4MSIIIH' - MYMTIiTIi- LANDBOUWBLAD. DINGSDA 1» SEPTEMBER. Ao 1882 No 1587 26ste Jaargang iets over de waren kennis, SCIACtER COURANT. Dit blad verschijnt drie maal per weekMaandag Woensdag- en Zaturdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure worden Advertentièn in het eerstuitkomende nummer geplaatst. Ingezonden stukken een dag vroeger. n U Prijs per jaar f 3Franco per post ƒ3.60 Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentièn van een tot vijf regels 0.75. iedere regel meer f 0.15. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. r~3 wenken bij het beoordeelen van benoodigd- heden voor huislijk gebruik enz, XXVI. Houtskool. Wanneer hout aan een droge distillatie -wordt onderworpen dan doen zich dezelfde verschijnselen voor als bij de steen kool. Er gaan gasvormige producten, bestaande uit koolzuur en koolwaterstoffen over, er vertoonen zich dampen, die zich in de ont vanger condeuseeren, en er vormt zich een teer, de zoogenaamde hout of zweedscho teer. Wat bij die bewerking in de retorten achterblijft is de houtskool. Wanneer het echter niet om de bijproduc ten, alleen om de houtskool te doen is, dan wordt het hout in den regel op mijten ge stapeld, gedeeltelijk met aarde overdekt en ont stoken om bij geringe toevoer van lucht te verkolen. Van iedere houtsoort kan men kolen bran den, ze zijn echter allen niet even goed. Van eikenhout verkrijgt men kolen die weinig duurzaam zijn, eene zachte hitte geven en zonder een aanhoudenden luchtstroom spoedig uitdooven. Beukenhout leverd harde, zware en in het vuur zeer duurzame kolen. Elzenhout geeft kolen die zich bijzonder eigenen tot het vervaardigen van buskruid en om gebezigd te worden in de glasblazerijen en ijzersmelterijen De beste kolen verkrijgt men van het wit te beukenhout, daar zij de hitte het langst behouden. Goede houtskolen moeten zwaar, hard, vast, en glinsterend zijn, bij het aanroeren een klin kend geluid geven, genoegzaam nog den vorm van het hout, met ongelijk verstrooide staal blaauwe glanzige vlekken hebbeu, weinig zwart afgeven, zich gemakkelijk laten verbreken, bij het ontbranden niet onaangenaam rieken en geen vlam geven. Kachels De algemeene vereischten waaraan kachels moeten voldoen is in de eerste plaats, dat zij genoegzame warmte geven om de ver trekken, waarin geplaatst, te verwarmen om in de tweede plaats, dat de zuurstof, die door het branden van het vuur met koolstof en waterstof verbonden wordt, op de eene of andere wijze Roman (7) van KARL IIEIGEL. „Laten we dus maar zeggen een huzaar als muze. Het effect is de hoofdzaak Bovendien is het een schertsende toespeling op mijn zoon, den vaandrig bij de huzaren." „O, ik heb de eer dien te kennen," zei juffrouw Freiberg; „'t is een beeldschoon jongmensch, die vaandrig." „Vindt u? Ja, hij is een beetje van de ligte cavalerie. Pas maar voor hem op," wendde hij zich met een lachje tot Thea. Deze vertrok den mond tot een verachtend lachje. „Wanneer zal het feest plaats hebben?" vroeg ze daarop. „Den vijftienden." „Dan zal Waldemar al lang hier zijn. LT behoeft de wenkbrauwen niet zoo in de hoogte te trekken, menheer de directeur. Die Waldemar is mijn broer, en 5t spreekt van aan het vertrek worden terug gegeven, en in de derde plaats dat de 'gebezigde^ brandstof daarin geheel en zoo nuttig mogelijk verbrand wordt. Tal van inrichtingen zijn geconstrueerd, die de een beter, de an der minder aande vereischten voldoen. De minst doelmatige zijn de vroeger alge meen, doch thans nog wel als luxe in gebruik zijnde haarden, daar het grootste gedeelte der uitstralende warmte, dat door het 'achtervlak wordt opgevangen, verloren gaat en van de totale verbrandingswarmte zelden meer dan 14°/0 den gebruiker ten goede komt. Zij heb ben echter dat voor, dat zij een uitstekende ventilatie geven, waarbij het vertrek voortdu rend van lucht ververscht. Beter beantwoorden aan het doel de gewone kachels, die in den regel 75 a 80°/0 warmte effect geven, doch daarbij moet steeds voor een kunstmatige ventilatie, hetzij door het open zetten van een raam of deur als ander- zints, waardoor de lucht voldoende ververscht wordt, zorg gedragen worden. De tegenwoordig al meer in gebruik ko mende calorifères, die men thans in groote verscheidenheid, zoowel in vorm als afmeting naar gelang der te verwarmen ruimte aantreft, voldoen als verwarmingstoestel, vooral voor groote vertrekken vrij goed, terwijl zij boven dien zeer ecomonisch zijn. Om eene ruimte van 130 kub. meter, bij vorst, tot op 65° farentheit te verwarmen, heeft men den cilinder slechts met 30 liter cokes te vullen, voldoende voor 18 uren. Bij eene te verwarmen ruimte van 60 kub. meter kan men volstaan met een kleiner soort, die slechts 15 liter cokes vereischt voor 10 uren brandens. Daar men die soort kachels bij het aanma ken slechts heeft te vullen en er verder niet meer naar heeft om te zien, zoo zijn haard stellen, kolenbakken en turfmanden overbodig en zijn zij dus gemakkelijk, minder plaats innemend en brengen minder vuil aan. Toch hebben de calorifères ook bare nadeelen en bezwaren. Het aanmaken, dat, volgens de voorschriften, daarbij in gebruik, van boven door middel van een kooltje vuur of glom- mende houtskool moet geschieden, vereischt zelf, dat wij die partij niet zonder hem bezoe ken." Welk een verandering had er eensklaps bij dat meisje plaats gegrepen? Wat gaf haar plot seling die driestheid, dat zelfvertrouwen, die uit haar toon en gebaren spraken Haar moe der zette verschrikte oogen op, Hahnenkamm streek met een verlegen lachje zijn hoed glad. „Dat spreekt van zelf," herhaalde hijter wijl hij dien broeder in zijn hart naar den duivel wenschte. De moeder zelf vond hij al te veel. „U moet met Waldemar getuigen zijn van mijn triomf, moeder!" riep Thea, die van uit bundige vroolijkheid in de handen klapte. „Want een triomf zal het voor mij zijn, een geheel andere triomf, dan die Feretti zou behaald hebben. Die is wel mooi, maar die is eeuwig en erfelijk zoo blond en zoo blaauwoogig, dat men den hemel zou danken als zij voor de afwis seling nu eens eindelijk blaauw haar met blonde oogen had. Maar ik en daarbij hield ze op en keek een tijdlang zwijgend met stralende bedrevenheid en moeten daarbij dan ook de cokes bijzonder droog zijn, dat niet altijd het geval kan wezen. Veel gebruikers wijken dan ook van dat voorschrift af en maken de calorifères, even als gewone kachels, van onderen aan, waar door echter de binnencilinder of emmer, al hoewel van nog al zwaar plaatijzer vervaardigd, spoedig verteert. Daar de calorifères uitsluitend met cokes moeten gestookt worden anders bijna noch waterstof, noch zuurstof bevatten, zoo versprei den zij een drooge hitte, waarin te gemoet gekomen wordt door verdamping van water, in een tot die kachels behoorend bakje. Gas. De fabrikatie van gas berust op het beginsel der droge destillatie. Wanneer men namelijk de eene of andere organische stof in een gesloten ruimte aan eene sterke verhitting blootstelt, dan onder gaat die stof eene ontleding, die meestal ten gevolge heeft, dat er een vast lichaam terug blijft, terwijl er een aantal verbindingen ver vluchtigen. Deze vluchtige bestanddeelcn schei den zich weer in eene olieachtige, harsachtige, donkere vloeistof, teer of koolteer genaamd, en in gassen, waarvan sommigen, zooals het koolzuur, de stikstof enz. niet brandbaar zijn, terwijl de anderen onder meer ot mindere lichtontwikkeling kunnen verbranden. Het hoofdmateriaal van de gasbereiding is in de eerste plaats de steenkool en daarna komt petroleum en hout in aanmerking, ter wijl turf, bruinkool, oliën en harsen ook wel als proef bij de gasfabrikatie gebezigd zijn. De beste soorten voor de gasbereiding zijn de zoogenaamde vette soorten en voldoen daaraan de Engelsche kolen, en wel voorna melijk de zoogenaamde Kannel en Boghead kolen het meeste. Ook de Duitsche Ruhrkolen zijn bruikbaar, doch staan toch beneden de slechtste Engelsche kolen. 1 centenaar gewone Eng. kolen, geeft 1100 Eng. kub. voeten gas. 1 Centenaar Boghead kolen geeft 1648 Eng. kub. voeten gas. I Centenaar Ruhrkolen geeft 1000 Eng. kub. voeten gas. Een kub. meter is gelijk aan 35,32 Engel- kub. voeten. Wordt vervolgd. oogen voor zich uit. Daarop trad zij op Hah nenkamm toe en legde haar hand vertrouwelijk op zijn schouder. „Directeur," zei ze half in scherts half in ernst, „ik zal al uw gasten op mij verliefd maken en in de eerste plaats u zelf." Het werd den beroemden man onder dien blik zonderling om het hart te moede en hij kon dien met alle inspanning niet doorstaan. Thea's oog konden zooveel uitdrukken, dat zij even zoo goed gelijk de oogen van een kind roeren als door demonische wildheid schrik aanjagen konden. Hij gevoelde dat zij tot in het diepst van zijn ziel las en dat ze dacht „Mij bedrieg je niet ik ken je je bent hardvochtig en gierig maar laf tevens. Je bent zelf bang voor mij, en daarom maak ik van je wat ik wil, een dwaas en een verkwister zelfs als ik dat verkies." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1882 | | pagina 1