X I E l W S-
L V I> II O l W B L AB.
J. YVIIVKEL,
Bekendmakingen,
li e\i m;i;vi xü.
Biiiiicnlaiulsch Nieuws.
Algemees
V I) V E 11T E T I E-
ZO KI) AG
ris
AAN DE GRENZEN.
\o 1SS3.
!T7ste Jaar^an";.
K 1664
Dit blad verschijnt tweemaal per week It'oens-
dat/- en Zatnrdar/avondBij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertentiën in het
eerstnitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
TE SCHAGEN.
Laan, Wijk D, No. 5.
Onder de plaatsen, die bij uitnemendheid
geschikt zijn, om 't een en ander op te mer
ken en menschen en toestanden te bestudee-
ren, behoort een spoorweg-station, en juist,
wanneer men zich niet behoeft te haasten,
om een plaatsje in den trein te bekomen en
een bloot toeschouwer blijft, heeft men des
Ie beter de gelegenheid, om die verschillende
opmerkingen te maken.
't Uur van vertrek is daar of liever 't oog-
enblik waarop de trein zal aankomen, om
zich van enkele reizigers te ontdoen en daar
entegen weer nieuwe op te nemen. Eene meer
dan gewone beweging vertoont zich in wacht
kamers en op 't perron. Zij, die reeds van
plaatskaartjes zijn voorzien en dus niet behoe
ven te vreezen, dat zij de voorgenomene reis
niet zullen kunnen volvoeren, hebben toch in
hunne bewegingen iets gejaagds; gedurig wordt
het uurwerk uit den zak gehaald en geraad
pleegd, men hoort allerlei aan- en opmerkin
gen over laat aankomen van den trein alsof
't waarlijk nog niet spoedig genoeg gaat. Een
paar minuten te laat is een vreeselijke zonde
en de gejaagdheid, die in onzen tijd de meeste
menschen eigen geworden is, vertoont zich hier
in hare volle krarht. Nog niet snel genoeg,
nog wordt er van kruipen en langzaam ge
rept. Waar moet het nog heen?
Daar komt het stoompaard blazend en hij
gend aan.
Roman van J O HANNES VAN DE HALL
XXII.
Nauwelijks staat het stil- en liefst nog
voor dit gebeurt of de portieren worden
niet alleen door de rechthebbende conduc
teurs maar zelfs door reizigers geopend. Met
drift loopen de conducteurs van den eene
wagen naar den anderen en roepen zoo haas
tig mogelijk, somtijds bijna onverstaanbaar
den naam van 't station en ieder, die op zijne
bestemming is aangekomen, haast zich, om
uit te stappen.
Nieuwe reizigers haasten zich evenzeer, om
een plaatsje machtig te wordenal is er ook
plaats in overvloed. Met denzelfden haast
vliegen de conducteurs in de wagens, ziende
biljetten na en sluiten, neen! slaan de portie
ren dicht met een haast, met een driftdie ge
vaarlijk wordt voor den vinger of hand van den
reiziger, die onnadenkend nog een afscheids
woord aan een vriend toeroept en niet op zijn
quivive is. Zie zoo! na de korte rust zal
de trein zijne reis vervolgen Afluiden! klinkt
het bevel van den chef, de hoofdconducteur
geeft het teeken door het fluitje aan de mond
te brengen, waarop de lokomotief met een
gillend gefluit antwoordt en 't gesnuif en ge
hijg van 't paard begint weder.
Zie! een twintig pas van 't station komt
een man aan; komen is 't woord niet. Al had
hij een wedren met den lokomotief willen hou
den, vliegt hij, zoodat zijne beenen nauwelijks
de grond schijnen aan te raken. Bloedrood is
zijn gelaat, langs 't welk groote zweetdroppels
rollen.
Verwilderd staart hij op den treindie reeds
in beweging is en niet meei^stil houdt. Als
door schrik en verbazing bevangenschijnt hij
verstijfdwant hij staat plotseling stil en zijne
oogen zijn onafgewend op den trein gevestigd
die langzamerhand ontzichtbaar en een punt
in de verte is geworden.
Nog verscheidene personen zijn op 't perron
gebleven, die bloedverwanten of vrienden uit
geleide hebben gedaan.
Die man, die daar zoo verbaasd, zoo be
dremmeld staat, wekt bij velen de lachlust
op. Wat al verschillende vonnissen worden
daar geveld, wat al aardigheden verkocht.
Waarom roept hij geenho? zegt de een.
11ijj kijkt, als of hij zijn laatste oortje
versnoept heeftzegt een ander.
Dat volk komt altijd te laat! merkt een
derde aan.
15 APKII
Prijs per jaar 3.Franco per post f 3 60.
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regels f 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
Zieje, dat is mij nog nooit gebeurd! bluft
een vierde.
Ik zeg altijd: heter een halfuur te vroeg,
dan een minuut te laatmerkt een ander
zeer verstandig en wijsgeerig aan! »Je zult
tot een volgenden trein moeten wachten!" is
't vonnis van den chef.
Wanneer men in de gelegenheid is, om
zoo van nabij de uitwerking van het te laat
komen gade te slaan, dan wordt men zoo ge
heel doordrongen van de ernstige, veel om
vattende beteekenis vnn het woord: te laat.
Deze man kwam te laatenzooals hij mij
later meedeelde, viel 't hem hard, want hij
wilde naar eene dochter gaan, die hard ziek
was; maar er was nog verhelpen aan.
De gelegenheid, om een paar uur later to
vertrekken, bleef hem nog over, maar hoeve-
len zijn er, helaas! niet, voor wie de uitspraak:
te laat een onherroepelijk vonnis is!
Die ongelukkige menschen! die altijd dei»
tijd hebben, die er wel komen zullen', cn dio
eindelijk, als de nood dringt, hard willen loo
pen maar niet kunnenzijn al zeer te bckla-
gen.
Mun geheele leven door blijven ze een on
geluk. Zoeken ze een betrekking, dan heelt
een ander hun reeds 't gras voor de voeten
weggemaaid en zij, ze kunnen toezien. Groot,
verbazend is 't aantal toestanden, waarin dat
woord ons hartverscheurend in de ooren klinkt
en somtijds tot wanhoop drijft, vooral ten
minste, wanneer de oorzmk van telaat in ons
zolven moet worden gezocht.
Die zich aan anderen spiegelt, spiegelt zich
zachten wanneer de vruchtelooze insp inning
van den man op 't laatste oogenblik, zijne
bittere teleurstelling, toen hot werkelijk te laat
was, op hen, die het zagen, den heilzamei»
indruk maakte, die het vaste besluit deed op
vatten en ten uitvoer brengen, om nooit te
laat te komendan had die wegsnellende lo
komotief een uitmuntende les gegeven.
Baarn. I'. van de Velde Mz.
SCHUIER
jj
UITGEVER:
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
gelet op art. 205 der Gemeentewet,
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het
door Heeren Gedeputeerde Staten op den 5en April
1883 goedgekeurde kohier van den hoofdeljjken omslag
dezer gemeente, en dat voor de belasting op de honden,
dienst 1883, gedurende vyf maanden ter Secretarie der
gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen, binnen 3
maanden na den dag der uitreiking van het aanslag
biljet, bjj den Raad op ongozegeld papier worden inge
bracht.
SCHAGEN, den 13en April 1883.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGEN HEUG.
De Secretaris,
DENIJS.
Achttiende Hoofdstuk.
Tegen het einde van de maand Februari waren de
wegen rondom Krakau bijna onbegaanbaar door de
afwisseling van sneeuwjacht en vorst.
Trots dit alles gingen de transporten de een na de
ander over de grenzen en insgelijks reden Prins Looz
en luitenant von Parsehner veelvuldiger naar de stad.
Hoewel de dames op Wicelowiec tegenover onze Ula-
nen zeer vriendelijk waren, kwam van tijd tot tijd het
patriotisme toch voor den dag en sinds graaf von Gare-
zin.ski op Wicelowiec zich had vertoond, trok hij aller
aandacht en geraakten de Ulanon een weinig op den
achtergrond.
Daarbij kwam nog, dat de verstandhouding van de
Oostenrijksche officieren tot den majoor met eiken
dag meer gespannen werd en dat zjj zich ergerden
over graaf Hancke, omdat deze, niettegenstaande men
hem blijkbaar koel behandelde, zich aan de voeten
legde van Marta von Bordowski, eene verhouding,
welke zjj voor een keizerlijk officier onwaardig vonden.
Prins Looz strafte den verliefden kameraad met
ironie; de sarkasmen trofl'on wel, maar haddon geen
ander gevolg gehad, dan dat zij den zondaar nog meer
verhardden en eene zekere koelheid tusschen hen in
het leven riepen en graaf Hancke tegen zijn gewoonte
in, stilzwjjgerd maakten, hem, wien anders steeds
het hart op de tong lag.
In plaats van don avond zooals tot nudoor te bren
gen in de prachtige huiskamers, gingen prins Looz
en luitenant von Pasehner dikwijls naar de stad en
amuseerden zich daar.
Sedert mijnheer von Garczinski op Wicelowiec was
gekomen, was graaf Hancke van tijd tot tijd met hen
mede gegaan, gedeeltelijk ook om zijn verdriet te
verzetten. Het anders zoo opgeruimde gemoed van
den jongen man was in die dagen verduisterdin plaats
van uitgelaten vroolijk te zijn, zat hij nu alleen, ver
strooid en in nadenken verzonken achter zijn glas,
nam geen deel meer aan het gesprek en wanneer
iemand hem aansprak, was het als schrikte hij uit een
droom op.
Op zekeren dag toen ons drietal L ianen van een
tochtje naar de stad Krakau terugkeerde werden zij
eensklaps overvallen door eeni^e kozakken, die hen
in do duisternis voor Insurgenten aanzagen. Over en
weer volgden eenige schoten, die evenwel zonder ge
volgen schenen te blijven, terwijl de kozakken zich
eensklaps uit de voeten maakten.
.Op mijn eer, Kozakken!" riep luitenant von
Parsehner uit, want de duisternis had ook hen ver
hinderd de aanvallers dadelijk to herkennen.
.Inderdaad! En die kerels zijn nu als vau de grond
j
SCHAGEN. Als eene bijzonderheid in de
veefokkerij, deelde men ons mede dat bij den
heer P. v. d. Oord alhier, dit voorjaar 12 koeien ge
kalfd hebben, onder welke nieuwgeborenen s'.e.hU
ééne van het vrouwelijke geslacht was, terwijl
weggeveegd: Die wilden oerbiedigen noch de grenzen
noch ons, keizerlijke officioron!"
„Een kogel ging mij rakelings voorbij?" Alle drie
begonnen nu eensklaps hartelijk to lachen, want zij
bomerkten nu dat hunne witte mantels tengevolgo van
do s chermutseling zwart gekleurd waren door hot
opgejaagde stof en den kruitdamp.
„Tenminste dan toch eindelijk eens eon avontuurt"
meondo de prins.
„En nog wel een dat offekt maakt! Wanneer wij
nu zoo terugkeeren uit don strijd met de „Vervloekt»
Russen", zoo met eervol stof bedekt, voor onze damos
verschijnen op mjjn woord als edelman, mijno Hee
ren! wie weet, wat er dan nog geschiedt!"
„Reeds goed, maar willen wjj niet liever zien,
waar die kerels gebleven zijn?" riep graaf Hancke met
vuur uit.
„Ja, het is toch een vermetelheid, ons hier op
eigen grond lastig te vallen."
„Laat ze gaan, broeder!" antwoorddo do prins, „wij
hebben voor de goede ?zaak genoeg gedaan. Le be
woners van de Donischo steppen zijn hier nieuw,
zij keunon nog niet de grenspalen en de uniformen d<-r
keizerlijke Ulanon. Zjj hielden ons vo ir Ins ir-e.it' n
en deden alleen hun plicht, wanneer zij ons regelrecht
gespiest hadden."
„Wat zjj zeker niet zouden gelaten hebben, waren
zjj in grooter getal bijeen geweest, of hadden zjj ons
niet voor sterker gehouden dan wjj zijn."
„Des to betor! Bedenkt, wat ons wacht, Op weg