W- NïIQWI IBfllTliTll Z«M)A 22 OCTOBER. Ao 1852 POLITIE. Opgevangen: In de gemeente Schagen, een Zwartharige hond. Inlichtingen zijn te bekomen ter gemeente se cretarie aldaar. VERMIST: uit eene weide in Burghorn, gemeente Schagen een SCHAAP, (Overhouder), gemerkt met een teerstip op den staart. Zij, die hieromtrent inlichtingen kunnen geven, worden verzocht, zich te vervoegen ter gemeen te secretarie aldaar. NUMMERING VAN HUIZEN. Burgemeester en Wethouders van Schagen, lettende op de nalatigheid van vele eigenaars van huizen, in de nummering daarvan, bren gen ter algemeene kennis, dat veertien dagen na dagteekeninq dezerdeswege een onderzoek zal worden ingesteld en waarschuwen belang hebbenden tegen de nadeelen welke uit de niet nakoming dezer verpligting voor hen kunnen voortvloeijen. Schagen, 10 October 1882. Burgemeester en Wethouders voorn., G. LANGENBERG. De Secretaris, DENIJS. 2öslc Jaargang No 1601 Dit blad verschijnt drie maal per week - Maandag Woensdag- en Zaturdagavond. Bij inzending lot 's middags 12 ure worden Advertentièn in het eerstuitkomende nummer geplaatst. Ingezonden stukken een dag vroeger. k MND30ÜWBMD. <3# Prijs per jaar f 3Franco per post f 3.GO Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentièn van een tot vijf regels f 0.75. iedere regel meer f 0.15. Groote let'ers worden naar plaatsruimte berekend. M. Bekendmakingen. Kan dat waar zijn? Die mijnheer Wolse ley is een echte Fabius Cunctator (draler) een zeer vreemd veldheer, die weken lang voor een molshoop blijft lig gen. Het plan en de tak- Arabi-Pacha heeft door tiek van Wolseley zul De overwinning, door Wolseley bevochten stelt de groote helden daden van Napoleon en Moltke in de scha duw. zijn groot genie Tel len voor alle tijden een el-Kebir in een tweede voorbeeld van uitmun- Plewna veranderd. Zelfs in 't ondenk baar geval van eene nederlaag behoeft Ara- bi-Pacha slechts de t sluizen van den Nijl te openen, om de Engel- schen als muizen te verdrinken. Een ding is zeker, j namelijkdat deze ma- I nier van oorlogvoeren I der Engelschen beneden [alle kritiek is. Uittreksels uit verschillende dagbladen. Vóór de nederlaag van Arabi. Na de nederlaag bij Tell-el-Kebir. De wijze waarop dezel Wat wij vooruit ge- Sir Garnet Wolseleyzegd hebben, is inder- oorlog voert, is inder daad al zeker zonder daad juist zoo uitge komen. ling. In plaats van moedig den vijand aan te vallen, wacht hij voortdurend op versterking. Die erbarmelijke hor de van Arabi kon geen ernstigen tegenstand bieden aan de bij uit stek gedisciplineerde troepen van den gene raal Wolseley. tende opvatting en niet minder uitstekende uit voering blijven. Wolseley staat daar schitterend gerecht vaardigd tegenover de hatelijkheden, waarme de sommige onwetende dagbladschrijvers hem overladen hebben. Wij zullen in geene nadere beoordecling treden van de wijze waarop de Engelschen dezen oorlog gevoerd hebbenzij is boven alle kritiek verheven. I Hoe is het mogelijk niet waar, dat men over dezelfde zaak in korten tijd zoo'n geheel ver schillend oordeel kan uitspreken? Als men met vrucht wat in de wereld heeft rondgekeken en een open blik heeft gehad voor 't geen er zoo voorvalt, dan houdt de ver bazing spoedig op en moet men erkennen, dat er in 't daaglijksch leven al zeer weinig op 't voorloopig oordeel van zeer vele menschen te rekenen valt. Wat is er menige uitvinding gehekeld en bespot? Wat was de eerste meening toen de groote Stephenson voor den dag kwam met een planom rijtuigen zonder paarden te doen voortgaan? Sommigen haalden de schouders op en hun oordeel was nog betrekkelijk zacht maar hoevelen zijn er niet geweest, die den waarlijk vernuftigen en ondernemenden man voor een' krankzinnigen, voor een' dwaashoofd en wat niet al hielden? Te spoedig oordeelen, behebt zijn met een vooroordeel zoo juist door het woord uit gedrukt is verkeerdmaar even dwaaseven onvoorzichtig, even verkeerd is het, om dade lijk een gunstig oordeel te vellen over iemand dien men nog niet eens ten halve kent, dien men beoordeelt naar zijn uiterlijk, naar zijne kleeding en die misschien ten langen leste een bedrieger], een oplichter is. Wijze voorzichtigheidlangzaam oordeel zijn aanbevelingswaardige zaken Die vader Cats had het waarlijk nog zoo ver keerd niettoen hij den raad gaf: Steek eerst den vinger in den grond en rijk, wat aarde het is! B.... V. THEA. Roman (20) van KARL HEIGEL. „En ik vloek het uur, waarin ik u voor den eersten keer veroorloofde mij dat te zeggen, want dat kost mij mijn naam, mjjn positie en mijne toekomst." „Wanneer ge mijn vrouw wordt, moeten alle laster tongen zwjjgen!" „Uw vrouwgaf Thea met een bitteren lach ten i antwoord. „Om dat te worden zou ik u moeten be minnen zeg ik niet maar achten althans; en dat kan ik niet, want ik aanbid het goud, ik smacht naar rijkdom, naar weelde, naar een grooten naam en dat zijn allen zaken die gij mij niet kunt aanbieden. En ik veracht u, want ge zijt geen man en ge zult dat °ok nimmer worden!" sThea -Ik heb uitgesproken. Voor onze lichtzinnigheid boe- tei wjj beiden. Vaarwel!" Wanneer ook gij mij verstoot, bljjft mij niets'over flanmjj voor (jen kop te schieten." „Daarmeê maakt ge mij niet bang. Ge hebt daareven bekend dat ge geen aanleg hebt voor militair." Een tijd lang bleef, hij strak: voor zich uit sta- en. Juffrouw Freiberg begon hardop te snikken. Daar- P maakte Kasper voor Thea en voor de moeder van fcon buiging en zei: „Vaarwell" De achtergeblevenen hoorden hem met vaste schre den den gang door gaan en de voordeur achter zich In 'F alnF FrolrtAD „Ik haat alle weekhartigenzei Thea. Maar juf frouw Freiberg jammerde„Ik kan mjj van je kalmte, van je wreedaardigheid geen donkbeeld maken. Je zult zien, er komt een ongeluk." „En al gebeurde er nu eens een ongeluk, dan zou ik wel eens willen weten wio daarvan de schuld zou zijn: ik of u —f' Hahnenkamm wankelde als een dronken man de straat door. Waar hij heenging of waar hij te recht kwam was hem onverschillig. Het leven om hem heen klonk hem in de ooren als een gedruisch, dat mijlen ver van hem was verwijderd. Als schaduwen gleden de menschen langs hem heen. „O, die wreedaardige vrouw heeft gelijk; ik ben geen man. Honderd redenen heb ik om haar te haten, of beter nog, te vergeten; maar dat kan ik niet, dat kan ik niet. Het is niet mogelijk, dat het tusschen ons bei den uit, hopeloos uit volkomen uit zou zijn! En dat het met dat leven vol jool en pret eveneens zou gedaan wezen!" T Zoozeer was hjj door het niets doen ontzenuwd, zoo zeer was hij reeds vergiftigd door de zucht naar genot zonder dat hij iets uitvoerde, dat hij de gedachte aan eervolle ontbering, aan een harde maar louterende toe komst, in 't geheel niet in zich kon opnemen, maar dat hij niets anders deed dan weeklagen om het ver loren schijngeluk. Dewijl de moeheid hem overmande trad hi) het Het adres door Monnikendam's Burgemeester T. v. d. Zee c.s. aan de Tweede Kamer der Staten Generaal aangeboden, luidt als volgt Aan de Tweede Kamer der Staten Generaal. Geeft met verschuldigden eerbied te ken nen Ijeerd van der Zee, Ridder M. W. O. 4e kl. Gepensd. Kapt. tit. O. I. L. Burge meester van Monnikendam en Katwoude, dat 't hem uit de berichten in de Staats-Couran\ opstellen in Holl. en Indische bladen en ook uit tal van particuliere mededeeling en over tuigend is gebleken1° dat de toestand te Atjch dreigend is en de bevolking aldaar optreedt met eene nog nimmer gekende vermetelheid 2° dat er geen vrede heerscht, maar oor log in den werkelijken zin des woords 3° dat 't niet verheeld mag worden, dat zich onder tal van Indische volksstammen een geest openbaart, die afschudding van het Nederlandsch gezag beoogt; 4° dat die geest wordt aangewakkerd door fanatieke drijvers van elders, ook wel hadjis 5° dat die volken het oogenblik met on geduld verbeiden, dat onze positie te Atjeh onhoudbaar zal zijn geworden naastbjj gelegene restaurant binnen. Behalve de buffetjuffrouw was er niemand in da zaal. „wat is er van u believen, monheer Hahnenkamm?" vroeg ze lachend, toen de welbekende eeuwige vaan drig midden in de zaal bleef staan en met starende blikken om zich heen zag. „Die heeft zeker stevig gedineerd," dacht het meisje. Die vriendelijke stem bracht Kasper tot zich zelvon. Staande sloeg hjj een glas cognac naar binnen en daarop liet hj] zich, terwijl hij zijn lange boenen recht voor zich uit stak, met een courant in de hand, op een divan nedervallen. Hij trachtte te lezen, doch de letters dansten voor zijn oogen. Werktuiglijk sloeg hij het blad om. Daar vlamde het woord „Rataplan" met groote, b!oedroode letters voor zijn blikken. 't Was het programma voor de voorstelling in het Apollino- theater tegen den volgende avond, De courant viel hem uit de handen. Met gesloten oogen ging Kasper achterover liggen en toen zag hij Thea in 't kostuum der danseres, schoon als de zonde, schooner nog dan ze werkelijk wasen ook de zoo lichte, zoo uitlokkende melodie van het lied, dat zij moest zingen, schoot hem te binnen; hij zag en hoorde alles duidelijk, en hij begon te glimlachen. De dame achter het buffet wierp een blik op zijn door een zonnestraal een oogenblik verhelderd gelaat en dacht: „Hjj komt toch in elk geval uit een vroolijk gezelschap- Die gelukkige mensch!" Met dat beeld voor oogen sliep Kasper in. Toen hy wakker werd was er geen zonnestraaltje meer in de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1882 | | pagina 1