A I, E M E E X A D V E R T E X T I E- 1A X 1) B O U W B L A D. 1 a 1 ZOABIAG UT F^l 9 A" 11: i w s- JUL .1 \v i:\kr.ii, II ENG KL EN. DB GEZELSCHAPS JUFVROUW M \o, 18S3. Bekendmaking <*n*(av Hoeker. 2/-fe JaAi-^anr, K 2 Dit Uu'i verschijnt tweemaal per weck Woen*- d„q en /uterdnf/avond. Bij inzending tot 's tnid<laws 12 ui o, worden Adrcrlcnlicn in het r 7 ers tuithoniei nuininer geplaatst. Ingezonden stuiken één dng vroeger. UITGEVER: T K Pm A n th: X Laak, Wijk D, X<\ 5. II C De Burgemeester van Scliagenbrengt ter alg<meeno kennis, dat, ter Secretarie aldaar, inlichtingen zijn te bekomen, omtrent de voor- v naden, waarop oppassende knapen, mits niet ouder dan achttien jaren, die lust i11 Ikt Zeemanslcven hebbeneene eer- volle en voordeelige betrekking kunnen be komen door eene verbintenis aan te gaan bij 's La lid s Vloot. Scliagen, den 17 Juli 18S3. De Burgemeester voornoemd G. LANGENBERG. II. Er zijn isschers, die een b'/ondere groote mate van volharding ontwikkelen. Wanneer we in het aangehaalde boek van Walton lezen van sommige zijner landgerooten, die uren lang op één plek bleven, omdat ze wisten, dat zieli daar in den omtrek een prachtige fo rel bevond en 't niet opgaven, dan bewonderen enkelen die standvastigheid en anderen noemen zoo'ii man een dwaas en voegen er bij: Juist iets voor een Engelschmnn En dat zeg ik hun volmondig na. Juist iets voor een Engelschmnn. Zij hebben een spnuk, builende: waar een wil is, daar is ook een weg. En dat ligt in hun karakter. Wat al groute werken zijn door hen ten uitvoer gebracht, die in den beginne voor een hersenschim werden uitgekreten en bespot, 't Was hunne volharding, die ze tot stand wist te brengen! Wij Nederlanders wor den ouk vaak stijfkoppig en volhardend genoemd. Of dit nog in de volle kracht op ons toepas selijk is, weet ik niet, maar hoe 't ook zü, dit is waar, dat standvastigheid en wilskracht wel te onderscheiden van laakbare koppig heid twee hoedanigheden zijn, die aaube- veling.-waaid zijn en waardoor men het ver kan brengen in de wereld. Vergelijk nu daarbij eens den visscher, die. wanneer hij in betrekkelijk korten tijd geen Novelle van E Do „Tulpenhof" was een groot landgoed on had zijn naam te danken aan do tulpen planten, die in het grooto park, dat hot hoerenhuis omgaf, in buitenge wone menigte en schoonheid groeiden. Dezo tulpen- planten genoten in de kringen van do tuinvrienden oen grooten naam, en zeer dikwijls kwamen van het twee uur verwijderde spoorwegstation,vreemdelingen om stokken to koopen. Zonder aanzien des persoons werden zy verwezen naar den tuinman, daar de tulpen handel by het uitgestrekto landgoed, slechts een zeer ondergeschikte rol speelde. Ook do deftige, zeer voor naam gekleodde heer, die zooeven niet zün tweespan was aangekomen, om de veelgeprezeno tulpenplanten in oogonschouvv te nemen en eenige exemplaren er van voor zyn tuin te koopen, moest, trots zijn voor naam uiteriyk, zich er toe bepalen, zyne zaken af to maken met den nederigen persoon van den tuinman. Door een knecht werd gemeld, dat hy dien in het postelyke deel van het park zou aantreffen, en hy ging :n do aangeduide richting voort. Hy moest het hee- lenhuis voorbij, een in den schoorsteen villa-stijl op getrokken gebouw met een terras, van waar een breedc stevi.cn trap naar het park voerde. Op het beet krijgt, niets vangt, den hengel op teemt, het weer op een andere plek probeert en tot verontsehuh igi ig zich z !v u prijst en zegt: ik ben te driftig van aard, om zoolang op een visch te wachten. Is 't niet loff lijk, dat hij zijn tijd te dunrachl? Wel zeker, maar iemand van dit karakter moet niet gaan visschen en moet geen werkje ondernemen, dat niet met zijnen aard overeenkomt, maar gaat hij visschen, welnu, dan moet hij ook visschen en het niet bij de minste teleurstelling opgeven, den visch zelfs geen tijd laten om naar h t aas te komen en kwaad den hengel opnemen: naar huis gaan en thuis komen met niets. Er zijn zoo van dinienschen, die wel iets ondernemen, een zaak opzetten, maar die, zoodra het niet opneemt, dadelijk weder op pakken, om liet ergere andi r-» te beproeven. Dat worden met een plat woord gezegd, van die scharrelaars iu de wereld, die het nergens vinden en lrer en daar een veer laten zitten, totdat ze bijna ka d g'plukt zijn en ongeluk kig eindige Er is «e i spreekwoord dat zegt: een rollende steen verzamelt geen mos, zoo is het tenminste wooidelijk vertaald en de betee- kenis is daarvan is gacne andere, dan dat zij, die onophoudelijk veranderen en den tijd niet behoorlijk en met oordeel afwachten ook aan de fortuin geen tijd gunnen, om tot hen te komen. Wanneer de visscher nog wat. langer op de plek vertoefde, zou hij misschien gele genheid hebben, om nog wat visch machtig te worden. 't Is w.-l opmerkelijk, dat er onder de vis schen zoo'n groot verschil van rang en stand bestaat. Een baars is een edele \isch, die vrij wat voornamer is dun de zoogenaamde plat- visch. Ook de visscher neemt, dit dikwijls in aanmerking. Terwijl hij rroolijk kijkl, wanneer het hem gelukt, een schoon gestreepte baars op te halen, is 't hun dikwijls een groote te leurstelling, wanneer dj gevangene, bij zijn verschijnen boven de watervlakte, tot een min der aanzienlijke soort bl.jkt te behoureu. Met een zekere minachting wordt hij aangezien en somtijds weggeworpen. Dat is nu heel mooi, wanneer de visscher de zekerheid heeft, dut hij nog een overvloed baars zal vangen, maar menig malen gebeurt terras prijk to oen allerprachtigste Flora, doch de vreem deling sloeg weinig ar. t op al do schoonheden, als iemand d:o zoo iots digelyks voor oogen krijgt. Juist als hij do Villa zal voorbijgaan verschijnt eon elegant pokleede dame op het terras. Als botooverd bleef do vreemdeling staan. Hij was geenszins moer op den leeftijd, waarop hart en oog voor do verrassende in drukken gemakkelyk toegankelijk is, want hy was dicht bij do vijftig. Ook zou het moeiolyk te zoggen z.yn geweest, hoo deze verschijning voor eon jeugdig toeschouwer iets belaugrijks zou hebben opgeleverd. Ilaar gestalte was in iedar geval onberispelijk: haar go- laat droeg do sporen van oone voormalige grooto schoon- hek!maar do bloei der jeugd was in den loop van minstens veertig zomers van dit gelaat verdwenen. De dame 1 iet zich door den vreemdoling aanstaren, zonder dat zyne tegen woordighoid ook maar de minste bewoging in haar gelaat teweegbracht; het was als bestond hij niet voor haar. Eindelijk als do vreemde ling zich omkeerde en hot zand ondor zijne voeten kraakte, werd do dame onrustig. Zij was namenlyk blind on alleen haar gehoor had haar nu do nabyhoid van een ander mensehelyk wezen verraden. De vreemde bezoeker zette zyn weg voort on vond don tuinman bij de tulpenplanten, die in zoo verba zende menigte groeiden, dat zy een kleine haag vorm den. Hij deed een kouze, vroog naar den koopprys en werd door den tuinman uitgeleide gedaan. „Ik heb op myn weg hierheen eene blinde dame gezien," zeidc hy tot dezen. „Behoort zij tot het goed?" „Hot is de eigenares zelve," gaf de gevraagde ten antwoord. „Hoe heet zy?" '.Mêjufvrouw Huiler." l'ri;< por jaar f-\.Franco per post f 3 GO. Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertenties van één tot vijf regels f 0 75. iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. het, dat de baars weg blijft en het resultaat, is, dat hij do weggeworpene visschen nog wel terug zoude willen hebben. Waarom zegt men een klein vischje, een zoet vischje? Die 't kleine niet eert, is 't groote nier. woerd, en nog meer dergelijke spreuken, aan het dagclijksch leven en de ondervinding ont leend en daarom zoo waar? Die menschen, die kleine winsten versmaden, en alleen oogeu hebben voor enorme voordeelen, moeten later dikwijls datgene betreuren en terugwenschen, wat ze in een oogenblik van trots te gering hebben geschat en verworpen. Zoolang men nog blij en tevreden moet zijn nut het bezir, van platvisch, zoolang moet men niet alleen naar baars verlangen. Wat gebeurt het niet dikwijls, dat een pas beginnend visscher niet oplettend genoeg is op het bijten van den visch aan het aas e i het naar beneden trekken van den dobber, die toch de verklikker is en den lungelaar waarschuwt, 't Is altijd een gewichtig oogenblik en dn niet ervaren visscher wordt zenuwachtig b.j die tokkelende beweging van den dobber. Nu geldt de groote vraag: Op halen of niet? De eene stem zegt: wel doe.:, anders is de worm er af en de visch groet u. Een andere stem zegt: laat hem doorbijten, haal niet te vlug op, hij zit er nog niet. aan Nu vraag ik in gemoede: wat moet li j doen of laten? Ja! die groote vraag wordt honderde en duizende malen door de men schenkinderen gedaan. Daar juist zit de knoop. Dat aangrijpen van 't geschikte oogenblik, dat handelen waunoer het tijd is, dat niet toege ven aan zenuwachtige opgewondenheid en ge jaagdheid, die bedaardheid in gewichtige mo menten van ons leven, dat niet aarzelendat alles is een krachtige factor van ons waarach tig levens geluk. Maar hoe weet de visscher dat? Hij, die gicn visscher iu naam is maar in derdaad, die geen hengel draagt, om dat an deren dan kunnen denken, dat hij een henge laar is, zoodanig een heeft door jaren lange studie die kennis verkregen. Dat ging zoo gemakkelijk niet, dat heeft menigen worm en menige teleurstelling gekost, daarvoor is „Mejufvrouw herhaalde do vreemdeling, nadruk op dit woord leggende, „Dus is zy niet door huwelijk aan dezo bezitting gekomen?" „Neen," antwoordde do tuinman. „Dat is zeer een voudig gegaan en toch eigenlyk ook rnorkwaardig. Iedereen óp liet good kent do goscliiclonis, want de jufvrouw maakt or geen geheim van, dat zy vroeger eene arme onderwyzeros was. zonder ouders en zonder middelen. Slechts van hare blindheid spreokt. zij uiei. Zu heeft namenlyk dat gebrok niet mede op de wereld gebracht, maar zag tot haar twintigste jaar even zoo goed als u en ik. Waardoor zy haar gc-zi Ut verloor, weet geen inonsch. En wio er naar vraagt, dia hoeft het by haar bodorvon, want zy hoeft hare eigen ineeuing, maar anders is zij zeer goed, ja welt" „Hoe kwam zy dan aan het groote goodvroeg do vreemdeling. „Nu, als zy getroffen werd door hot ongeluk, dat zij blind werd," vertelde do tuinman, „was hot natuur- lyk met hot ondorwijs geven voorby en zy wist niet waarvan zij in do toekomst moest leven. Daar viel haar in. dat zy eon bloedverwante ha-i, dio z.oer rijk was. Hij had zich wel is waarom haar on hiro gestor vene oudors weinig bekommerd, maar in liaro veir- twjjfoling schroef zij hem oen brief of liever, iietdio i door een ander schrijven en bad om huip. Do brief kwam echter wedor terug, dinar do bloedverwant ih- tusschon gestorven was. l)at hield zy natuurlijk voor een groot ongeluk en toch zou het haar geluk worden. Zy kwam namenlyk op de gedachte, of zij als bloed verwant niet eoriige aanspraak op do orfonis zou kun nen maken, ai was dio ook nog z.oa kloin. Daarom wondde zij zich tot eon advoka.it; dezo nam do zaak ter hand en bracht het zo ever dat dó'arme blindere

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1883 | | pagina 1