uTÏÏÏT GRENZEN.
A l r. i; si i", 1: x
A 1> V I n T r. X T 5
ZONDAG
s i w s-
La x i» no i w b i. ai>„
15 JULI.
HENGELEN.
Ao 1883.
27ste Jaargang,
VH
U I T O h! V E R
J. \VI\MX,
Laan, Wijk T>, No. 5.
Bekendmaking.
Neges en dertigste Hoofdstuk.
SC
Dit bln-1 verschijnt tweemaal por week ll'ociix-
</a(/ en Zalcrdof/fivontl. Bij inzending tot s
middags 12 ure, worden Advertentie» in het
c tsf uitkomend nnimner geplaatst.
Ingezonden s/ukken één dng vroeger.
TE S O H A O E N*
1
1'rijs per jaar /3.Franco por post f 3 CO.
Afzónderlijke nummers f O.Oó.
Adccrlentiën van één tot vijf regels f 0 75.
iedere regel meer f O.lö. Grootc letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
E
POLITIE.
VERLOREN
op Donderdag den 5en Juli j.1.. een
ltlpctf koralen kettinkje. (tweerist.)
waaraan een gouden tonnetje, sluitende niet
een knipje.
Zij, die hieromtrent inlichtingen kunnen ge
ven worden verzocht zich te vervoegen ter
secretarie der gemeente Schngen.
i.
Wij genieien een buitengewonen zomer.
T bidden we de vorige jaren ruime stof tot
klagendat de regen ons nianr niet scheen
te willen verlaten-zoodat we eiken morgen
wanhopend naar de lucht keken cn altijd maar
weer die loodgrijze wolken bemerktendie
zoo vrijgevig van hunnen overvloed op de niet
dorstende aarde uitstortten, thans heeft het
omgekeerde plaats. Verwonderd en, met een
zekeren weemoed zien Ave nu reeds de bla-
ders geel worden en verdorren en bij honder
den op den grond vallen na een zeer kort
leven en het dorre gras treurt en bedelt om
valer, ten minste in die gedeelten van ons
landwaar de grond hoog is.
Toch kan er door het prachtige zomerweer
veel genoten worden. Menig uitstapje behoeft
om het ongunstige weer niet Ie worden uit
gesteld en de oorden van ons vaderland door
hunne schoonheid bekend en gewoonlijk druk
bi zocht, mogen zich nu in cci;c menigte be
zoekers verh uigcn.
Onder de genoegens, die de zomer ruim
schoots oplevert, behoort ook iu ons land,
zoo rijk aan rivieren, slooten en vaarten, het
welbekende visschen of hengelen Dat aange
naam tijdverdrijf is weer in vollen gang.
Oppervlakkig beschouwd is dat volstrekt
gecnc kunst; want kleine jongens ziet men
den hengel hanteeren en de weerspannige wa
terbewoners even goed uit het water halen
als grootc menschen.
liowan van JOH ANK k.S VAN DE WALL.
XLV.
A c ii t es deutiosïe II o o f d s t u k.
Graaf ltaphael bleef b\j den zieke.
„Dio vreeselykez-U heeft lieiu gedood!"
„Laat hem, na al hetgeen er is gebeurd, ware het
voor hem te wenschen, dat hij stiorf," zeido graaf
Rapliael.
In de kapel .stond Marta tegenover haar moeder,
bleek en oogenschiiniyk koel, trotsrhsprakeloos.
Het zwakke licht van de eeuwige lamp bescheen
doze beide zoo op elkander gelijkende gestalten.
„Had ik u niet ter wereld gebracht, ongelukkige,
nimmer zou ik gelcoven, dat gy mijne dochter waart,"
zeido mevrouw von Bordowski bovendo van ontroe
ring Een eed te schendenniet heilige ocden
een man te verleidenalles te verlatenfamilie,
vaderland en ambthom over te halente
spotten met datgene wat een maagd het heiligsto is
de nood van het vaderland daarbij als dekman
tel te gebruiken voor zijne zondendan tegenover
een stervende zijn eed te breken en een ander na te
loopenwaar vind ik woorden en namen, om zulk
een gedrag bij den rechten naaiu to noemen?"
Hier sloeg Marta de oogen op, roerloos en koud
zag z\j haar moeder aan.
„Ik heb slechts gedaan, als zoovele anderen
graaf Hancke is geen kindwaarom zag hij niet,
En toch zijn er grootc werken geschreven
over deze edele kuns*. Een Engelschman, Tsank
Walton, heeft een zeer uitgebreid en belang
rijk werk geschreven over het hengelen, 't Is
een lijvig boekdeel, behelzende dn beschrij
ving der vischsoortender verschillende hen
gels, ecne opgave van het nas, dat men moet
gebruiken, om verschillende soorten in menigte
te vangen. Dit werk heeft eeee nlgeinrene
vermaardheid gekregen en geen Engclschmnn,
als hij een waar visseher is, zal nalaten, dit
nuttige werk te bestwleerai.
De bekende, geestige Fransche schrijver
Knrrheeft ren groot artikel aan 't visschen
gewijd. Hij behandelt daarin echter minder de j
kunst zelve, hoewel ook li ij een groot liefhebber
van visschen was, maar past dit meer toe op
't geen hem omgeeft.
Zoo zon ik kunnen voortgaan cn nog meer I
andere schrijvers opnoemendie hunne pen
aan dit onderwerp hebben gewijd en hieruit
zoo duidelijk blijken, dat het een zeer rijk
onderwerp is.
't Is een eigenaard'g gezicht, wanneer men
een gezelschap op tocht ziet gaan. Alles is
vol moed en opgewektheid; van al liet noodigc
is ieder ruim voorzien en uit den vluggen
stnp blijkt duidelijk de opgewektheid, die
allen bezielt. De frissche morgenlucht waait
hen tegen; de zon is nog niet ter kimme
verrezen en de visch slaapt nog, onbewust
van de booze plannen, die er zijn gesmeed,
onder vroolijk gesprek en aan 't ongeloofclijko
grenzende verhalen van enorme massa's viseli
door A en li en C hier en daar gevangen zet
men den tocht v<orl, tot dat men de uitge
kozene plek heeft bereikt. In den beginne
gaat het visschen in vollen ernst en wordt
door de meesten bckooilijk voortgezet, wan
neer er wat gevangen wordt, maar mislukt
dit, dan geven enkelen Int spredig op. De
pret is er af en alleen de visseher in zijn hart
gaat voort.
Verbrand door de zon en nog al bestoven
en somtijds doornatkomt het gezelschap terug
van den tocht, die gewoonlijk niet aan de
gekoesterde verwachting heeft benntwoord.
Zij, die niets gevangen hebben, worden uitge
lachen, maar weten zich of trachten zich te
wat er in mij omging? Een man, dio zelfs tegen
over zyn vorst den eed brak
„Schaamtelooze, lioud op!a viel haar moeder haar
toornig in do rede en stiot haar terug. „Hior in het
aangezicht des Gekruiston en do Heilige Mugd waagt
gji het zulko goddeloozo woorden to spreken?... Ik
zal u gelegenheid geven, uwe z.onden te betroureu
ik geel u tyd om na to donkenby do Xanneli-
terinnen Gij waagt het mot het heiligsto den spot
te drjjvon, verlorene(hior stiet zy een vreese-
lrk woord uit), „ik zal u toonon, hoo men bedorven
kinderen tot tucht 011 ordo terugbrengt.
„Val op uwe knieënga i.air binnen en zie wat
gij hebt uitgericht!... Mijne dochter een meineedige,
een moordenaarsterO! Gy Hoiligen, vergeeft my
maar dat is mijn kind niet meerhot is oen
verlorene!"
„Wanneer hy sterft... doodt mijl" sprak Marta on
verschrokken, bleek en met brandende oogen haro
moeder aanstarende. „Gy kunt myu lichaam nemen
alles, wat ik hebgeef het hem!.... Myne
liofde... mijn hart gaf ik Loon Garcziuski!"
Meer mg dan door haro woorden werd hare moedor
door hare blikken vertoornd. Haro hand ophoffendo riep
zy woedend uit:
„Men heeft my gezegd, dat gy u zelve wegwerpt,
gij dwaas, aan een menscb, die u verlaagt, die uwe
lichtzinnigheid misbruiktdie alle vrouwen naloopt
en de mannen van uwo bekoorlijkliedon vertelt, dio
u later verachtelijk zal wegwerpen evenals een be-
vlekto handschoen. ik wilde het tot nu too niet
geloovennu zogt gy het zelf!"
„Zwyg!" kryschto Marta en trad mot zulk een vaart
op haar moeder toe, dat deze een tred terugdeinsde.
..Gij noemdet my een deern duo dat, maar w oe u
(lekken door slecht visch water, lievigrn wii <1,
verkeerden wind of wat dies meer zij.
Zoo zal er in 'f leven nog al menige zaak
vol moed en vol verwachting begonnen wor
den, die evenwel de gewensehte vruchten niet
afwerpt, omdat de zoo noodige volharding
ontbrak, omdat mén zich niet In hooi lijk op
alles had gewapend, omdat de middelen, daar
toe aangewend, niet geheel in oide waren.
De echte vis-e'ier, die zijn vak in den grond
verslaat, schijnt aan 't water te kunnen zien,
of er visch zit of niet. Laat hij met een ander
uilgaan, dan v;rgt hij, terwijl de andere te
vergeefs alles beproeft. II ij kent de plekjes
en haalt er slag op slag een visch uit. 't Is
waarlijk, of zijn hengel betooverd is cn niet
zelden wekt hij de jalocrschheid op van zijnen
makker, die toch een duren hengel kocht en
zich alles van 't beste had aangeschaft.
Van waar dat?
Och! dat. is zeer eenvoudig op te lossen.
De eenc visseher heeft jaren lang ontelbare
moeite gedaan, om achter dio geheimen te
komen. Mooi weer of niet, vroeg en laat,
somtijds door en door nat, heeft hij de vis
schen in hunne woonplaatsen bestudeerd. Ilii
kent, elk geluid, dat ze makenweet, welke
waters de beste plekken opleveren, let op
wind en stroom, heeft alle mogd k' soorten
van aas beproefd, zijn hand kent het juiste
oogenblik, om op te ha'enniet te vroeg,
niet te Iaat, juist van pas. In één woord, hij
verslaat zijn vak in den grond cn daarom
vangt hij. W at baat het den ambachtsman,
of hij de duurste en fijnste werktuigen heefi,
wanneer zijne hand de vaardigheid, de juist
heid niet bezit om ze goed te gebruiken De
kostbaarste boeken zullen iemand niet geleerd
maken, als hij er nu cn dan eens in ziet en er
slechts oppervlakkig kennis mede mankt.
Beklaag u dan niet, wanneer g j niets vangt,
terwijl gij eerlijk moet bekennen, dat gij u
hoegenaamd niet met hart en ziel op do edele
hengelkunst hebt toegelegd. Zonder studio
leert men niets, al is 't maar amusement.
Gelijk alle zaken kan de lust tot visschen
ook eenc manie, eene ziekte, worden. Ik heb
een man gekend, die zijne zaak heeft \er-
vischt. Hij was een hartstochtelijk liefhebber
wanneer gO van hem leugen spreekt!Gy hubt
de band tussoban u on mij verschourd welaan
dan ben ik vry. Dien dwaas daar., geef hom alles,
wat ik bezitmaar gy, moedor, gy, die zelve eens
jong waart
Hier hield zy eensklaps opoon vreoselijk woord
bleef nog ongesproken. Graaf Itaphaol was binnenge
treden en stond nu eensklaps voor haar. Met den blik
van oen Icouwentemmer koek liy do waanzinnigoaan,
toen greep hij hare hand, als eene schroef sloten zich
zyno vingers om haar hand, zij gaf een gilzonder
wodorstand to vinden trok hy haar mede naar buiten.
Den volgenden morgen was Marta verdwenen. Nie
mand wist waarheen; graaf Hancko worstelde ten
tweeden male met den dood.
Hot was in de maand Juli, toon na oon levendig
goveeht op zekeren dag do afdeeling van den majoor
Krisinski. die in Oostelijk Polen, in de omstreken van
Chelm met nog eonigo andere benden, zooals dio on
der Jankowski en Iïueki, nog eon tijd lang liet veld
gehouden had, voor do overmacht der itusio.i verdrukt,
na volslagen nederlaag naar do grens terugtrok.
Aan do spits van do kleine kolonue rood haar chef,
oen jong man van ongeveer vijfentwintig jaren, met
lange blonde haren en bloeiende gelaatskleur, naast oen
officier van denzelfden leeftyd ongeveer.
„AVy moeten do zaken nemen, zooals zy zyn. kame
raad," zeido do chef „wij hebben onzen plicht ge
daan, meer dan de meeste anderenalleen do
heiligen kunnen wonderen volbrengen."
.Helaas.... Helaas!" antwoorddo do Ulaan n:et
nadruk en schuddo het hoofd.
„Dnanacüo kunnen wij ons troosten. Gij vooral want