Gemengde berichten.
DE JUDASKUS
enaars ondet het geslacht dat aftreedt, die
vvijgeti of met een verzwakte stem zingen. Het
tooneel is in den ongunstigsten toestand. De
hollandsche kunstenaars, ongevormd en 'toch
gekunsteld spelen meestal enkel slecht vertaalde
fransche of duitsche stukken, die geen persoon
uit de hoogere klasse onder zijn aanschouwers
kent.
Hollandsche schrijvers van veel talentals
Hofdijk en de reeds genoemde Schimmel en van
Lennep schrijven tooneelstukken in verscheidene
opzigten zeer verdienstelijkmaar die geen succes,
genoeg hadden om zich op het tooneel staande
te houden.
Het treurspel is in denzelfden kwijnenden
staat als de comedie en het drama.
In den nacht van Zondag op Maandag
is te 's Oravenhage aangehouden en ommiddelijk
naar het huis van arrest overgebracht een
persoon van omstreeks a?> jarigen leeftijd die
verdacht wordt in betrekking te'staan tot den
gepleegden moord op den jongenheer Bogaardt.
Hedenvoormiddag te IO uren is de gearres
teerde per celwagen naar het hoofdcommissaraat
gebracht om voor den officier van justiie het
eerste verhoor te ondergaan-
De getuigen waren aanwezig otn met den
aangehoudene te worden geconfronteerd.
Omtrent dit verhoor seinde men ons heden
morgen te tl uren het volgende:
Willem Marianus de Jongh, oud sergeant
van liet Oost Indisch leger schrijver aan bet
Ministerie van Koloniën, is heden nacht gearres
teerd. Hij heeft bekend de schrijvefc van den
anoniemen brief aan den Heer Bogaardt te
zijn.
Een nader bericht luidt:
Bij bet verhoor dat De Jongh beeft ondergaan,
moet hij, behalve de schrijver van den brief
te zijn, ook hebben bekend de persoon te zijn
geweest, die zich daags na den moord in de
nabijheid der Hoetkade bevond met bel doel
om de geldsom in ontvangst te nemen; verder
dat hij den degenstok heeft «overgebracht».
Hij beweert geene verdere inlichtingen te
kunnen geven, ontkent halsstarrig de moordenaar
te zijn en weigert of verklaart niet in staat te
wezen den bedrijver der gruweldaad aan te
wijzen.
Nog meldt men ons:
De aangehoudene De Jongh, vroeger onder
officier in het regiment Grenadiers en Jagers,
moet door den sergeant W B., die tijdelijk te
Brussel vertoefde en eerst Zaterdagavond is
teruggekeerd, aangegeven zjjn, daar deze het
handschrift in den verspreiden brandbrief her
kende, als overeenkomende met dat van een
zestal brieven in zijn bezit. De Jongh heeft
later dienst genomen voor Indië, is met klein
pensioen hier teruggekeerd, en als schrijver bij
het Departement van Koloniën werkzaam. He
dennacht werd hij uit zijne woning bij zijne
moeder, eene weduwe in de Nieuwe Schoolstraat,
aangehouden en naar het buis van arrest
ui ergehracht
Bij het verhoor van hedenochtend moet hij
hekend hebben de schrijver van den brandbrief
te zijn, doch getuigen zouden in hem niet tien
peisoon des ontvoerders van het kind hebben
iierkcud. Waarschijnlijk is hij dns de inede-
IX.
Rondom do villa Zaremkin te Sievering was het
barre winter. Alle takkon van bet woud waron bla*
derlcos en ratolden door de vorst in don feilen wind*
Do vensters van de eerste verdioping, de zuilen van
het terras en de sierplanten in den tuin zijn mot
stroo toegedekt. En de sneeuw warrelt als dol om
dit verlatene, eenzame huis.
Verlaten was het maar niet zoo geheel, op dezen
eersten sDceuwdag. Twee paarden staan op stal en
worden door een rijknecht verzorgd. En in het salon
flikkert een helder, vioolijk vuur aan den haard.
Wynflesschen en Engelsche cakes staan op eene
tafel en Luba Gulcska warmt zich de zolen van haro
laarsjes bij bet vnur, waarbij zij de sleep van haar
rijkleed hoog opbeurt- Graaf Surte zit op eene chaise
longue, beeft de rijhandscboenen uitgetrokken en
maakt bet zich gemakkeljjk om eene versnapering te
gebruiken. De rijstokken liggen op een fauteuil. Sneeuw
vlokken, die zij binnengebracht hebben, smolten op
het tapjjt. Het is daar werkelijk gezellig genoeg voor
ceoo onbewoonde villa, op een'dag met znlk eenen
sneeuwstorm.
Zij ziet er bijna niet als eene vrouw uit in haar
rijcostuum, dat haro slanke, koninklijke gestalte zoo
go<:d doet uitkomen. In beur haar glinsteren nog
i nkele snoeuwdreppels als brillanten, schooner dan
de echte. „"Wat een schoone rit was dat zegt
zij-
„Heerljtk indeidaad. Doch verfrisscbend
En Let vuur daarna doet goed Schenk mij ook een
plichtige. De aanhouding maakt veel sensatie
Omtrent de ontdekking van den briefschrijver
meldt de Heer J. A. de Bergh ons het
volgende:
De sergeant Musquetier, van de Grenadiers
en Jagers, deelt me mede dat hij. Zaterdagavond
van verlof terugkomende, de moordgeschiedenis
vernam. Toen hij Zondag het facsimile van de
hand van den brief zag, ontstelde hij bevig,
omdat hij dadelijk 'de hand van De Jongh,
een bekende van hem, Musquetier. zag en hij
begat zich om halfeen naar{ De Jongh, die
thuis was. Toen Musquetier over de m*>ord
begon te spreken, zeide de diep beklagenswaardige
moeder van De Jongh: «laten we daar niet
over spreken». Musquetier keek De Jongh
aan, die bleek werd en daarna vuurrood.
De Jongh wilde niet met Musquertier uitgaan.
Deze begat zich, na thuis eenige brieven,
die hij van De Jongh uit Indie ontving,
Seconfronleerd te hebben om half zeven naar
e politie.
Deskundigen stemmen toe overeenstemming
in bet schrift te zien. De Jongh werd onmiddelyk
opgezocht en gerarresteerd in den nacht om 4
uren. Dezen morgen bekende hij de schrjjver
te zijn en werd geboeid naar de gevangenis
overgebracht.
Het koppclteeken in 's Gravenbage op het
adres kwam op alle brieven van De jongh
voor
De Jongh zei zoo even op bet politie bureau
boosaardig tot Musquetier: »G..v..d dat is
ook een mooi grapje.»
Ook het Dagblad meldt dat De jongh
reeds eenmaal, wegens zijn gelijkenis met het
opgegeven signalement, in banden der politie
is geweest, doch weder op vrije voeten werd
gelaten.
Volgens verklaring van ben, die De Jongh
meer van nabij kenden, is hij van een zeer
stil karakter, meestal in zichzelf gekeerd.
Hij
- G'nG weinig uit en vooral des avonds
was hij meestal bij zijn moeder. Donderdag
den 23en, toen de moord gepleegd is, was liet
de verjaardag van De Jongh's moeder en, wat
opvallend is, dien dag is De J. niet aan den
maaltijd geweest; hij kwam des avonds omstreeks
.8 ure te buis. Dien avond na zijn tehuiskomst
bracht bij ook zijn zuster naar buis. Toen
den volgenden dag de moord aan zijn moeder
bekend werd en deze, die met mevrouw
Bogaardt op dezelfde kostschool was geweest
en baar familie diri kende, verpletterd Joor de
tijding, in zwijm yi,e), heeft bij den geheelen
nacht aan bet bed zijner moeder gewaakt.
Een paar dagen na den moord kwam bij
betgeen bijna dagelijks bet geval was, in den
winkel van zijn buurman dtn heer v. d.
Grijp, op den hoek'van de'Mauritskude, sigaren
halen. Hij liet bij die gelegenheid een degenstok
zien dien bij zeide gekocht te hebben.
Gekscherender wijze moet iemand, die daar bij
was, nog gevraagd hebben, hoeveel steken hij
bet knaapje daarmede bad toegebracht, waarop
hij zelfs, zonder van kleur te verschieten,
lachende geantwoord moet hebben.
Wanneer De J uitging bezocht hij in den
regel het Gafé St. Hu bert in de Hoogstraat en
menigmaal schreef bij daar des ochtends brieven.
Vermoedelijk beeft hij dus ook den brandbrief
in dat koffiehuis geschreven.
De politic heeft beden nacht de kellners uit
bedoeld café en ook uit andere koffiehuizen
ondervraagd, of zij omtrent liet schrijven
van dien brief ook nadere inlichtingen konden
geven, docli met zekerheid wist geen hunner
glas wijn in."
„Zoo heb ik het gaarne," zogt hij. „Wie zou
gedacht hebben, dat wij dio eerste sneeuwhui zouden
hebben op ons oerste verdere uitvlochtje Dat was
eene goede gedachte. Zulk eono villa is oen prachtig
dool. Mon kan zich wannen en praten, veel boter dan
in het paviljoen in 't Prater, dat toch altijd een
koffiehuis blijft.*
Zij lacht vroolijk. „Wio ons zoo kon zien, van onze
Weener kennissen, zon onze Terhouding eigenlijk voor
zeer dubbelzinnig moeten houden. Maar tusschen ons
beiden.Wij zijn immers meer collega's dan iets
anders, mijn écuyer!"
Daarmede neemt zij plaats op een tubouret nevens
hem zoodat zij lager komt te zitten dan hij.
„IA eet gij. Luba, da^gij eigenlijk oen zonderling wezen
zijt zegt graaf Surte.
„Ik Hoe zou dat toch komen Ik ben nooit
zonderling gemaakt geworden. Ik werd in' een
klooster opgevoed en trouwde met eeneu ouden man,
en ben altijd „mij zelve" gebleven Misschien maakt
zelfstandigheid zonderling. Maar ge houdt mij toch
niet voor slecht?"
Dat zegt ze glimlachend, terwijl zij haro sigarette
uit den mond neemt cn hare blanke' hand licht op
zijnen arm laaf rusten' Hare waDgen zijn daarbij met
een hoogen blo3 overtogen. Zij is op dit oogenblik
gelukkig, de arme vionw. Zij kan met hom praten,
als met een kameraad. Geene onedele, geene lage
gedachte doorkruist bare ziel; maar hij ziet haar aan
en zij zijn alleen, alsof hij haar toebehoorde. Zij
drinken een glas wjjn en rij klinkt met hem. Niet
„frivole". Daartoe bezit zij te veel echt vrouwelijke
trotachheid. Maar zonderling opwekkend. Zijn rijplaid
iets méde te deelen. Na de arrestatie heeft de
justitie in den afgeloopen nacht bij De J.
huiszoeking gedaan, doch niets gevonden waaruit
op te maken was of men in den briefschrijver
ook den moordenaar gevat had.
Uit Italië is dezer dagen bericht ontvangan,
dat het eindelijk, na 3a jaar. aan de karabiniers
gelukt is, deu moordenaar Tolu in Sardinië
gevangen te nemen. Een gewone moordenaar
was Tolu niet. Hij heeft zich 3a jaren lang,
alleen door de hulp der sardiiiische bevolking,
aan den arm van het gerecht kunnen ontrekken.
De bevolking voelde meer medelijden dan
afkeer voor hem, hoewel hij een moord op
zijn geweien had. Ziehier wat er voorgevallen
was
Tolu woonde met zijn schoone vrouw in
het dorpje Florinas, nabij Sassari. Naast zijn
huis was de woning van een ander, en Tolu
bemerkte alras, dat eene veel te intieme
verhouding bestond tusschen zijn vrouw en
zijn buurman. Hij waarschuwde beiden, maar
te vergeefs. Eens veinsde hij het dorp te verlaten,
verborg zich in de nabijheid, en zag nu duidelijk
wat hij reeds lang had vermoed. Dienzelfden
dag het was Zondag, wachtte hij zijn buurman
bij de kerk op en schoot op hem, het schot
mist. Tolu sloeg nu melde kolf van het geweer
de hersens van den boeleerder in. Een aantal
dorpelingen waren er getuigen van, maar
niemand legde de hand op den moordenaar, die
terstond de vlucht kon neinen, en zich verder,
nu hier, dan daar, verborgen beeft gehouden.
De landlieden kenden hem allen, inaar niemand
wilde hem verraden, omdat niemand zich ooit
over hem te beklagen had gehad. Hij werd
zelfs dikwijls tot scheidsrechter geroepen, als
de herders het oneens waren over het recht
san weiden. Hij leefde van de gastvrijheid der
landlieden, die bet als bun plicht rekenden
hem te onderhouden, en tot loon daarvoor
verdedigde bij hunne rechten.
In een onzer groote steden, aan een
breede en veelbevaren rivier gelegen, werd
onlangs aan de leerlingen in de hoogste klasse
eener kosteloozu school, die aan het andere
uiteinde dier stad zich bevindt, gevraagd of zij
allen wel eens bedoelde rivier hadden gezien:
van de 6o kinderen waren er omtreeks au,
die een ontkennend antwoord geven moesten!
Een onderwijzer zal allicht geneigd zijn, in
dit bijkans ongeloofelijke feit een nieuw bewijs
te zien van de buitengewone moeielijkheden,
waarmede een volkschool, die door kinderen
uit de laagste volksklasse wordt bezocht, te
kampen beeft. En inderdaad heerscht in
sommige kringen der bevolking een traagheid
van geest, een ontsteltenis van belangstelling in
al wat met tot bet engste levenskringetje
behoort, die wij meer bevoorrechten ons
nauwelijks kunnen voorstellen, en niet dan
met de grootste inspanning in de school
overwonnen werden. Maar van den anderen
kant indien de betrokken onderwijzer een
man is niet onbevangen oordeel]; zal hij
zicbzelven afvragen: licht de schuld niet ook.
aan mij moet er niet iets haperen aan de
methode van mijn onderwijs? zou bet anders
denkbaar zijn dat zóó groote onverschilligheid,
zóóver gaand vreemdelingschap in bet eigen
Jeruzelem voortduurde tot in de hoogste
klasse'
En in de stad, waarvan wij spreken, zijn er
zijn er vele zelfs [die te goeder trouw
zich verbeelden, dat bet volksonderwijs er
verkeert in bevredigenden toestand!
In een menagerie te Bearminster (Eng
ligt naast haar, zij trekt eene tip daarvan om baren
hals.
„Zoo laat ik bet mij welgevallen zegt hij, terwijl
zijn witle tanden tusschon'zijnon vollen baard blinkon.
„Gij zijt eene echte vrouw, Luba, dewijl men bij
u er nooit aandenkt, dat gij tot de zwakkere kunne
beboort.
„Ik wil ook nu ni"t andors zijn, dan uw goedo
kameraad," lacht zij luid en schittert zoo van geluk
als in den laatsen tijd steeds het geval geweest is.
Zij aarzelt en beeft daar bij toch een weinig. Zy wil
hem geruststellea en is zelvo hulpeloos. Die armo,
sterke vrouw
En de dwarrelende sneeuw vormt cenen dichten,
stommen, dunnen en toch zoo ondoofdringbarcu muur
tusschen hen en de wereld.
Graaf Surte staat eensklaps roet conen zucht op.
„Ik moet ernstig met u spreken, mevrouw de
prinses. Gij zijt nu jnist zoo waar, zoo trouwhartig
als oen goed kamerand."
„Goddank, dat gij dit inziet Nu
Nustelt gij eonig belang in mijn lot
rroagt gij dat nog?" zegt zij onbedacht en steekt
eene nieuwe sigarette aan. Gij zijt immers de eonigo
man, dio mij ooit heeft doen nadenken en mijne ziel
in beweging bracht."
Terwijl zij hem dat zegt, is het volstrekt niet, alsof
zij bem iets vleiends zeide. Hij ziet haar bijna mo
delijdend aan. „Wat zegt gij daar?"
Zij glimlachte smartelijk, ondanks do losse trotschheid
die haar eigen is. „Nu thans kan ik het u wel zeggen.
Ik ben immers thans de vrouw van een ander. En
ik hoop, dat gij nijj niet voor eene lichtzinnige vrouw
houdtNu dan, ginder in Spanje verstondt gij mÜ