zien!" Een treurige gebeurtenis is dezer dagen te Berlijn voorgevallen: Een schipper met eene boot nabij de strafgevangenis te Plotsensee vertoe vende, zag op een brug over het Berlijn-Spandaur» kanaal een dame met een kind wandelen, üp eens legt de dame haar hoed en die van het kind op de brug neder en werpt zich in het kanaal. De schipper begaf zich onmiddelijk naar de plaats des onhuils en slaagde er in beiden aan wal te brengen. Het kind ,was door de moeder aan het lijf vastgebonden en was reeds dood; de vrouw gaf nog teekenen van leven. In verhoor genomen, zeide zij dat zij met baar echtgenoot, die haar soms sloeg, ongelukkig leefde en zij een einde aan haar leven wilde maken, terwijl zij liet kind dat aan de «Engelscbe ziekte" leed, niet aan vreemde handen wilde overlaten. Den volgenden dag kwam de echtgenoot van de ongelukkige vrouw en verklaarde dat de oorzaak moest geweten worden aan vlagen van waanzin, waaraan zij leed, doch dat van het door haar verhaalde niets waar was. Het onderzoek zal in deze wel de ware oorzaak aan't licht brengen, In een spoorrijttiig kon men eenige dagen geleden de volgende mededeel ing van een koopman medereiziger vernemen: Hij was naar U. geweest om rundernieren op te koopen. Op de vraag wat hij daarmede doen moest, was het antwoord, dat zij naar Amsterdam vervoerd, hij de aldaar opgekochte gevoegd en vervolgens naar Parijs gezonden werden De nieren werden opgekocht voor 3a cent per stuk. Te Parijs werden ze afgeleverd voor 60 cent per stuk en daar werd er vleescli-extract van bereid, welk praeparaat in blikken bussen in de handel werd gebracht. Van één nier verkreeg uien ongeveer 4 bussen vleeschextract, tegen den prijs van f I per busje De uitgekookte pieren werden te Parijs weder verkocht voor een prijs, die de kosten van verpakking in bussen enz. dekt. In Amsterdam waren er geen nieren genoeg te krijgen, vandaar dat de koopman daarvoor twee maal per week naar U. moest. Misschien kan 't bovenstaande dienen 0111 hen, die den lioogeu prijs van 't Parijsche vleeschextract niet kunnen bekostigen, aan te sporen, om te trachten dat heilzame voedsel zelf te bereiden, ai zou wellicht eenig gevaar konden worden bedreigd.... Naar de marmeren doodkist van den heilige voerde Margeritha den door den strijd uitgeputten on wanhopigen man. „Verberg u hier!" zeide zij, terwijl zij hem in de schaduw van de sarcofaag nederdrukte. Jacopo was tot stervens toe vermoeid. Met zijn lang mot bloed bevlekt zwaard neven zich, strekte hij zich naast het stoffelijk overschot van oen heilige uit op den raod- derigen vloer.... Bovon hem, tut aan de trappen van het hoogaltaar moordden en doodden de Paduaansche ruiters...» De Doge Donato Venier zat voor den kunstig uitgehouwen haard, die in den vorm van een dak in de kamer vooruitstak en waarin eeu vuur Tan welriokoud hout flikkerde... Stom en verstompt zag de Duge voor zich neder op den mozaieken vloer; gelijk de weerschijn der hel, verlichtte de vlam bet vervallen gezicht en menigmaal kwam er een lichte huivering over het gebroken lichaam, a'sof de vrees in zijn hol binnenste nog werktuigelijk heerschappij uitoefeode, nadat de moede geest ze sedert laDg had vergeteu. Plotseling richtte de Doge zich op en keek wild om zich heen toen zonk hij beschaamd en lachend om zijn angst weer neder in zijn stoel. Slechts de uitgebrande blokken waren met geraas inééngestort. En weder staarde hij onbewegelijk in het vuur. Daar ging, zond.er dat hij het vernam, de zware deurgordijn omhoog en Nicolo Sagredo verscheen daaronder. Eenige minnten lang beschouwde hij den kranken vorst, wiens somber gelaat door den weerschijn van het vuur onzeker verlicht werd, daarop trad hjj nader. De Doge richtte langzaam het hoofd op, maar den blik waarmede hij den Vicedoge aanzag, vertoonde niets meer van den angst voor zijn eigen leven--. Nicolo Sagredo beantwoordde de stomme pijnlijke vraag, die in het gezicht van den Doge lag, niet, maar zeide langzaam en den aangesprokene scherp gadeslaande „De Raad der Drie heeft zooeven het eerste verhoor van Savina Pesaro geëindigd. Toen men haar bekend maakte met de zware verdenking, die op haar rustte, antwoordde zij, dat ze den waanzin of de boosheid,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1880 | | pagina 2